508. Orwells waarschuwing

Posted on 18 mei 2025 in Blog, Featured

508. Orwells waarschuwing

In 1948 publiceerde de Britse schrijver George Orwell een uitgebreide waarschuwing over totalitaire regimes. En nee, het was niet zijn beroemde Nineteen Eighty-four, dat pas een jaar later zou uitkomen. Het was een essay van vijftig pagina’s over de kostschool waar hij van zijn achtste tot dertiende had verbleven, getiteld Such, Such Were the Joys.

De titel is uiteraard ironisch, of zelfs sarcastisch bedoeld, want Orwell (onder zijn echte naam Eric Blair) had naar eigen zeggen een afschuwelijke tijd op St. Cyprian’s, de ‘prep-school’ waar hij werd klaargestoomd voor een studie aan Eton. Naar eigen zeggen: andere oud-leerlingen kritiseerden zijn uiterst negatieve herinneringen aan het directeurs-echtpaar ‘Sambo’ en ‘Flip’ en hebben verklaard dat Orwell veel heeft vertekend. En dreiging met een rechtszaak (door ‘Flip’, de vrouwelijke eigenaar) stelde de publicatie in Engeland voor jaren uit. Het gaat dus allerminst om objectieve feiten.

Maar. Als we het stuk lezen, moeten we het denk ik niet op de eerste plaats zien als een nauwkeurige en betrouwbare herinnering aan een traumatische schooltijd, maar als inblik in de psychologische eigenschappen van kostschooljongens – die veel gemeen heeft met de psychologie van burgers van totalitaire maatschappijen (als je deze mensen ‘burgers’ kunt noemen – het zijn eerder onderdanen).

Nineteen Eighty-four

Orwell heeft, dat weten we, lang aan zijn kostschoolmemoires gewerkt, misschien wel tien jaar. In de laatste maanden voor publicatie was hij ook bezig aan zijn waarschuwing voor een totalitair regime in Engeland, de meest invloedrijke dystopie van de laatste eeuw, die in 1949 zou uitkomen: Nineteen Eighty-four.

Ik denk Orwell bij het schrijven van zijn roman besefte dat mensen in een totalitair regime, onder het wakend oog van Big Brother, veel overeenkomsten vertonen met kinderen in een strenge kostschool en dat zijn analyse van de dictatuur van Ingsoc (de heersende partij in Ocenania) zijn beschrijving van St. Cyprian’s beïnvloed heeft. Ik denk niet dat de machthebbers in Oceania gemodelleerd zijn naar de eigenaars van de school, of de meelopers en dissidenten naar de medeleerlingen – maar ik denk wel dat het andersom is gebeurd: dat Orwell bij de beschrijving van St. Cyprian’s de totalitaire karakteristieken van Nineteen Eighty-four heeft meegenomen.

Bij het lezen van Such, Such Were the Joys moeten we dus niet zozeer denken: oh, head master Sambo was het voorbeeld van O’Brien in Nineteen Eighty-four, of leerling Burton de basis van Parsons. Het is eerder andersom. De logica van de machthebber en de meeloper, die Orwell analyseerde in zijn roman en die gebaseerd was op de regimes van Hitler en Stalin, herkende hij in de ogenschijnlijk onschuldige en idyllische omgeving van een kostschool in een klein Engels dorpje. En ik denk dat hij daarin gelijk had. Sterker nog: ik denken dat het een uitdaging voor ons is om de karakteristieke eigenschappen van Oceania en St. Cyprian’s ook in onze eigen omgeving op te sporen – en te bestrijden.

Totalitair

Orwell stelt nadrukkelijk dat niet iedereen op St. Cyprian’s er zo slecht aan toe was als hij. Kinderen van rijke of adellijke ouders werden veel beter behandeld dan de middenklasse kinderen met een beurs, zoals hij. Dit was trouwens in de Britse klassenmaatschappij heel normaal, niet iets speciaal van Orwells school. Maar ook bevoorrechte kinderen waren tot op zekere hoogte onderworpen aan de totalitaire logica van de kostschool.

Wat behelsde die logica? Misschien wel eerst en vooral de regel dat je onbewust en onbedoeld tegen de regels kunt verstoten. Intentie doet er namelijk niet toe, kwaadaardigheid wordt door het gezag verondersteld. Als schooljongen plas je dus in je bed uit opstandigheid, of omdat je een hekel aan de meester hebt, nooit per ongeluk. In het totalitaire wereldbeeld zijn er geen ongelukken, alles is is sabotage. Als een brug instort is hij gebouwd door buitenlandse agenten.

En je weet een groot deel van de tijd niet eens wat je fout hebt gedaan en tegen welke regel je hebt gezondigd, omdat de regels elk moment kunnen veranderen, al naar gelang het de dictator behaagt. Om de machthebbers maximale vrijheid te geven, moeten de regels bovendien zo vaag mogelijk worden gehouden en het liefst nergens duidelijk worden opgeschreven. De baas moet elk moment kunnen besluiten dat je iets misdaan hebt en zijn ongenoegen hebt verdiend. Zoals kinderen de helft van de tijd niet snappen wat ze verkeerd hebben gedaan, wordt de onderdaan steeds weer verrast door de grillen van de dictator, naar wiens beweegredenen hij steeds maar moet gissen. Dat is echte angst – en echte macht.

In zo’n wereld is er geen goed en kwaad, geen succes en mislukking – er is alleen in de gunst zijn of uit de gunst zijn. En om in de gunst te komen en te blijven is er maar één probaat middel: slijmen. Orwell beschrijft treffend hoe hij bij Flip in het gevlei trachtte te komen en hij is eerlijk over de voldoening die het gaf wanneer dat inderdaad lukte: “bij de eerste glimlach verandert je haat in een soort van ineenkrimpende liefde.” Soortgelijke gevoelens lijken ook de ministers van Donald Trump te bevangen, wanneer ze in een kabinetsvergadering zijn lof zingen. Ik geloof er niets van dat ze hun geslijm helemaal acteren, ik weet zeker dat ze een goed gevoel krijgen wanneer hun complimenten aanslaan bij Trump en ze een goedkeurend knikje of schouderklopje krijgen.

Slijmen is zo belangrijk omdat het er in de totalitaire wereld niet toe doet hoe je handelt, wat je bewerkt of presteert. Het gaat er uiteindelijk om wat je bent: een voor- of tegenstander, een loyalist of verrader. En iets bereiken of presteren – een veldslag winnen, een epidemie terugdringen – is daarbij niet het doorslaggevende. Immers, of je door de machthebber als succesvol wordt aangemerkt hangt meer af van zijn gevoel voor jou dan van je daadwerkelijke prestatie. Verraders kunnen per definitie in een regime nooit succes hebben en als winnaars worden beschouwd.

Net zoals ik denk dat Orwell dit juist gezien heeft, geloof ik hem ook als hij stelt dat, onder het lachen om de Führer zijn grappen, onder het kruipen en het voelen van dankbaarheid, een ander gevoel schuilgaat: haat. Haat voor de geliefde dictator, voor je afhankelijkheid, voor de wereld die zo oneerlijk in elkaar zit. Niemand in zijn naaste cirkel houdt echt van Hitler of Stalin, van Trump of Poetin, diep in hun hart moeten zijn handlangers hem verafschuwen.

Winnen

Orwell noemt verder nog een essentieel kenmerk van zijn kostschool – en elke dictatuur: het draait allemaal om winnen.

Winnen was de grote deugd, schrijft hij. Winnen in grootte, kracht, uiterlijk, rijkdom, populariteit, elegantie. En winnen in onbeschaamde dominantie over anderen. Anderen pijn laten lijden. Anderen belachelijk maken. Het ging erom anderen op alle manieren de loef af te steken.

De hele kostschool draaide om hiërarchie, om het voortdurend bepalen van een rangorde. En wat de hoger geplaatsten deden was onherroepelijk het juiste: “Er waren sterken, die verdienden te winnen en ook altijd wonnen, en er waren zwakken, die verdienden te verliezen en ook altijd verloren, steeds weer.”

Is dit, een beschrijving van een Britse kostschool rond het begin van de Eerste Wereldoorlog, geen nauwkeurige analyse van Hitlers heerschappij, of die van Stalin? En is het niet de wereldbeschouwing van Trump en Musk? Is het niet waarom Trump Poetin (“strong leader’) de hand boven het hoofd houdt en hij Zelensky kleineert?

Alles is strijd, alles is macht, alles is schaarste. In een democratische samenleving kun je allerlei dingen zelf bepalen, al is er een web van onderlinge afhankelijkheid tussen de burgers. In een totalitaire samenleving ben je in alles afhankelijk van de hoogste leider. Of je te eten hebt, of je vrij op straat mag rondlopen, of het zonnig weer is of niet. De leider bepaalt hoe de geschiedenis luidt en hoeveel 2 + 2 is (in Nineteen Eighty-four is het vijf).

In een dergelijke samenleving kan een normaal mens zich nauwelijks staande houden. Alles staat op losse schroeven, alles is wankel en onbetrouwbaar. Je kunt wel proberen een goed mens en een goede burger te zijn, maar er is geen vaste regel om je aan te conformeren. Schuldgevoel en mislukking zijn onvermijdelijk. Dat is de kern van een totalitair regime, zoals het de kern is van een school als die van Orwell. Je voelt je altijd, en voortdurend, een verliezer. Je blijft altijd in gebreke. Het enige wat overblijft van je oorspronkelijke persoonlijkheid is een verlangen, of beter, een instinct, om te overleven. En om te doen wat daarvoor nodig is.

En daarom is het zo verontrustend om naar recente gebeurtenissen in de VS te kijken. Kijk één kabinetsvergadering en je ziet hoe hooggeplaatste Amerikanen – miljardairs, senatoren en gouverneurs – zich laten vernederen, hoe ze kruipen voor hun president. En je ziet de overeenkomst met de ‘vergaderingen’ van Poetin, Saddam en Hitler. En je weet: zelfs al is Amerika nog niet in alle opzichten een dictatuur – omdat er nog oppositie is, omdat er nog rechters zijn die tegenstribbelen – op het hoogste niveau is de VS al Oceania, is het al St. Cyprian’s. En we weten wat we kunnen verwachten.

Such, such will be the joys.