
De afgelopen weken heb ik, in de analyse van tragische sterfgevallen, meerdere malen de grote tragediecyclus van Aischylos, de Oresteia, aangehaald. Ik deed dat vanuit het perspectief van twee hoofdpersonen, koning Agamemnon en koningin Klytaimestra. De trilogie als geheel heeft echter ook een interessante boodschap, die ik vandaag wil bespreken. En die boodschap heeft ook relevantie voor de huidige tijd, 2500 jaar na Aischylos.
In het kort: in de Oresteia schetst Aischylos de ontwikkeling van het Atheense rechtssysteem – en die schets vertelt ons iets over het huidige conflict tussen Israel en de Palestijnen. En hoe we daar mogelijk uit zouden kunnen komen.
Furiën
Een centrale rol in de trilogie wordt gespeeld door oude wezens, die je zowel goden als duivels zou kunnen noemen: de Furiën, in het oude Grieks Erinyen genaamd. Volgens de Griekse mythologie zijn ze geboren uit het bloed van hemelgod Oeranos, toen zijn zoon Kronos zijn geslachtsdeel afsneed. Dat bloed viel op Gaia, moeder aarde, en uit die combinatie van bloed en aarde ontstonden de Erinyen.
Die mythische afkomst wijst erop waar het geloof in de Furiae, zoals hun Latijnse naam luidt, vandaan kwam. Waarschijnlijk stamt hun cultus uit de aanbidding van dode voorouders, een aanbidding die vooral een vorm van ‘appeasement’ was, een poging om het onheil af te wenden van ontevreden en wraakzuchtige overledenen.
Het ergste wat doden, in Griekse ogen, kon overkomen, was dat ze vermoord waren en dat hun dood niet gewroken was. Dan kwamen de wraakgodinnen, die ook onder de aarde, tussen de schimmen woonden, in het geweer.

De Furiën waren afschuwelijke, afzichtelijke wezens met slangen in plaats van haren, ogen waaruit bloed droop, in sommige verbeeldingen met lichamen als honden en vleugels als vleermuizen. Ze achtervolgden hun slachtoffers met brandende fakkels en zwepen met metalen weerhaken.
Hun voornaamste wapen was dat ze de moordenaar nooit met rust lieten en zelfs in zijn dromen achtervolgden, tot hij tot waanzin werd gedreven en zichzelf doodde. Alleen bloed kon hen bevredigen – zoveel mogelijk bloed, hoe meer hoe beter.
In de wereld van de oude Grieken, voordat de goden van Olympus aan de macht kwamen, weerspiegelden de Furiën dat bloed bloedwraak uitlokt, en die weer meer bloedwraak. Zoals Aischylos het formuleert: “het is de zonde die steeds meer zonde verwekt” en “de oude wandaad brengt jonge wandaad voort, die bloeit temidden van menselijk lijden.”
Op het wraakgeweld van de aardse godinnen stond geen maat en geen rem: als mensen eenmaal aan het moorden sloegen ontstond er een vicieuze cirkel, een spiraal van moorddadig geweld die pas ten einde kwam als er geen slachtoffer meer over bleef.
Het is duidelijk dat een dergelijk ‘rechtssysteem’, als we het zo mogen noemen, net zoveel nadelen als voordelen heeft. Zeker, onrecht wordt gestraft, maar in de straf ontstaat meteen weer nieuw onrecht dat ook weer vergolden moet worden.
Zo begint de Oresteia twee generaties vóór hoofdpersoon Orestes, met de strijd tussen twee koningsbroeders, Atreus en Thystes, om de macht. Thystes bedriegt Atreus met diens vrouw. Atreus vermoordt daarop twee van hun drie zonen en geeft ze Thystes te eten. De overlevende zoon, Aigisthos, bedriegt een generatie later Atreus’ zoon Agamemnon met diens koningin Klytaimestra en helpt haar Agamemnon te vermoorden, als wraak voor zijn offer van diens dochter Ifigeneia – en de wandaad van Atreus. Vervolgens vermoorden Agamemnons kinderen Orestes en Elektra hun moeder en haar minnaar, als wraak voor Agamemnons dood.
En zo zou het geweld nog generaties hebben kunnen doorgaan (Klytaimestra en Aigisthos hebben samen enkele kinderen gekregen), als bij de moord van Orestes niet een god zou hebben ingegrepen.
Die god was Apollo.
Vaderrecht
Met de Olympische goden, en specifiek Apollo, doet een nieuwe fase zijn intrede in het Griekse recht. Nog steeds wordt geweld met geweld vergolden. Maar nu is aan dat geweld een grens gesteld. Er moet, volgens de regels van Apollo, sprake zijn van proportionaliteit. Oog om oog, tand om tand – en dan is het klaar.
Kortom, je mag wraak nemen voor een moord, maar het is niet toegestaan willekeurig aan het moorden te slaan – en na de vergelding moet je plechtig een eind maken aan de geweldsspiraal, door rituele offers en plechtige eden. De moordenaar wordt door Apollo officieel gereinigd, wat betekent dat de cirkel van wraak stopt met deze laatste moord.

Aan deze ‘oplossing’ kleven nog steeds veel bezwaren. Allereerst voelt het vaak onbevredigend dat de goden een vete op een vrij willekeurig moment als beëindigd verklaren – op een moment dat het laatste slachtoffer nog niet gewroken is. Zeker, het is beter dan een generaties lange bloedige strijd met ontelbare slachtoffers, maar het laat ook een moord ongewroken.
En daarbij komt de partijdigheid van Apollo: sommige moorden zijn in zijn systeem ernstiger dan andere, sommige moeten wel worden bestraft, andere niet.
In de Oresteia laat Aischylos de god nadrukkelijk partij kiezen voor Agamemnon en tegen Klytaimestra.
Wanneer Orestes voor een echtbank in Athene staat, fungeert Apollo als zijn advocaat. En de god komt met een paar absurde argumenten waarom de moord op Agamemnon ernstiger zou zijn dan die op Klytaimestra. Allereerst zou het schandelijk zijn dat een koning door vrouwenhand sterft; dat geldt niet wanneer een zoon zijn moeder doodt. En een moeder is volgens Apollo helemaal geen echte ouder, alleen een soort voedster en verzorgster. De echte ouder is de vader. Dat dit zo is zien we aan het geval van Pallas Athene (de opperrechter in dit proces): die is uit Zeus z’n voorhoofd geboren, zonder moeder.
In het slotstuk van de trilogie, Eumeniden (Welwillenden) geeft Pallas haar medegod gelijk en beslist in Orestes’ voordeel. Wat begrijpelijkerwijs wrevel veroorzaakt bij de Furiën, die deze verandering van matriarchaat naar patriarchaat niet accepteren. In hun ogen is Orestes helemaal niet gereinigd en vrijgepleit: hij blijft een moedermoordenaar en zijn vrijspraak is een aantasting van de rechtsorde.
De overgang van modelrecht naar vaderrecht, van ontspoorde naar gereguleerde wraak, is dus wel een stap vooruit, maar nog geen afdoende oplossing. Er blijft geweld, er blijft onrecht. Er blijft innerlijke tegenspraak: Apollo dreigt Orestes met de Furiën als hij zijn vader niet wreekt; maar als hij dat doet achtervolgen ze hem vanwege zijn moedermoord!
Nee, in de orakels en reinigsrituelen van Delphi, Apollo’s heiligdom, vinden we de uitweg niet. Het zit hem in de andere elementen van Athene’s rechtbank dat de echte oplossing schuilt.
Mensenrecht
De juridische oplossing die Aischylos (middels Athene) voorstelt is de instelling van een menselijke rechtbank. Een instrument van beraadslaging en oordeelsvorming, waar allerlei standpunten en perspectieven tegen elkaar worden afgewogen: de blinde maar instinctief bevredigende bloeddorst van de Furiën en de strikte, partijdige ingreep van Apollo. En dat alles in het licht wat voor de menselijke samenleving, Athene, de beste uitkomst is.
Tekenend voor de nieuwe instelling is dat de stemmen van de twaalf juryleden staken – zes steunen Apollo, zes de Furiën. Waarop Athene niet zozeer voor Apollo kiest, maar voor genade. Beter dat Orestes vrij komt en dat Argos en Athene bondgenoten worden, dan dat de vete in Argos verder gaat en de staat verwoest. Uiteindelijk verzoenen ook de Furiën zich hiermee: ze accepteren dat ze getemd worden en van Erinyen in Eumeniden veranderen, van wraak- in beschermgodinnen.
Wat Aischylos schetst is de gang van de beschaving: eerst is er alleen de strijd van stam tegen stam, familie tegen familie. Dan wordt het pleit beslecht door het willekeurige oordeel van een almachtige koning. Tenslotte zijn het burgers die in onderlinge beraadslaging tot een weloverwogen besluit komen. Zo wordt een samenleving steeds ‘wettiger’ en steeds vreedzamer.
En wat binnen een samenleving gebeurt, zien we op een gegeven moment ook tussen samenlevingen.
Eerst is er alleen – voortdurende – oorlog tussen staten. Dan werpen imperia dammen op tegen het geweld en roepen winnaars en verliezers uit. Tenslotte onderwerpen staten zich aan rechtbanken en uitspraken van internationale instellingen.
Tenminste, die kant leek het op te gaan.
In de huidige tijd zien we dat staten zich terugtrekken uit internationale organisaties, als ze zien dat ze processen daar (dreigen te) verliezen. En we doen met zijn allen een stap terug, van een internationale orde die op verdragen en menselijke onderhandelingen is gebaseerd, naar een (gebrek aan) orde die conflicten tussen staten middels geweld beslecht. Waarbij de grote, ‘goddelijke’ imperia (VS, China, Rusland) bepalen wie er wint. In Israel, in Syrië, in Korea.
In, bijvoorbeeld, Palestina, zien we hoe de Eumeniden-fase van het conflict (onderhandelingen tussen de partijen, gang naar internationale gerechtshoven) na 2001 is verlaten en heeft plaatsgemaakt voor de, oudere, Delphi-fase van proportionele wraak (Hamas schiet een raket af, Israel valt een vluchtelingenkamp binnen; de PLO pleegt een aanslag, Israel bombardeert een trainingskamp). En sinds 7 oktober 2023 (maar de Palestijnen zouden zeggen: al eerder, na eerdere Gaza-oorlogen of momenten van de bezetting) zijn we helemaal teruggegaan naar het tijdperk van de Furiën, een toestand van ongecontroleerde wraak en bloeddorst waarin generatie op generatie wordt meegesleept.
Dat dit een volbloed Griekse tragedie is, heb ik al eerder betoogd. Beide partijen zitten vast in een eigen melodramatisch schema waarin goed en kwaad, begin en einde, winst en verlies, duidelijk zijn.
Het probleem is alleen: dat zijn ze niet.
Er zijn geen heldere, melodramatische grenzen in Palestina. Er is geen winnen en verliezen. Alleen verliezen. En de enige ‘oplossing’ is dat alle partijen dit gemeenschappelijke verlies erkennen en de weg terugvinden van blinde wraak naar gepaste vergelding, en van gepaste vergelding naar overleg. Naar verzoening.
De verzoening die Aischylos ons getoond heeft.