De afgelopen weken heb ik op deze plek de kwestie ‘wolf’ besproken, volgens de regels van de middeleeuwse disputatio. We bekeken eerst een voorlopige stelling: de wolf moet in Nederland kunnen verblijven; met daarop de belangrijkste tegenwerpingen: Videtur quod, het lijkt erop dat we wolven uit Nederland moeten verjagen, want… (ze veroorzaken schade, we hebben de ruimte niet, etc.). Daarentegen (sed contra)… Tegen de anti-wolf beweringen spraken weer andere argumenten.
Vervolgens zagen we dat de pro-wolf (tegen-tegen-wolf) argumenten ook nog wel gaten vertoonden. En uiteindelijk kwamen we na twee artikelen uit op de conclusie dat het allemaal om ruimte draait. Momenteel heeft Nederland geen ruimte voor wolven, behalve misschien op de Veluwe. (Maar daar zelfs beperkt, omdat het Nationale Park de Hoge Veluwe met hekken wolven en hun prooidieren van andere natuurgebieden probeert buiten te houden.) En buiten Gelderland is het maar de vraag of we de wolf ruimte kunnen bieden. In elk geval moet er daartoe heel veel meer ‘natuur’ en heel veel minder vee komen.
Dus. Zover zijn we. Ruimte voor de wolf óf voor ons vee, voor natuur óf cultuur – daar lijkt het op neer te komen.
Dus dan is de vraag? Hoe beslissen we deze kwestie? Hoe maken we uit wat wij mensen de wolf verplicht zijn? (En wat hun prooidieren?)
Natuur en cultuur
Allereerst moeten we de begrippenparen natuur en cultuur, mens en wolf, nader bezien. Op het eerste gezicht lijken het twee tegenstellingen, maar klopt dat wel?
Zeker, mensen hebben de neiging om zichzelf te onderscheiden van de natuur. Maar waar zetten ze zich dan tegen af? In Nederland is er, zoals al vaak is betoogd, geen ‘echte’ natuur meer, in die zin dat er nog ruimtes zouden zijn waarop de mens geen invloed uitoefent. Elke vierkante meter is hier onderdeel van een bestemmingsplan. En zelfs al was dat niet zo: het onderscheid tussen natuur en cultuur, en het bepalen waar het ene begint en het andere ophoudt: dat is een zaak van de mens, van onze maatschappij. En wat wij tot ‘natuur’ verklaren is voor een groot gedeelte bepaald door film, tv, literatuur, poëzie. Door cultuur, kortom.
Er is een oude Latijnse uitdrukking homo homini lupus, te vertalen als ‘de mens is voor de mens (als) een wolf’. Je zou dit gezegde ook om kunnen draaien: lupus homini homo, ‘de wolf is voor de mens (als) een mens – dat wil zeggen, wij zien in de spiegel van de natuur altijd vooral onszelf. In de grijns van de wolf lacht een mens ons toe.
Zorgvuldig hebben wij al het vreemde, ongrijpbare, gevaarlijke uit de natuur verwijderd, tot we in het bos van Bambi leefden. Zeker, dat woud kunnen we (nog net) onderscheiden van een stad of dorp, maar al nauwelijks van een boerderij of landgoed. En ik zeg ook niet dat we het onderscheid moeten laten varen, het is belangrijk voor mensen om zich van iets non-menselijks te onderscheiden. Maar dat non-menselijke is tegelijk een menselijke creatie, dat moeten we beseffen.
De wolf, als soort en als ‘kwestie’, is een schepping van ons. Zo hebben wij ook samen bepaald dat wolven beschermde dieren zijn die alleen onder speciale omstandigheden mogen worden lastiggevallen (en alleen onder héél speciale omstandigheden gedood).
Onze verhouding met de natuur is – noodzakelijk – een mythische. We verzinnen een groot verhaal waarin wij onderdeel zijn van de natuur, of ons juist ontworstelen aan de natuur, of misschien, eraan ontstijgen en op een hoger niveau weer terugkeren – nadat we geleerd hebben dat onze onderwerping van de natuur slechts een onderwerping van een gedeelte van onszelf was.
Maar. Hoe we die verhouding ook zien – dat perspectief is belangrijk voor ons en onze omgang met de natuur.
Individu en soort
Nog een belangrijk begrippenpaar: individu en soort. Over dit duo kan worden gezegd dat we de dieren waarmee we intiem zijn – huisdieren, hobby-vee – anders behandelen dan de dieren waarmee we een minder sterke band hebben, zoals ‘wilde’ dieren en vee in de bio-industrie.
Een huisdier zien we vooral als individu. Onze hond is eerst en vooral ‘Tarzan’, en niet zozeer een Duitse herder. Een koe in de wei en zeker een koe in een grote stal is tegelijk een individu – ‘Klara’ – en een exemplaar van een soort met bepaalde eigenschappen. En die eigenschappen worden vooral kwantitatief bekeken: zoveel kilogram aan vlees, zoveel liter melk… En een ‘wild’ dier is meestal alleen een vertegenwoordiger van de soort. Een wolf is een wolf is een wolf.
Jegens huis- en hobby-dieren hebben we andere verplichtingen dan jegens ‘vee’ en ‘wild’. Wreedheid en misbruik is bij elke categorie uit den boze, maar bij dieren die voor ons een individu zijn hebben we een hogere plicht dan ze niet te mishandelen: we moeten actief hun welzijn nastreven. We moeten ze voeden, we moeten ze verzorgen als ze ziek zijn, we moeten ze een zachte dood laten sterven (en niet door een wolf laten verscheuren).
Iedereen, denk ik, kan het er over eens zijn dat we een wilde wolf niet hoeven te voeren (niet door het uitzetten van herten en zwijnen en niet door het toegankelijk maken van schapen en pony’s). We hoeven een zieke wolf niet naar een dierenarts te brengen en zacht te laten inslapen. Die zaken zijn niet verenigbaar met wat het betekent een wild dier te zijn. (Ik weet het, voor dieren die onze omgeving komen, maken we vaak een uitzondering: daarom bellen we voor een gewonde zeehond of zwaan de dierenambulance.)
Wat we een wolf wel verplicht zijn, zijn we verplicht aan zijn soort. En wat zijn we aan de soort wolf verplicht? Het beschermen van zijn habitat.
Schapenboerderijen zijn geen natuurlijke omgeving voor een wolf – misschien dat ze daarom zo’n vreemd ‘wreed’ gedrag vertonen door prooidieren niet af te maken en meer te doden dan nodig is. De Veluwe is wel een goede omgeving en die moet daarom ook als zodanig, als wolvenreservaat, beschermd worden. Zodat de wolvenpopulatie kan bloeien en groeien, tot ze een maximale omvang heeft die zich verdraagt met het aantal prooidieren in het gebied.
Ik zie niet in waarom we de soort wolven zouden moeten bevorderen door ze onze schapen en geiten te voeren, zodat er meer wolvenroedels ontstaan dan onze natuur aankan. Maar binnen natuurgebieden liggen de zaken anders. Ik kan me bovendien voorstellen dat we natuur uitbreiden door bijvoorbeeld aparte gebieden met elkaar te verbinden. Maar dan nog steeds staat het principe voorop dat alleen de soort wolf beschermd moet worden – niet de ene rondzwervende wolf in Brabant of het eenzame roedel in Friesland. Als samenleving kunnen we besluiten de wolf meer ruimte te geven en de mens (met zijn huisdieren) minder. Of andersom. Maar de scheidslijn tussen de bescherming van het individu (Wolf) en de soort (wolf) blijft bewaard. En de regel dat we de wolf alleen binnen natuur kunnen beschermen, niet in ‘menselijk’ gebied.
Een balans
Kortom. Binnen natuurgebieden moet alles gericht worden op het welzijn van een gezonde populatie wolven. Ook als dat een kudde moeflons kost. Binnen het natuurgebied (voor zover we het als natuur definiëren) is een moeflon geen individu, maar een exemplaar van een wolvenprooi-soort.
Buiten het natuurgebied gaan rechten van ‘individuele’ hobby-dieren voor rechten van ‘generieke’ wolven. En de economische rechten van een boer boven die van ‘schadelijke’ dieren als ganzen, mezen, herten, zwijnen en wolven. Daar mag een wolf dus worden geweerd, afgeschrikt (met paintball geweren bijvoorbeeld) of afgeschoten. Steeds met minimale middelen die zo diervriendelijk mogelijk zijn, natuurlijk.
Zo zou best in Nederland een balans kunnen ontstaan waarin wolven op een gegeven moment in grote natuurgebieden een prima leven kunnen hebben (en alles toevoegen wat we aan herwildering zo mooi vinden), terwijl we ze tegelijk met succes uit ‘onze’ dorpen en steden weren. Dat alles zal vast enige tijd kosten, maar het lijkt niet onhaalbaar. Onhaalbaar lijkt me wel de zwart-witte definitie van de wolf als soort die overal beschermd moet worden. Die harde lijn is niet verenigbaar met wat we onze huis- en hobbydieren verplicht zijn. En onze eigen soortgenoten.