In 1830 schreef Arthur Schopenhauer een retorische handleiding met 38 tips om elke discussie te winnen, De Kunst om Gelijk te Krijgen. Helemaal dekt die vlag overigens de lading niet, omdat een flink aantal adviezen niet zozeer om het ‘gelijk’ draait als wel om de ‘winst tegen elke prijs’. ‘Gelijk krijgen’ betekent dat je in elk geval een argument hebt aangedragen dat door de ander wordt geaccepteerd – al mag het dan misschien op een drogreden berusten of tegen de feiten ingaan. Veel tactieken die Schopenhauer aanprijst trachten de tegenstander te overweldigen door hem te bedelven onder wat we tegenwoordig bullshit noemen.
Maak de tegenstander kwaad, is bijvoorbeeld één van zijn adviezen. Of kies een naam/vergelijking (wij zouden zeggen een frame) die gunstig is voor je standpunt (Schopenhauers voorbeelden: protestant dan wel ketter, vernieuwing/verandering, geestelijken/papen, in bewaring/in gevangenschap).
Je kunt ook doen alsof je al gewonnen hebt, wanneer je die bluf aandurft; of over een heel ander onderwerp beginnen. Of je tot de toehoorders wenden en suggereren dat de tegenstander iets lachwekkends heeft gezegd.
Andere middelen: een jij-bak (“nee jij overdrijft!”), of het andere standpunt tot een ‘isme’ uitroepen (dat geen verdere weerlegging behoeft). Je kunt ook de tegenstander door een stroom van zinloze woorden verbluffen. Laatste redmiddel wanneer je dreigt te verliezen: gaan schelden, de ander beledigen.
En het beste middel volgens Schopenhauer: appelleren aan de belangen van een groep, die door de tegenstander geschaad zouden worden;
dan zullen alle toehoorders de argumenten van de tegenstander, al zijn ze nog zo voortreffelijk, zwak en armzalig vinden, de onze daarentegen, al zouden ze uit de lucht gegrepen zijn, correct en treffend, het koor zal zich luid en duidelijk laten horen, en de tegenstander zal het veld ruimen. Ja de toehoorders zullen meestal geloven uit een zuivere overtuiging gestemd te hebben. Want wat onvoordelig voor ons is, schijnt meestal absurd aan ons intellect.
Flood the zone
Ik heb in de laatste zes jaar op deze plek vaak geschreven over de groei van bullshit in onze maatschappij. De teloorgang van het onderscheid tussen waarheid en leugen, feit en verzinsel, reden en drogreden.
Waar ik nog niet over heb geschreven is hoe de verspreiding van bullshit als strategie is ontstaan en populair is geworden.
Historici en journalisten lijken het er over eens te zijn dat Vladimir Poetin de belangrijkste aanjager van bullshit is geweest. Als president greep hij terug op een oude KGB-tactiek, het verspreiden van desinformatie, om kiezers te verwarren – zodat er nooit oppositie zou kunnen ontstaan rond een coherent tegenverhaal. Wanneer je de media en het leger aan je kant hebt is er namelijk maar één ding wat je ten val kan brengen: een geloofwaardig alternatief verhaal over hoe de wereld er ook uit zou kunnen zien.
Poetin kan een dergelijk verhaal niet met argumenten bestrijden – die heeft hij niet. Zijn kleptokratisch bewind heeft Rusland van crisis naar crisis gebracht en de Russische bevolking niets te bieden behalve winst in kleine regionale oorlogen (Tsjetsjenië, Georgië, Oekraïne). Elke alternatieve politiek is dus geloofwaardiger – maar niet als je in helemaal niets meer kunt geloven.
Het doel van Poetins propaganda strategie is daarom niet om een ideologie te verkopen, of een ideaal van de toekomst, maar om mensen ervan te overtuigen dat de waarheid onbereikbaar is en dat je maar het beste een sterke leider kunt volgen.
Poetins voorbeeld heeft in de laatste tien jaar vele navolgers gehad, geen enkele succesvoller dan Donald Trump.
Bij Trump vraag ik me wel af of er een strategische keuze achter zit, of dat hij instinctief zijn neiging tot bullshit in elke situatie inzet; alsof hij eigenlijk niet anders kan dan in bullshit spreken. Ik vermoed dat het zo is.
Zijn adviseur Steve Bannon heeft in elk geval al jaren geleden doorgekregen dat deze tactiek – smeer de bullshit er zo dik mogelijk op – een succesrecept is. Tegen journalist Michael Lewis heeft hij eens gezegd dat Trump niet tegen politieke tegenstanders vecht, maar tegen de media die zijn leugens zouden kunnen ontmaskeren. Trumps wapen tegen die ontmaskering, in Bannons woorden: “flood the zone with shit.”
De tactiek is dus niet nieuw en oorspronkelijk, maar Bannons formulering is de beste die ik ken.
Idealiter zou de pers feit van fictie moeten scheiden en ons informatie moeten geven waardoor we politieke keuzes kunnen maken. Als je dat proces echter saboteert door het systeem met desinformatie te overladen, dan kunnen de media niet meer hun bemiddelende rol spelen. We verliezen dan het vermogen om een consensus rondom bepaalde verhalen te scheppen – omdat consensus niet meer mogelijk is en mensen na een tijdje ook niet meer in het bestaan van een gedeelde waarheid geloven.
Op dat moment zijn ze natuurlijk gemakkelijker te manipuleren dan ooit.
Waar bullshit op deze schaal toe leidt zien we in de Verenigde Staten, waar aanhangers van Donald Trump nu ontkennen dat zij het waren die een jaar geleden het Capitool bestormden: het waren de Democraten, het was de FBI, Antifa, BlackLivesMatter – iedereen behalve de Republikeinen. Een jaar geleden waren dezelfde mensen trots op hun aanval, alleen teleurgesteld in het resultaat. De ruim zevenhonderd veroordelingen van Trump-aanhangers die hun aandeel in de rellen veelal niet alleen toegaven maar op social media vierden, weten nu hun partijgenoten niet meer van de werkelijkheid te overtuigen. Die rechtszaken werden geleid door Democratische rechters, of de jury’s waren door Democraten omgekocht, dat moet wel.
Polarisatie
Een gevolg van de alles doordringende mist van tegenspraak en onzekerheid is dat mensen nog meer gepolariseerd raken. Wanneer er namelijk geen heldere waarheid is, zien mensen zich gerechtvaardigd om voor hun eigen stam en vooringenomen standpunt te kiezen – zonder waarheid is er altijd nog partijdigheid. Iets als overreding door argumenten is bij steeds minder mensen nog mogelijk, ze bezien alles door de melodramatische bril van ‘wij’ en ‘zij’.
Jarenlange bullshitbeschuldigingen van manipulatie en censuur door de traditionele, zogenaamde Main Stream Media, hebben mensen nu zelfs tot het rare idee gebracht dat mededelingen op sociale media betrouwbaarder zouden zijn dan die in een NOS-journaal of Volkskrant. Terwijl we weten, uit artikelen, boeken en documentaires, dat die media alleen berichten pushen om advertenties te verkopen – en dat algoritmes uitkienen welke artikelen of filmpjes ons het beste ‘bespelen’. Maar voor die manipulatie zijn de gebruikers blind, terwijl ze kritisch zijn op Maarten Keulemans, omdat bepaalde investeerders geld hebben gestoken in zowel het moederbedrijf van de Volkskrant als een vaccinmaker. En daarom zou de wetenschapsredactie van de Volkskrant niet kritisch kunnen zijn op vaccins. Dat er een heleboel lagen tussen geld en krantencolumn zitten wordt hierbij weggewuifd, net als het bestaan van redactiestatuten die het journalistieke werk juist afgrenzen van de financiële kant van de media. (En nogmaals: van Facebook en consorten weten we dat die grens er niet is, maar de inhoud volledig door de verdiencapaciteit wordt bepaald.)
In die context is een bewering zonder bewijs en bronvermelding uit ‘jouw’ kamp betrouwbaarder dan een door peer review (mede-deskundigen) gecheckt artikel van de tegenpartij.
Schijngebeurtenis en ressentiment
In feite heeft de bullshitlawine van de gehele pandemie een schijngebeurtenis gemaakt – niet omdat corona niet echt is en er niet echt doden vallen, maar omdat er een voortdurend gevecht over de status van de pandemie plaatsvindt en de verschillende kampen de beleving van de andere kant als nep beoordelen. Met name het anti-maatregelen kamp gaat hierin ver: sinds de eerste ronde van beperkingen is daar de uitleg dominant ‘dat het niet om gezondheid gaat maar om controle’ – met andere woorden, dat het hele ‘circus’ van OMT-adviezen, ‘postbus 51’ campagnes, persconferenties, vaccinaties, QR-codes etc. alleen bedoeld is om mensen klaar te stomen voor een dictatuur.
Dat een bullshit overload ook het ressentiment bevordert, mag duidelijk zijn. Ressentiment komt namelijk van statusangst en die statusangst wordt groter naarmate de maatschappij onoverzichtelijker en onvoorspelbaarder wordt. De hele reden waarom mensen Poetin-achtige leiders zoeken is dat in hun jungle-samenlevingen iedereen angstig en onzeker is over de eigen positie. En de reden dat burgers deze leiders volgen is dat die hun angst effectief in ressentiment weten om te zetten: wrok jegens mensen die winnaars zijn in de strijd om het bestaan, of mensen die de verliezers – ‘het volk’ – hebben belazerd en benadeeld: buitenlandse mogendheden, immigranten, de elite, Joden…
Zo zien we dat, in de huidige maatschappij en onder druk van corona, slordige metaforen, melodrama, schijngebeurtenissen, bullshit en ressentiment elkaar oproepen en versterken.
De volgende keer wil ik, als laatste, de focus leggen op ressentiment.