501. Dagverlichting: nonsens

Posted on 21 mrt 2025 in Dagverlichting, Featured

501. Dagverlichting: nonsens

Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of voel je jezelf een beetje opgejaagd?

Hier is een moment voor jezelf.

Lees eerst het volgende verhaal:

Een dolle theevisite – Lewis Carroll

Er stond een tafel onder een boom tegenover het huis en daaraan zaten de Maartse Haas en de Hoedenmaker thee te drinken; een Relmuis zat vast in slaap tussen hen in en de twee anderen gebruikten hem als kussen, leunden met hun ellebogen op hem en praatten over zijn hoofd heen. ‘Erg ongemakkelijk voor de Relmuis,’ dacht Alice, ‘alleen, nu hij slaapt, komt het er niet veel op aan ook.’

De tafel was heel groot, maar de drie thee-drinkers zaten op elkaar gedrongen aan een hoekje. ‘Geen plaats, geen plaats!’ riepen zij, toen zij Alice aan zagen komen. ‘Er is plaats genoeg!’ zei Alice verontwaardigd en zij ging in een grote leunstoel zitten aan het ene eind van de tafel.

‘Neem wat wijn,’ zei de Maartse Haas aanmoedigend. Alice keek de hele tafel rond, maar zag er enkel thee op staan – ‘Ik zie helemaal geen wijn,’ merkte ze op.

‘Die is er ook niet,’ zei de Maartse Haas.

‘Dan was het niet erg beleefd van je om die aan te bieden,’ zei Alice boos.

‘Het was niet erg beleefd van jou om zo maar te gaan zitten,’ zei de Maartse Haas.

‘Ik wist niet dat het uw tafel was,’ zei Alice, ‘hij is voor veel meer dan drie mensen gedekt.’

Ze waren alle vier een tijdje stil. De Hoedenmaker was de eerste die weer begon te praten.

‘De hoeveelste is het?’ zei hij en wendde zich tot Alice; hij had zijn horloge uit zijn zak gehaald en keek er nijdig naar, schudde het zo nu en dan en hield het dan aan zijn oor.

Alice dacht even na en zei toen ‘De vierde.’

‘Twee dagen achter,’ zuchtte de Hoedenmaker, ‘ik heb je wel gezegd dat boter niet goed voor het uurwerk is,’ voegde hij er aan toe en keek de Maartse Haas boos aan.

‘Het was toch de beste boter’, antwoordde de Maartse Haas deemoedig.

‘Maar er zaten vast broodkruimels in’, mopperde de Hoedenmaker, ‘je had de boter er ook niet met het broodmes in moeten stoppen.’

De Maartse Haas nam het horloge weer op en keek er somber naar; toen stopte hij het in zijn kop thee en keek er weer naar, maar hij kon niets beters bedenken dan zijn vroegere opmerking: ‘Het was toch de beste boter.’

Alice had nieuwsgierig over zijn schouder gekeken. ‘Wat een grappig horloge!’ zei ze, ‘je kunt er op zien welke dag het is en niet eens hoe laat het is.’

‘En wat dan nog?’ mompelde de Hoedenmaker, ‘kan je op jouw horloge zien welk jaar het is?’

‘Natuurlijk niet,’ antwoordde Alice, ‘maar dat is omdat het zolang hetzelfde jaar blijft.’

‘Precies zoals met het mijne,’ zei de Hoedenmaker.

Hier begreep Alice niets van. Wat de Hoedenmaker zei, scheen volkomen onzin en toch was het goed Nederlands. ‘Dat begrijp ik niet helemaal,’ zei ze zo beleefd als ze kon.

‘Neem gerust wat meer thee,’ zei de Maartse Haas heel ernstig tot Alice.

‘Ik heb nog niets gehad,’ zei Alice boos, ‘dus kan ik onmogelijk meer nemen.’

‘Je bedoelt dat je niet minder kunt nemen,’ zei de Hoedenmaker, ‘het is heel gemakkelijk om meer te nemen dan niets.’

‘Niemand heeft jou iets gevraagd,’ zei Alice.

‘Ik moet een schoon bordje hebben,’ onderbrak de Hoedenmaker, ‘laten we een plaats opschuiven.’ Hij stond op terwijl hij dit zei en de Zevenslaper nam zijn plaats in; de Maartse Haas ging op de stoel van de Zevenslaper zitten en Alice nogal tegen haar zin op die van de Maartse Haas.

De Hoedenmaker was de enige, die enig voordeel had van deze verandering en Alice was er nu heel wat slechter aan toe, want de Maartse Haas had net de melkkan over zijn bord omgegooid.

Het werd Alice langzamerhand te bar; ze stond verontwaardigd op en wandelde weg; de Relmuis viel op hetzelfde ogenblik in slaap en niemand van de anderen scheen notitie te nemen van haar vertrek; toch keek ze nog een paar keer om, half in de hoop dat ze haar terug zouden roepen. het laatste wat ze zag, was, dat ze probeerden de Relmuis in de theepot te stoppen.

‘In elk geval ga ik daar nooit meer naartoe,’ zei Alice, ‘dit was de malste theevisite die ik in mijn leven meegemaakt heb.’

Lees daarna dit gedicht:

Op de vliegenplaneet - Christian Morgenstern

Op de vliegenplaneet
daar gaat het de mens niet goed
want wat hij hier de vlieg
de vlieg hem daar aan doet.
Aan banden vol honing kleven
de mensen allemaal
en anderen verliezen hun leven
in een zoete bierbokaal.
In één ding slechts lijken de vliegen 
aan de mens superieur:
ze bakken ons niet in broodjes
of drinken ons uit malheur.

Luister tenslotte naar de volgende muziek: