
In het toneelstuk Orestes van Euripides houdt Elektra, zus van Orestes, een inleiding. Ze vertelt hoe haar broer op bevel van de god Apollo wraak heeft genomen op hun moeder, Klytaimestra, voor haar moord op hun vader Agamemnon. Ze stelt daarbij dat een meisje Klyaimestra’s redenen niet mag onthullen en dat ze daarom de wereld ernaar laat raden.
Ik heb dit altijd een raadselachtige uitspraak gevonden – en ook een onbevredigende. Als je bij Klytaimestra’s moord op haar echtgenoot alleen zegt: ze zal haar redenen gehad hebben, maar daar kunnen we niks over zeggen, dan berooft dat het verhaal van zijn tragische dimensie. Zoals ik eerder heb betoogd is het tragische gehalte van een verhaal dat in een dood eindigt, afhankelijk van de redenen voor dat einde.
Mijn hypothese, zoals eerder opgesteld, was deze: dat mensen in een tragisch plot terecht komen wanneer ze zich teveel laten leiden door melodramatische misvattingen (voorbeelden van wat Aristoteles hamartia heeft genoemd). Deze fouten zijn te ontdekken in de vijf belangrijkste melodramatische plots, zoals geschetst door Christoph Booker: Het Monster Overwinnen, Vodden Tot Vermogen, Queeste, Reis en Terugkeer, Verlossing. De fatale misvattingen zijn daarbij:
- het monster is iets geheel buiten je
- succes staat gelijk aan geluk
- het doel is zaligmakend
- je kunt terugkeren naar het verleden
- er bestaat een absolute staat van geluk
Kunnen we in de verschillende beschrijvingen van Klytaimestra een specifieke hamartia terugvinden waardoor haar dood tragisch genoemd kan worden?
Groot
Ik heb eerder ook gezegd dat tragische figuren op een bepaalde manier altijd ‘groot’ zijn – hun goede en slechte eigenschappen zijn niet kleinzielig of onzichtbaar, ze lopen in het oog en hebben grote gevolgen, voor zichzelf en anderen.
Klytaimestra is ongetwijfeld groot.
Vooral in Agamemnon van Aischylos is ze een echte koningin. Tien jaar heeft ze in afwezigheid van de koning over Argos geheerst – ze spreekt als een verstandige man, zegt het koor – en haar gezag is onbetwist. Wanneer een bode namens Agamemnon komt vertellen dat hij zegevierend terugkeert, overbluft ze hem geheel met een betoog vol hoogdravende leugens. En als Agamemnon zelf aankomt manipuleert ze hem vakkundig om de goden te ontstemmen en Klytaimestra’s daad te sanctioneren. Bij Aischylos (niet bij Sofokles en Euripides) voltrekt ze het vonnis ook geheel alleen en komt haar minnaar Aigisthos pas na afloop op het toneel.

Waarom doodt de koningin haar man?
In elk stuk heeft ze dezelfde expliciete motivatie: allereerst heeft Agamemnon, om de Griekse vloot een gunstige wind te bezorgen, hun dochter Ifigeneia geofferd – “hij die haar had verwekt, ja, maar die niet als ik de barensweeën had doorstaan.” En voor wie was dat offer? Niet voor Argos, niet voor de eigen familie, dan had Klytaimestra het nog kunnen accepteren. Nee, het was voor Menelaos en de onzedelijke Helena. Had Menelaos niet zijn eigen kinderen kunnen offeren?
Nee, het offer in Aulis was onrechtvaardig – en het is Dikè, de godin van het recht, die het vonnis aan Agamemnon heeft voltrokken. Bovendien, alsof Ifigeneia’s dood alleen al niet erg genoeg was, schoffeerde Agamemnon haar ook nog eens door een Trojaanse prinses (Kassandra) als minnares mee naar huis te nemen. Welke echtgenote zou dat geduld hebben?
Zo luidt Klytaimestra’s betoog tegenover het koor, tegenover het publiek (en bij Sofokles en Euripides tegenover dochter Elektra en zoon Orestes). Het is duidelijk dat ze jarenlang, misschien wel tien jaar lang, op wraak gezind heeft. Ze heeft daartoe een ingenieus plan gesmeed en een mantel geweven waarin ze Agamemnon bij terugkomst, na zijn reinigingsritueel, zal verstrikken. Tenslotte brengt ze haar voornemen koelbloedig (nou ja, met de nodige woede) tot uitvoer.
Klytaimestra’s woede en wraakzucht zijn groot, haar verlangen en vermogen om te domineren zijn groot, haar motief – een geofferde dochter – is groot. Klytaimestra is in alles groot.
Tenminste. Zo begint ze.
Blind
De Klytaimestra die zeven jaar na de moord op Agamemnon verschijnt, in het aangezicht van haar teruggekeerde zoon Orestes, is niet helemaal meer zo groot als voorheen. Hoewel haar aard en vermogens die van zowel echtgenoot Agamemnon als minnaar Aigisthos overstijgen, heeft ze toch toegestaan dat die tweede haar langzamerhand is gaan beïnvloeden en overheersen, zodat ze haar dochter Elektra heeft verstoten en haar zoon Orestes heeft opgegeven. Beiden ziet ze nu alleen nog maar als bedreiging. Schuldgevoel bezorgt haar ’s nachts onheilspellende dromen, die haar overdag tot verzoenende offers aan Agamemnon brengen. Ze smeekt Apollo, als zender van dromen, de nachtmerries niet uit te laten komen maar haar vijanden ten val te brengen.
Haar woede jegens Elektra en het schuldgevoel waarmee ze haar kinderen te woord staat, werpen een licht op de hamartia die Klytaimestra parten speelt. In Agamemnon is ze nog een ‘heldin’ uit één stuk, die alles over heeft voor wraak op haar man. In de vervolgen (Aischylos’ Offerbrengers, Sofokles’ en Euripides’ stukken over Elektra) is ze meer tweeslachtig, beurtelings vol haat en vol begrip, overtuigd van het eigen gelijk en dan weer daaraan twijfelend.
Een twist met Elektra kan haar af en toe nog laten terugvallen in de zekerheid dat ze in een melodramatische strijd is verwikkeld, een strijd die ze koste wat kost moet winnen (ik denk omdat Elektra heel veel op haar lijkt en haar daarom succesvol uitdaagt).
Klytaimestra en Elektra zien zichzelf allebei puur als slachtoffer, de ander als dader. Het kwaad schuilt buiten hen: voor de koningin in Agamemnon, Elektra en Orestes, voor de prinses in Klytaimestra en Aigisthos.
Zo zijn beide, moeder en dochter, verwikkeld in de hamartia van Het Monster Overwinnen, waarbij je het kwaad in jezelf niet ziet, alleen in de ander. Terwijl beiden welbeschouwd verschrikkelijke dingen doen: Klytaimestra bedriegt en vermoordt haar echtgenoot, Elektra spant samen om haar moeder te doden (bij Sofokles houdt ze zelfs samen met Orestes het zwaard vast).
Na de gebeurtenissen van Agamemnon bekruipt Klytaimestra langzaam het gevoel dat haar daad misschien niet helemaal nobel was. Misschien is ze het wel eens met de beschuldiging van Elektra, dat de dood van Ifigeneia niet als excuus voor de slachtpartij kan dienen, omdat ze zich aan haar andere kinderen ook niet veel gelegen laat liggen. En Elektra stelt dat ze meteen na het vertrek van Agamemnon al naar andere mannen lonkte – even verdorven als haar zus Helena.
Kortom, Klytaimestra begint langzamerhand het monster in zichzelf te zien – maar wanneer Elektra haar aanvalt, verdedigt ze zich en betuigt ze weer haar onschuld, en hoe gerechtvaardigd de moord op Agamemnon was. Blind is ze voor haar eigen fouten en blind slaat ze om zich heen.
Herkennen we die tactiek niet allemaal?
Man-vrouw
Ik citeerde eerder het koor in Agamemnon, dat van Klytaimestra zegt hoe verstandig ze spreekt – ‘als een man’. De verhouding tussen mannen en vrouwen is een belangrijk element in het hele verhaal van de Oresteia, niet alleen bij Aischylos maar ook bij Sofokles en Euripides.
Klytaimestra is groot, zei ik al – maar ze is groot in een samenleving die vrouwen klein houdt. Dat maakt haar grootsheid tragisch, als van een tijgerin die in een te kleine kooi zit opgesloten (niet komisch, zoals een reusachtige Alice in het kleine huis van Konijn).
In die maatschappij is aan mannen van alles toegestaan wat aan vrouwen verboden is. Mannen mogen concubines hebben (Kassandra), vrouwen geen minnaars (Aigisthos). Mannen mogen hun vrouw verstoten of haar een nieuwe vrouw laten bedienen. Mannen mogen een staat besturen.
Om de onrechtvaardigheid van haar behandeling te onderstrepen keert Klytaimstra in Euripides’ Elektra de situatie om: als niet Helena, maar Menelaos zou zijn ontvoerd, had Klytaimestra dan haar zoon Orestes moeten ombrengen, om de goden gunstig te stemmen? En hoe had Agamemnon dat verdragen?
(Elektra gebruikt dezelfde redenering overigens tegen Klytaimestra: heeft ze Aigisthos soms verbannen om Orestes te redden? Heeft ze Elektra’s dood in het leven gewroken door Aigisthos te vermoorden?)

Het mannelijke chauvinisme wordt expliciet verwoord door Apollo, die in de hele tragedie een opmerkelijk partijdige rol vervuld. Hoewel Klytaimestra aan hem offert om haar nachtmerries niet werkelijkheid te laten worden, is Apollo de aanstichter van haar dood. Hij beveelt in een orakel Orestes zijn moeder te doden, daarbij dreigend met vervolging door de Furiën als hij zijn vader niet wreekt (waarop Orestes het bevel opvolgt en toch door de Furiën wordt opgejaagd!). In Orestes’ rechtszaak (in het slotstuk van Aischylos’ trilogie, Welwillenden) verdedigt hij zijn smekeling met een aantal belachelijke argumenten: de moord van Agamemnon zou erger zijn dan die van Klytaimestra, omdat het schandelijk is als een koning wordt vermoord door een vrouw – met bedrog. En de moord van een moeder is niet echt de moord op een ouder – het is de vader die de echte ouder is, de moeder is slechts een voedster en verzorgster.
Hoewel speciaal het tweede argument belachelijk klinkt, wordt het omhelst door Pallas Athene, die de beslissend stem uitbrengt:
Dit is nu mijn taak, de laatste om in deze zaak te oordelen; en ik zal mijn stem voor Orestes uitbrengen. Er is geen moeder die mij ter wereld bracht, en ik volg het mannelijke in alle opzichten (behalve in het aangaan van een huwelijk): ik ben mijn vaders kind in de volle betekenis van het woord. Daarom zal ik niet meer waarde hechten aan de dood van een vrouw, die haar man heeft gedood, de bewaker van haar huis.
Het vaderrecht zegeviert over het moederrecht, wat Klytaimestra’s dood des te schrijnender en tragischer maakt. De kaarten waren geschud, ze had nooit kans op een eerlijk proces – ze was in zekere zin verdoemd vanaf het moment dat ze met Agamemnon trouwde. Zij, de grote koningin. Zij, de grote moordenares.
En toch. Hoe erg is het als een moordenares wordt gestraft? Tragisch? Ja, zeker. Maar immoreel? Vergeten we niet dat in Klytaimestra ook een monster schuilging.
Zoals in ons allemaal.