Vorige week stelde ik de nadelen van campagnes als de Ice Bucket Challenge aan de orde. Vandaag wil ik nog eens kijken naar de morele kant van de zaak: in hoeverre meedoen aan de ICB of Serious Request een morele deugd, namelijk liefdadigheid is.
Over de nadelen van de IBC schreef Lisa van der Velden een interessant artikel in de Volkskrant. Haar conclusies zijn wat positiever dan de mijne: zo heeft de IBC erg veel geld opgebracht en is het onwaarschijnlijk dat het andere doelen echt wegdrukt.
Evengoed is de optelsom niet erg gunstig voor de IBC. In elk geval, zo stelt het artikel, moet het de IBC worden aangerekend dat er geen inhoudelijke link is tussen het jezelf overgieten met ijswater en het bestrijden van ALS. En daarmee lijkt, in al het mediageweld, de boodschap verloren te gaan. Bovendien heeft de aandacht het karakter van een hype, wat betekent dat ze ook weer snel kan verflauwen. En het is maar de vraag of het ingezamelde geld nuttig besteed kan worden.
Van eerdere ‘viral’ campagnes als van #Bringbackourgirls, #Livestrong, #Kony2012, #Haitirelief en #PinkRibbon kan worden geleerd dat het doel vaak vaag is, dat ingezameld geld vaak verkeerd wordt besteed, dat het vooral een platform is voor beroemdheden en dat mensen na aanvankelijk enthousiasme ook weer razendsnel op een nieuwe ziekte, oorlog of misstand overschakelen.
Hoewel bovenstaande kritiek op virale campagnes al ernstig genoeg is, kan hen nog iets anders worden verweten. Van veel van de (inzamelings)acties kan ook nog worden gevraagd of ze überhaupt wel liefdadig zijn.
Alle liefdadigheid wortelt in een waargenomen ongelijkheid tussen mensen: ik ben rijk en jij arm, ik ben gezond en jij ziek/gehandicapt, ik ben vrij en jij gevangen, ik heb een huis en jij bent dakloos. Vervolgens kan de bevoorrechte partij besluiten iets aan die ongelijkheid te doen, door wat af te staan. Meestal geld, maar soms ook gezondheid (denk aan dokters die ziek worden bij het bestrijden van een epidemie), vrijheid (gevangenen bezoeken is een klassiek werk van barmhartigheid) of woonruimte (een vluchteling in huis nemen, bijvoorbeeld).
Om werkelijk liefdadig te zijn, moet een actie aan een paar eisen voldoen:
1. Het offer moet vrijwillig zijn en niet afgedwongen. Als de regering mij zou dwingen om een asielzoeker een kamer te geven, is die huisvesting natuurlijk geen goede daad van mij. En dat geldt ook als ik alleen aan een goed doel doneer omdat media of mijn directe omgeving me bij weigering bestraffen. De Ice Bucket Challenge voert door zijn kettingbrief-vorm de sociale druk op mensen, vooral beroemdheden, dermate op dat het bezwijken voor die druk nauwelijks nog als goede daad kan worden gezien. (In Amerika houden media actief bij welke sterren er wel al genomineerd zijn voor een ijsemmer, maar nog steeds de status van ‘no ice’ hebben. Zij kunnen bijna niet anders dan de meute haar zin geven.)
2. Als ik slechts een (zelf)geschapen onrecht herstel, doe ik ook niets bewonderenswaardigs. Natuurlijk kunnen meningen hierover verschillen, maar als je door een kronkel in onze economische werkelijkheid duizenden keren het modale loon verdient, is dat een mate van ongelijkheid die als een vorm van onrecht kan worden beschouwd. Van je miljardenvermogen een deel ‘terug’-geven is dan niet de daad van een grote ziel.
3. De gift moet je iets ‘kosten’. Een uurtje van je gewone werk veilen voor een goed doel, of je beroemdheid als betaalmiddel inzetten – het kan natuurlijk wat opleveren als inzamelingsactie en als zodanig is het ook prima. Maar het kost jou weinig tot niets en je zou jezelf er niet voor moeten laten bewieroken door Giel Beelen en consorten.
En wat ‘gewone’ mensen betreft: in je zwembroek in de tuin gaan staan en koud water over je heen gooien is niet echt een voorbeeld van vrijgevigheid.
4. Een gift moet jezelf niets opleveren. Of in elk geval: het moet je minder opleveren dan kosten, en de eventuele opbrengst moet niet de reden zijn waarom je handelt. Bij de ICB laden veel deelnemers de verdenking op zich dat ze alleen meedoen omdat ze dan op internet kunnen laten zien hoe ‘cool’, nobel of beroemd (hoor maar eens wie ik nomineer!) ze zijn. Bij Serious Request is het evident in het voordeel van allerlei beroemdheden (wier marktwaarde van hun bekendheid afhangt) om aan een dergelijk evenement deel te nemen.
5. Het laatste en belangrijkste punt. In liefdadigheid moet ‘liefde’ zitten, zoals in het Engelse woord ‘charity’, dat zowel naastenliefde als liefdadigheid betekent. Het moet caritas zijn. Op zijn minst moet er dus enige zorg uit spreken en oprechte belangstelling voor een ander, die je kostbaar, carus moet zijn.
In onze wereld is die ander, de ontvanger, doorgaans onzichtbaar – oorlogen en hongernoden zijn vaak ver weg; in Nederland zijn er slechts ongeveer 1000 ALS-patiënten. Daarom is het juist zo belangrijk die ander in het oog te houden. In de meeste IBC-filmpjes wordt de ziekte ALS niet eens genoemd, laat staan dat er aandacht is voor de mensen die eraan lijden.
Bij initiatieven als Pink Ribbon, Livestrong, Alpe d’Huzes en Serious Request lijkt het ‘goede doel’ vaak een beetje een bijzaak te zijn. Mensen rennen en fietsen zich een ongeluk, dragen symbolen van hun solidariteit, fotograferen en filmen erop los en delen zoveel mogelijk in (sociale) media. Maar daarbij lijkt het vaak meer om de gever dan om de ontvanger, meer om de actie dan om het goede doel te gaan. Sowieso stralen de acties zoveel mogelijk positiviteit (“We’re grabbing cancer by the horns”), strijdlust (“Zet mijn strijd tegen ALS voort”), gezelligheid (een ‘verwennerij’ tegen borstkanker) en soms regelrechte gekkigheid uit (poepen op handtekeningen van BN-ers, katten castreren, onderwaterbreien). De lijdende medemens wordt doorgaans buiten beeld gehouden.
Echte liefdadigheid heeft te maken met aandacht voor andere mensen, een aandacht die wordt gemotiveerd door medelijden en naastenliefde. Ik weet het, medelijden staat tegenwoordig in een minder gunstig daglicht, net als het begrip ‘aalmoes’ (afgeleid van het oud-Grieks voor medelijden, eleèmosyna). En het is niet voor niks dat ‘liefdadigheid’ is verdrongen door het begrip ‘goed doel’. Liefdadigheid is concreter, meer iets dat van persoon tot persoon gaat; een goed doel is abstracter, meer iets dat van instrument tot resultaat voert. Bij een ‘goed doel’ gaat het niet om het genezen van een zieke, maar het bestrijden van een ziekte. Niet om het voeden van een hongerige, maar het voorkomen van honger.
Liefdadigheid is pijnlijker, meer confronterend. Goed doel is veiliger, meer afstandelijk.
Bij een goed doel kan elk middel gebruikt worden – het goede doel lijkt alle middelen te heiligen. En als degene waar het om gaat niet zo zichtbaar is, lijkt elke ‘bijdrage’ goed – ook als het maar een tweet, een like of een electronische ondertekening van een petitie is.
Is ‘bewustzijn vergroten’ een vorm van liefdadigheid? Misschien. Maar stel je eens voor dat je een ALS-patiënt tegenkomt: ga je dan trots vertellen dat je aan de IBC hebt meegedaan om mensen ‘bewust te maken’ van ALS? En als je dat zou vertellen, wat denk je: zou de ander jou dan dankbaar zijn? (Lees de laatste column van Pieter Steinz om te horen wat een ALS-patiënt van de IBC en andere campagnes vindt.)
Liefdadigheid bestaat alleen waar wij de ander in beeld hebben. Waar we beseffen dat ‘zij’ net als wij zijn, en wij net als zij. Liefdadigheid moet uiteindelijk de erkenning inhouden dat wij als mensen alleen leven bij de gratie van anderen – en dat de ‘gever’ van vandaag de ‘ontvanger’ van morgen kan zijn.
There but for the grace of God go I – dat besef. Slechts als dat doorklinkt in een campagne, kunnen we van een echt goed doel spreken. Voor een goed doel moet er namelijk ook een goed middel zijn.