
De afgelopen weken heb ik beschreven hoe een melodramatische omgang met de dood niets oplost, omdat elke melodramatische plot gehandicapt wordt door een misvatting (in Aristoteles’ term een hamartia). Je kunt de Dood als monster afschilderen en proberen te ontwijken, je kunt alle macht en rijkdom van de wereld verwerven, je kunt jezelf verliezen in een queeste, je kunt terugverlangen naar een thuis of naar een nieuw permanente staat van geluk: geen van deze melodramatische oplossingen kan iets aan je sterfelijkheid veranderen.
Maar er zijn ergere dingen dan dood gaan – tenminste, er zijn ergere dingen dan gewoon doodgaan, na een lang en vruchtbaar leven, omringd door geliefden, pijnloos wegglijdend in je bed. Er zijn meer of minder erge manieren van sterven, en dan bedoel ik niet meer of minder pijnlijk, of eerder dan wel later.
Ik bedoel meer of minder tragisch.
Sommige sterfgevallen zijn tragisch, en ze zijn dat vanwege de reden die Aristoteles heeft genoemd bij zijn analyse van klassieke tragedies. Sommige levens worden getekend door een fatale hamartia (vanwege, zo heb ik steeds betoogd, een melodramatisch perspectief op de zaken) en waar die hamartia de dood veroorzaakt – van degene die de hamartia koestert of een ander die er slachtoffer van wordt – daar is sprake van een tragische dood.
Een klassieke tragedie
Eigenlijk had ik bovenstaande passage als een vraag moeten formuleren. Want ik bedoel het niet niet als stelling, maar als hypothese. Klopt het dat wij een dood, veroorzaakt door een hamartia, als een tragische dood ervaren?
En verwante vragen: wanneer we dood gaan vanwege de hamartia van iemand anders, is dat dan meer of minder tragisch dan wanneer de ‘hamartia-drager’ zelf sterft? En is het een kwestie van ‘grotere hamartia, grotere tragedie’?
Dit zijn zaken die ik wil onderzoeken aan de hand van de klassieke Griekse tragedies die aan ons zijn overgeleverd. Dit is een behapbaar project, omdat we alleen van de drie grote schrijvers – Aischylos, Sofokles en Euripides – volledige werken hebben, en die vormen slechts een fractie van hun output. Bij Aischylos zijn zeven van de 70-90stukken bewaard; bij Sofokles zeven van de 120; bij Euripides, negentien van de ruim 90. En niet al deze toneelstukken zijn volbloed tragedies, met tragische doden. Sommige, zeker bij Euripides, lijken eerder op komedies, of zijn aan tragedies verwante satyrspelen. Niet altijd gaat er iemand dood (in Euripides’ Alcestis komt de enige dode zelfs weer tot leven!). En in Aischylos’ Prometheus Desmotès sterft weliswaar de hoofdpersoon, maar omdat dit een Titaan is en geen mens, wil ik zijn dood niet als tragisch voorbeeld gebruiken
In de ongeveer dertig werken die tot onze beschikking staan, gaan echter nog voldoende mensen dood. En dat gaat van grote helden die zichzelf uit schaamte ombrengen (Ajax) tot kleine naamloze kinderen die uit wraak of in een vlaag van verstandsverbijstering worden vermoord (de kinderen van Medea, de kinderen van Herakles). Er zijn mensen die in een bacchantische roes worden verscheurd (Pentheus in Bacchanten). Er zijn misdadigers die zichzelf uit schuldgevoel opofferen (Oidipous, Erystheus) en criminelen die door slachtoffers worden gestraft (Polymestor in Hekabe). Er zijn nobele zelfopofferende held(inn)en (Alcestis, Hippolytos, Haimon). En er zijn heel veel moorden uit wraakmotief, soms vanwege misdaden die een generatie eerder hebben plaatsgevonden (Eteokles, Polyneikes, Klytaimnestra, Aigisthos, Orestes, Elektra, Neoptolemos). Er zijn slachtoffer die niet verder kunnen leven met het leed dat hen is aangedaan (Iokaste) en zelfmoordenaars die anderen mee het graf willen nemen (Faidra).
Tegen de goden
Tragedies zitten niet alleen vol met mensen die getroffen worden door hamartia en de bijbehorende rampspoed, ze zitten ook tjokvol goden. Goden, die soms mensen bestraffen, soms mensen belonen en soms gewoon maar wat aanklooien op een manier die ons immoreel toeschijnt. In de volgende onderzoekingen zullen we ook bekijken hoe de verschillende rollen van de goden zich verhouden tot het tragische gehalte van de plots – en de sterfgevallen. Als Apollo Orestes beveelt zijn moeder te doden, iets wat alleen maar ellende kan opleveren, maakt dit de resulterende cyclus van geweld dan meer of minder tragisch? Aischylos, Sofokles en Euripides, die deze episode alledrie hebben uitgewerkt, dachten hier heel verschillend over en het is interessant hun standpunten te analyseren.
In het algemeen kan gezegd worden dat klassieke tragedies geschreven werden in een overgangstijd, waarin mensen langzamerhand anders tegen goden en tegen zichzelf aankeken, met de bijbehorende veranderingen in moraal en noties van verantwoordelijkheid. In de ene tragedie is het nobel om de wens van de goden te volgen, al leidt dit tot verdriet voor jezelf of andere mensen. In de andere is het beter het lot te bestrijden, of althans te trachten eraan te ontkomen. In weer een andere, om het gelaten te ondergaan. Elk van die houdingen is relevant als wij kijken hoe het verhaal werkt en welke gevoelens het bij ons teweeg brengt.
Zaken als piëteit, vervoering, rebellie, aanvaarding, keuze hebben allemaal te maken met hoe tragisch een mens is, of misschien moet ik zeggen, hoe tragisch de rol is die hij of zij op zich neemt.
Strijd
Als mijn huidige begrip van klassieke tragedie enigszins correct is, ontstaat tragedie uit de neiging om te vechten – tegen mensen en tegen goden – en alles te doen om als overwinnaar uit de bus te komen. In mijn moderne term noem ik dat melodramatisch (een genre dat pas in de achttiende eeuw ontstond, maar een permanente menselijke eigenschap aanduidt, volgens mij).
Uiteindelijk blijkt in een tragedie dat gevecht geen goed idee – want gebaseerd op een hamartia – en pakt de strijd averechts uit. In de tragedies verliezen alle hoofdpersonen het gevecht, al leven sommige verder aan het einde van het stuk. Maar in dat geval zijn ze het belangrijkste in hun leven kwijtgeraakt, zodat ze moeilijk als overwinnaars kunnen worden bestempeld. Niemand leeft nog lang en gelukkig, je kunt je zelfs nauwelijks voorstellen dat de strompelende overlever (Jason, Kreon, Herakles) nog enige rust zal vinden.
En toch, dat zullen we waarschijnlijk ook ontdekken, vervullen tragische gebeurtenissen ons niet alleen met afschuw. Niet eens louter met medelijden en vrees, Aristoteles’ befaamde gevoelens can catharsis.
Wanneer we tragische helden bezien, koesteren we vaak ook een bepaalde mate van bewondering. We kunnen bijna afgunstig zijn op hun moed en volharding, we kunnen ons vergapen aan hun grote harten, hun ambities, hun verbeelding (naast dat we hun hypocrisie, leugenachtigheid of blinde egoïsme kunnen veroordelen). wat ik maar wil zeggen is dit: tragisch is niet alleen negatief, is niet alleen droevig, verdrietig (zoals ’tragisch ongeluk doodt gezin van vier’). Tragisch in klassieke zin is op een bepaalde manier ook ‘groot’ – in elk geval nooit klein.
Kortom, we hebben heel veel om te onderzoeken en heel veel om mee te werken. En waar ik in elk gave van uitga: dat de uitkomsten relevant zullen zijn voor moderne mensen, ook al leven wij nu in een geheel andere tijd, die misschien ook wel weer een overgangstijd is.
Aan de slag.