382. Anti-Oedipus

Posted on 24 mei 2022 in Blog, Featured

382. Anti-Oedipus

In zijn roman De Ondraaglijke Lichtheid van het Bestaan voert Milan Kundera een chirurg op die na de inval van de Russen in Tsjecho-Slowakije om politieke redenen zijn baan verliest. Een tijd eerder heeft hij namelijk, tijdens de Praagse lente, een kritisch artikel over communistische leiders geschreven – en dat weigert hij na de invasie in te trekken.

Het artikel van chirurg Tomas vergelijkt communistische machthebbers met de oude Griekse koning Oedipus.
Toen Tsjechen zich in de lente van 1968 vrij voelden om kritiek te uiten, beschuldigden ze de communistische coupplegers van na de Tweede Wereldoorlog van alle ellende die zich in de daaropvolgende twintig jaar had voorgedaan: Tsjecho-Slowakije was arm en geïsoleerd geraakt, afhankelijk van Kremlin-steun en -toestemming, en dissidenten waren in schijnprocessen tot de dood veroordeeld.
En de communisten zeiden: maar wij waren te goeder trouw! We wisten niet wat er aan de hand was! We zijn onschuldig!
Tomas betoogde in zijn artikel dat het helemaal niet ging om de vraag of ze echt niet geweten hadden dat ze hun land aan de duivel uitleverden. Het ging erom of onwetendheid een einde maakt aan schuld en verantwoordelijkheid.
En hij vergeleek hen met Oedipus, die ook niet wist dat hij zijn vader vermoordde en met zijn moeder vier kinderen kreeg. Maar toen hij het ontdekte, riep hij niet dat hij onschuldig was: hij stak zijn ogen uit en ging in ballingschap.

OIP.8yQ1FDhCGuSkH9yFTUdYCAHaEG

Verantwoordelijkheid
Vorige keer heb ik op deze plaats over verantwoordelijkheid geschreven, en hoe het accepteren van blaam of lof onze vrijheid schept.

Onze maatschappij draait om het toewijzen en aanvaarden van verantwoordelijkheid, om het belonen van verdienste en het bestraffen van schuld. Deze morele dimensie bepaalt onze relaties, van vriendschap tot burgerschap en van collegialiteit tot liefde. Hij vormt ook onze sociale emoties, zowel dankbaarheid als sympathie, woede als aardig vinden, schuld als schaamte, vertrouwen als wantrouwen.
Mensen zijn mensen door het stelsel van schuld en verdienste.

Dit stelsel wordt ondergraven, zo begrijpt chirurg Tomas (Milan Kundera) heel goed, wanneer mensen hun verantwoordelijkheid niet nemen. En wanneer ze zich niet schamen voor dingen die ze fout hebben gedaan.

Dat politici vaak aarzelen hun verantwoordelijkheid te nemen, is geen nieuws. Waarschijnlijk doen ze dat al sinds ze verantwoordelijkheid af moeten leggen aan mensen en niet meer aan goden, zoals bij Oedipus nog het geval was. Mensen zijn immers niet alwetend en als je blaam kunt ontlopen door plausible deniability is dat een logische stap.

Sommige mensen hebben uit plausible deniability een carrière gemaakt – zoals onze minister-president.
Hij is daar de laatste jaren vaak om bekritiseerd, ook vorige week weer na het nieuws over zijn gewiste berichten.

Menig columnist lepelde zonder moeite een lijst van misstanden op waarbij de premier ‘geen actieve herinnering had’, ‘zich achteraf iets verkeerd herinnerde’, ‘het niet precies scherp had’, ‘geen herinnering had aan stukken’ of ‘nul herinnering had’. Het bonnetje van Teeven, het bombardement op Hawija, de datsja-leugen van Halbe Zijlstra, het afschaffen van de dividendbelasting, het afschuiven van Omtzigt en zijn eigen rol in het Toeslagenschandaal: alles kon geloofwaardig ontkend worden. Nou ja, niet echt geloofwaardig, maar: niet te falsificeren.

En waar Rutte wel aansprakelijkheid erkende, zoals voor de collectieve rol van zijn kabinet in de de Toeslagen-ellende, bleef corrigerende actie uit en werden problemen niet opgelost. Zestienhonderd kinderen zijn nog steeds uit huis geplaatst, slachtoffers zijn nog niet gecompenseerd.
En ook: waar Rutte zei zich ‘diep te schamen’ over het feit dat asielzoekers in Ter Apel buiten moesten slapen, deed hij noch zijn kabinet iets om de krapte in de asielketen te verlichten (bedenk dat die krapte er tijdens zijn vorige drie kabinetten er ook al was).
NRC-columnist Stephan Sanders schreef terecht:

Een premier die zich zegt te schamen, open en bloot op televisie, zal daar consequenties aan moeten verbinden. Schamen gaat over sociaal falen, en als je een regeringsleider bent is dat falen nooit vrijblijvend, want je draagt de eindverantwoordelijkheid voor het kabinetsbeleid.

Sanders merkt ook op dat schaamte geen reden moet zijn om weg te duiken, om ‘in de grond te willen zakken’, maar om de reden van schaamte te verhelpen:

Ik stel niet voor dat onze premier zich wegdenkt of wegtovert, maar wel dat hij als volwassen man alle inspanningen levert die nodig zijn – tot ‘overspannenheid’ aan toe.
Schaamte, niet als excuus, maar als wegwijzer voor een beter plan van aanpak.

Unknown

Collega-columniste in De Volkskrant Sheila Sitalsing trok een eendere conclusie. Ze memoreerde dat Rutte’s ‘nieuwe bestuurscultuur’ eigenlijk alleen betekent dat je dingen doet zoals ze horen te gebeuren:

Het is als met die nieuwe bestuurscultuur in Den Haag. Die komt bij nadere beschouwing ook gewoon neer op de dingen doen zoals ze ooit bedoeld waren. Eerlijk zijn, laten zien hoe je bent gekomen tot een ingrijpend besluit, ingrijpend besluit niet nodeloos vervuilen met politiek handjeklap, in de gaten houden of een ingrijpend besluit netjes kan worden uitgevoerd en of er niet iemand onder de wielen raakt, bij onverhoopt overrijden meteen sorry zeggen en schade vergoeden en systeem aanpassen en zonder huilen je functie neerleggen en je langdurig diep gaan schamen.
Klinkt niet moeilijk. Toch zijn er mensen die ermee worstelen. De premier bijvoorbeeld. Hij had ‘radicale ideeën’ over goed bestuur, maar woensdag stond hij gewoon weer te rutteren over zijn mogelijke overtreding van de archiefwet (zie ook hierboven onder het kopje: eerlijk zijn).

Sanders noch Sitalsing noemt Oedipus, maar met Milan Kundera in het achterhoofd kunnen we zien dat Mark Rutte de Anti-Oedipus is. Waar Oedipus alles doet om dingen in de openbaarheid te krijgen, zelfs wanneer dat hem schaadt, doet onze premier alle moeite om zaken niet te weten. Waar Oedipus verantwoordelijkheid neemt voor zaken die hij onwetend en onopzettelijk gedaan heeft, acht Rutte zich niet aansprakelijk voor misstanden die door zijn beleid en zijn kabinetten zijn veroorzaakt.

Tragische ironie
Koning Oedipus is trots op zijn vermogen zaken aan het licht te brengen, door zijn nieuwsgierigheid en zijn vermogen om logisch te denken. Hij is het immers geweest die het raadsel van de Sfinx heeft opgelost – welk dier gaat ’s ochtends op vier benen, ’s middags op twee en ’s avonds op drie? Hij zal dus ongetwijfeld ook het raadsel van Apollo’s orakel oplossen – verban de moordenaar van koning Laius op Thebe van de pest te bevrijden.

Dat hij met deze zoektocht zichzelf zal vinden – en vernietigen – is een voorbeeld van tragische ironie, waarmee Sofokles’ stuk vol zit. Als toeschouwers en lezers die de afloop al kennen, huiveren we bij onbewuste verwijzingen en voorspellingen als

Die man, wie het ook zij, mag niemand nog
in ’t land hier, waar ik macht en troon bezet,
aan huis ontvangen, niemand zal hem toespreken,
hem niemand naast zich dulden als hij bidt
of offert of gewijde water sprenkelt.
Elkeen zal hem wegstoten van zijn drempel,
want hij bezoedelt ons, naar ’t gods-antwoord
uit Delphi mij daareven heeft verklaard.

(vers 236-243, vertaling Emiel de Waele)

of

Want niet voor ergens verre vrienden, maar
voor mijzelf schud ik deze bloedschuld af.
Want wie hem neersloeg kan allicht aan mij
zijn hand ook slaan, mij treffen in zijn wraak.
Hem helpend dien ik dus mijn eigen zaak.

(137-141)

En wij weten: de moordenaar van Laius zal inderdaad Oedipus treffen in zijn wraak, maar op een andere manier dan die denkt. En door Laius te helpen schaadt Oedipus juist zichzelf.

Er zijn in de loop van Oidipous Tyrannos tal van momenten waarop de koning kan besluiten zijn zoektocht te staken en te kiezen voor zalige onwetendheid – en geloofwaardige ontkenning. De ziener Teiresias raadt hem daartoe, en zijn vrouw Iocaste, wanneer haar de waarheid duidelijk wordt. Zelfs op het laatste moment, voordat de herder die hem als baby gered heeft het laatste stukje van de puzzel aandraagt, kan Oedipus nog de dans ontspringen. De herder wil namelijk liever zwijgen, maar Oedipus laat hem arresteren en dwingt hem te praten:

– Ach ach! Waarom? Wat wilt gij verder weten?
– Gaaft gij hem het kind, waar hij naar vraagt?
– Ik gaf het. Was ik maar die dag gestorven!
– Dat komt nog, als gij niet behoorlijk antwoordt.
– Nog eerder komt het, als ik spreken zal.
(1159-1162)

En de herder vertelt hoe hij het kind uit de handen van Iocaste kreeg, om om te brengen, uit vrees voor een negatief orakel. En dat hij het aan een Corinthische herder gaf, die het naar koning Polybus bracht

en tot ramp voor allen heeft gespaard.
(1179)

Waarop Oedipus de schellen van de ogen vallen:

Wee, wee mij! Alles wordt nu duidelijk.
O licht, u zie ik thans voor de laatste maal,
nu bleek wie’k ben: vervloekt voor mijn geboorte,
bloedschendig levend, vadermoordenaar.

Vervolgens gaat hij het paleis binnen, vindt de opgehangen Iocaste en steekt met haar gesp zijn ogen uit. Die daad van zelfverblinding bevat een verwijzing naar alles wat voorafging en volgt: Oedipus’ nietsontziende – en nietsziende – jacht op de waarheid, en zijn onvermogen om de wereld na de onthulling in de ogen te kijken, om de beschuldigende blik van zijn kinderen in Thebe te zien, of die van zijn ouders in Hades.

OIP.nzqY3Sk5nacRugWd2OqA_QHaE7

Eerder, in zijn twistgesprek met Teiresias, heeft Oedipus zich triomfantelijk als ‘de niets-wetende’ (ho mèden eidoos Oidipous) betiteld. Hij bedoelde: niets-wetend van vogelwichelarij of orakel-interpretatie – maar wel wetend als het de beantwoording van Sfinxen-raadsels betreft. En dus zal hij de orakelspreuk van Delphi ook wel eens even ontraadselen.
Wat hij op dat moment echter niet begrijpt (en Teiresias wel) is dat het antwoord op Sfinx en Apollo eigenlijk hetzelfde is: het is de mens Oedipus, die als gebonden baby op handen en voeten kruipt, als man op twee benen zijn vader doodt en als blinde grijsaard met stok door vreemde landen zal dolen.

Wie, Kundera volgend, Oedipus naast een moderne politicus zet, zal op het eerste gezicht een grote tegenstelling ontwaren. Maar toch: afgelopen week bleek Mark Rutte een slachtoffer van tragische ironie, toen hem op grond van zijn telefoongedrag allerlei snode plannen werden aangewreven.
Zoals Correspondent-journalist Jesse Frederik ontdekte, verstootte Rutte met zijn eigenmachtig wissen van sms-jes niet tegen de Archiefwet of tegen de Handreiking Chatberichten 2020 – niet tegen de letter en niet tegen de geest van deze regelgeving.

Je kunt natuurlijk bezwaar hebben tegen de Archiefwet of tegen de Handreiking Chatberichten, maar de premier ging hier niet zijn boekje te buiten.
Dus wat blijft er dan over? Niets eigenlijk, anders dan de suggestie van de leugen. De suggestie dat Rutte selectief sms’jes verwijdert om zijn vingerafdrukken maar niet op de plaats delict achter te laten. Want vergis je niet: de premier, die snoodaard, trekt overal aan de touwtjes. Toeslagenaffaire – Rutte. Uithuisplaatsingen – Rutte. Burgerdoden in Hawija – Rutte.

En precies deze ‘suggestie van leugen’ maakt nu natuurlijk het ironische van deze situatie uit, zoals ook uit een samenvatting van de NRC blijkt:

‘SMS-gate’ of ‘Nokia-gate’, zoals sommige briefschrijvers het maar meteen noemden, leidde tot een hausse aan brieven waarin voor de zoveelste keer de bijna langstzittende premier onder uit de zak kreeg.
„Zelfs in z’n telefoon heeft Rutte een selectief geheugen”, grapt Hein van der Meulen in een bondige reactie op het gewiste sms-verkeer. Ilona Dekker houdt het ook luchtig: „misschien niet zo handig” om berichten te wissen als je toch zo vaak „geen actieve herinnering” hebt. Waren de berichten opgeslagen, dan hadden ze „kunnen functioneren als geheugensteuntje”, schrijft zij.

Kortom: spreekt Rutte een keer de waarheid en doet hij niets fout, worden zijn eerdere geheugen-gaten hem alsnog fataal. Nou ja, fataal. Een einde van zijn premierschap is nog niet aanstaande, maar komt door dit soort debatten wel dichterbij.
Dat is ironie. Een moderne Sofokles zou er een tragedie van kunnen maken. Of een komedie, zoals de mensen van De Speld:

RUTTE WISTE JARENLANG IEDERE DAG ACTIEVE HERINNERINGEN UIT ZIJN GEHEUGEN
18 mei 2022 door Michel Doodeman en Tom Baalbergen

Premier Mark Rutte heeft jarenlang elke dag actieve herinneringen uit zijn geheugen gewist. Dat maakte de Volkskrant vandaag bekend in een groot artikel. Herinneringen die Rutte zelf relevant achtte sloeg hij op in zijn geheugen en de rest werd nog diezelfde dag verwijderd.

Volgens Rutte zelf was dat omdat er niet genoeg plek was voor alle herinneringen op een dag. “Er is plek voor zo’n 20 nieuwe herinneringen op een dag bij mij. Als ik ‘s morgens op de fiets naar werk naar vijf mensen zwaai, zit het dus al een kwart vol”, legt Rutte uit. “Je kunt je dus best voorstellen dat er voor bepaalde dingen, zoals toen met Pieter Omtzigt, geen plek meer was bij mij. Waarschijnlijk omdat het mij later op de dag ter ore was gekomen. Ik vind het nu ook onwijs jammer dat ik geen idee meer heb wat ik allemaal gewist heb in het verleden.”

Het is nog onduidelijk of Rutte zijn brein kan vervangen voor een beter model.

Hilarisch.