Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of voel je jezelf een beetje opgejaagd?
Hier is een moment voor jezelf.
Lees het volgende verhaal:
Orpheus en Euridyce
Orpheus was de beroemdste zanger van Thracië, ja van heel Griekenland. Van zijn moeder, de muze Kalliope, had hij de mooiste stem op aarde geërfd, en wanneer hij die stem begeleidde met een door Apollo geschonken lier, dan stopten vogels met zingen, bomen met ruisen en weenden stenen bitterzoete tranen.
Orpheus was verliefd op de nimf Euridyce, en de nimf was verliefd op de zanger. Op de dag van de bruiloft wachtten ze op de eregast, de huwelijksgod Hymenaeus. De aanwezigheid van de god moest hun huwelijk geluk brengen, maar helaas gebeurde het tegenovergestelde. De god was somber en zong niet zijn gewone hymne op echtelijke liefde. Ook zijn liefdestoorts brandde niet volop, maar sputterde en spetterde.
De slechte voortekens werden nog overtroffen door het onheil van die dag. Toen Euridyce met haar medenimfen door het bloeiende veld liep, werd ze gebeten door een adder. Levenloos zonk ze ter aarde.
Na Euridyce’s dood vulde Orpheus zijn dagen met weeklachten. Omdat hij zich geen leven zonder haar kon voorstellen daalde hij af naar de onderwereld, om daar haar lot te delen. Met zijn gezang verleidde hij Charon hem over de Styx te zetten en ontwapende hij de driekoppige waakhond Cerberus. Hij trad voor de tronen van Hades en Persephone en sprak, begeleid door zijn lier: Goden van de onderwereld, ik kom hier vanwege mijn vrouw, wier levensdraad werd afgesneden voordat ze in haar bloei was. Ik wens dat ik sterk genoeg zou zijn om mijn verlies te verdragen. Ik heb het geprobeerd, maar ik kan niet zonder haar leven. Ik smeek jullie: weef opnieuw de draad van haar leven en laat ons de aangemeten tijdsspanne op aarde samenleven. En als dat niet mogelijk is, dan wil ik sterven en hier in jullie domein bij haar blijven.
Terwijl hij deze woorden zong waren de bloedeloze schimmen in tranen. Tantalus deed geen poging naar het terugtrekkende water te grijpen, Ixions rad stond stil, de gieren taalden niet meer naar Tityus’ lever, de Danaïden lieten hun lekkende urnen staan en Sisyphus ging op zijn rotsblok zitten. Voor de eerste keer, zegt men, werden zelfs de wangen van de Furiën nat van tranen, zo aangedaan waren ze.
De koning en koningin van de onderwereld konden Orpheus’ pleidooi niet weerstaan. Ze lieten Euridyce roepen en al snel kwam ze aangestommeld, nog gehinderd door haar voet. Hades verkondigde dat Orpheus zijn bruid naar buiten mocht leiden, maar op voorwaarde dat hij niet naar haar om zou zien – als hij dat wel deed, zou Euridyce in de onderwereld moeten blijven.
Samen namen ze het stijgende pad, in de stilte, over een steile donkere weg, gehuld in niet aflatende duisternis, tot ze bijna weer aan de oppervlakte waren. Orpheus had een tijdje niets meer van Euridyce gehoord en hij was bang dat haar kracht tekort zou schieten. Om haar toch even te zien draaide hij zich om – en zag haar voor zijn ogen terugvallen in de diepte. Hij strekte zijn hand naar haar uit maar greep slechts in de lucht. Euridyce, die een tweede dood stierf, uitte geen klacht of verwijt – hoe kon ze zich beklagen dat ze was bemind? Haar laatste vaarwel bereikte nauwelijks zijn oren, daarna was ze verdwenen.
Getroffen door dit tweede verlies was Orpheus eerst met stomheid geslagen. Daarna begaf hij zich nogmaals naar de veerman van de Styx, maar die weigerde hem over te zetten. Zeven dagen bleef hij aan de rivieroever zitten, zonder voedsel en met slechts zijn tranen als drank. Toen keerde hij terug naar het Rhodopegebergte en bracht daar drie jaar in eenzaamheid door.
Lees dan het volgende Somalische gedicht:
Weeklacht van de dichter na de dood van zijn vrouw – Raage Ugaas
Zoals de klok van yucub hout om de nek van gecastreerde kamelen die wegrennen, Of als kamelen die van hun jong zijn gescheiden, Of als mensen die reizen om een nieuw kamp te vestigen, Of als een put waarvan de wanden gescheurd zijn, of een rivier die zijn oevers overstroomt, Of als een oude vrouw wiens enige zoon is gedood, Of als de armen die de restjes verdelen voor een karig maal, Of als bijen die een korf binnengaan, of voedsel dat knapt in de pan, Dreef mijn weeklacht gisteren alle slaap uit de kampen. Ben ik beroofd van huis en haard? Is de afgunst van anderen op wonderbaarlijke wijze bevredigd? Ben ik het gerookte vlees en de rijkelijke reserves voor magere tijden kwijt? Ben ik vandaag van het schaakbord genomen? Ben ik op een zadel naar een verre en verlaten plek gedragen? Heb ik mijn scheen gebroken, een bot dat niet te helen valt?
Beluister tenslotte het volgende lied: