Eergisteren, 23 juli 2014, was het een dag van nationale rouw. De eerste sinds 1962, toen ik een paar maanden oud was. Een tamelijk unieke dag, dus, die aanleiding geeft tot een handvol filosofische kanttekeningen. De indrukken zijn nog vers en de overpeinzingen schieten alle kanten uit. Misschien dat ik in de komende weken losse ideeën nog eens opneem om ze verder uit te werken.
1. Over rouw. Wat rouw is, is denk het beste omschreven door de Amerikaanse theoloog James P. Carse. Hij ziet het als het verlies van betekenis, van continuïteit in ons bestaan. Rouw is het besef dat in het web van onze onderlinge afhankelijkheid een gat is geslagen. Deze breuk ervaren we als een inbreuk op onszelf – we sterven zelf een beetje, wanneer de continuïteit van ons leven wordt verstoord. We leven dan ‘alsof we dood zijn’: met stomheid geslagen, geïsoleerd van anderen, zonder interesse in de toekomst, geen geloof meer in vrijheid en eigen keuzes. Rouw is onze weigering onder ogen te zien dat we wél kunnen spreken, wél onderdeel blijven van het menselijke web, wél onze toekomst vorm kunnen geven in vrijheid. Dat we de discontinuïteit, die de dood heeft veroorzaakt, kunnen herstellen.
Ikzelf ben, met 52, tot nu toe gespaard gebleven van de ernstigste rouw. Mijn geliefden leven allen nog en in mijn leven heeft zich geen grote breuk voorgedaan die het me het gevoel gaf dat ik een beetje was gestorven. Het meest herken ik het gevoel nog van een paar eindigende relaties en één keer het plotselinge verlies van een baan.
2. Over nationale rouw. Ik denk wel dat een land kan rouwen, dat het een grote breuk in zijn continuïteit kan ervaren. Bijvoorbeeld na een verloren oorlog die om het voortbestaan van het land leek te gaan – Duitsland in 1918 en 1945, Frankrijk in 1870, de Zuidelijke staten van de VS in 1865. Misschien ook nog bij bepaalde rampen, zoals de watersnood van 1953, de aanslagen van 11 september 2001, de aanslag van Anders Breivik in 2011: aanleidingen om te twijfelen aan de eigen samenleving of op zijn minst aan het beeld dat een land van zichzelf heeft.
Ik denk niet dat de ramp van MH17 een soortgelijke rouw heeft veroorzaakt. Ik zie geen plotseling verlies van continuïteit en betekenis op nationale schaal, wel natuurlijk voor de direct betrokkenen. Maar Nederland is (als staat of samenleving) niet ‘een beetje gestorven’, de weg kwijt, verlamd door vragen of een bodemloos gevoel van zinloosheid.
Bij sportwedstrijden is het een cliché om te zeggen dat een nederlaag een land ‘in nationale rouw dompelt’. Maar aan de reactie op, bijvoorbeeld, de uitschakeling van Nederland op het recente WK, zien we dat dit geen echte rouw is. Natuurlijk was er de teleurstelling van een gemist finalefeestje, maar niet het verdriet van een traumatische ervaring. Ik weet niet hoe het in Brazilië was, na de vernedering in de halve finale tegen Duitsland. Misschien dat Brazilianen zich zozeer vereenzelvigen met hun ‘seleção’ dat de uitschakeling op het eigen WK als een enorme inbreuk en aantasting is ervaren (zo schijnt het in elk geval wel in 1950 te zijn, geweest, bij een soortgelijk cruciaal verlies tegen Uruguay).
In Nederland was er misschien wel sprake van rouw in 1974, toen de nederlaag tegen West-Duitsland ook meer leek te betekenen dan louter het verliezen van een voetbalwedstrijd.
3. Over het eren van slachtoffers. De dag van nationale rouw was dus geen dag van rouw en diepgevoeld landelijk verdriet, zoals een nationale feestdag (koningsdag, bevrijdingsdag) ook geen echte feestdag is, geen aanleiding tot diepgevoelde vreugde en spontane vieringen. Ik kan me maar één echte nationale feestdag herinneren: na de overwinning op West-Duitsland in 1988.
De beelden van de huldiging van vier dagen later laten overigens een treffende overeenkomst zien met die van gisteren: de live uitgezonden aankomst op vliegveld Eindhoven, de plechtigheid daar, de tocht naar Amsterdam met helikopterbeelden van mensen langs snelwegen en op viaducten. Alleen was er nu natuurlijk geen equivalent van de rondvaart. Vergelijk
met
Deze overeenkomsten laten zien wat eergisteren eigenlijk was: geen dag van nationale rouw, maar van huldiging van de slachtoffers.
4. Over aandacht. Op een gemiddelde juli-dag sterven in Nederland ongeveer 380 mensen, bijna twee keer zoveel als bij de ramp van vorige week. Toch leidt dat niet tot tv-reportages, krantenkoppen en bloemenhuldigingen.
Het verschil zit hem natuurlijk niet in het leed van de nabestaanden, dat is bij elk sterfgeval ongeveer even groot, denk ik, en het is ook niet omdat ‘iedereen wel iemand kent’. Bij het dubbele aantal ‘normale’ sterfgevallen kent iedereen ook wel, via via, een overledene.
Het verschil kan hem alleen maar zitten in de factor dat moderne media geneigd zijn onze aandacht op één en dezelfde kwestie te richten – en de meeste mensen de behoefte hebben om in die focus mee te gaan. Zo kan die focus een draaikolk worden, waaruit media en mediaconsumenten zich maar moeilijk kunnen bevrijden – omdat ze dat ook niet willen, natuurlijk. Omdat we worden gevoed met berichtgeving over MH17 willen we er meer over horen en lezen en daarom berichten de media er meer over, waardoor we weer meer willen horen en lezen.
Zo krijgen we die bekende mediahypes waar het jaar, in plaats van om vakanties en feestdagen, langzamerhand om draait. De winterspelen in Sotsji, het Eurovisie songfestival, het WK voetbal en nu de vliegtuigramp.
Voorwaarde is wel dat een gebeurtenis ‘genationaliseerd’ kan worden. Door de successen van de Nederlandse schaatsers, de Common Linnets en het Nederlands elftal voldeden de eerste drie evenementen daaraan, door het grote aantal landgenoten onder de passagiers ook het neerschieten van een Maleis toestel boven Oekraïens grondgebied.
Politici – die een nationale dag moeten uitroepen – zitten altijd al in elke draaikolk van media-aandacht en kiezerssentimenten, dus zij zijn hier extra gevoelig voor. Ik denk dat de vraag om een nationale dag van rouw het eerst in de Telegraaf (spreekbuis nummer 1 van de publieke gevoelens) werd gesteld. Een paar dagen hielden Rutte en co de boot af, om dinsdag alsnog overstag te gaan.
5. Over rituelen. Om de gevoelde discontinuïteit en betekenisloosheid te bestrijden, gebruiken we bij uitvaarten en herdenkingen rituelen. Rituelen zijn betekenis-vergroters. Ze bieden verdieping, reliëf, weerklang.
Voor de dag van nationale rouw was er geen vast ritueel wat gevolgd kon worden. Je zag dat werd gekozen voor een mengeling van gebruiken uit de jaarlijkse dodenherdenking, bestaande uitvaartrituelen en het fenomeen van de stille tochten tegen zinloos geweld.
Er was een mix van civiele, kerkelijke en militaire rituelen.
Het was de expliciete wens van de regering dat mensen op eigen wijze invulling zouden geven aan de uitdrukking van het nationale verdriet. Ironisch genoeg is dat een formule die de deur openzet voor zowel vermeerdering als vermindering van betekenis. Het is mogelijk dat mensen in hun flexibele, lokale creativiteit precies datgene doen waarvan deelnemers voelen dat het adequaat is. Het kan ook tot willekeurige en smakeloze improvisatie leiden die de plank net misslaat. Hoe dan ook is individuele, persoonlijke invulling van een ritueel altijd enigszins in tegenspraak met wat een ritueel ten diepste is: een uitbreiding of overstijgen van het individuele, een moment waarop het ‘ik’ een ‘wij’ wordt en een persoon kan schuilen in de troostende collectiviteit.
6. Over identiteit. Omdat rouw een vorm van sterven is, is rouwverwerking een vorm van ‘herleven’, van herbouw van persoonlijke identiteit. Hoe je rouwt, zegt wie je was. Hoe je rouw verwerkt, zegt wie je bent – en wie je zult worden.
Terecht hebben binnen- en buitenlandse media uit de observaties van de rouwdag conclusies getrokken over de ‘Nederlandse’ identiteit. Of ze kloppen is een ander verhaal.
Kennelijk zijn wij iets emotioneler dan het buitenland verwachtte, maar zonder waardigheid te verliezen. Verder tonen we ingehouden woede en samenhorigheid.
Dit is natuurlijk een beeld waarin wij onszelf graag herkennen. Persoonlijk heb ik ook in de laatste week geen publiek gedrag gezien wat me verraste, wat ‘on-Nederlands’ aandeed. Niet in de positieve zin (de rede van minister Timmermans) en niet in negatieve (de druk om van de rouw iets algemeens te maken en al het andere tot bijzaak te degraderen). Ik geloof wel dat 23 juli 2014 echt Nederland liet zien zoals het nu is. En ook wel hoe we in de nabije toekomst zullen zijn – omdat ik niet verwacht dat deze gebeurtenissen verder veel impact zullen hebben en ons zullen veranderen. Want als er iets naar voren kwam de afgelopen week, dan was het dat wij als land best tevreden zijn met onszelf.