Vorige week heb ik op deze plek betoogd dat tragedies ontstaan wanneer de hoofdpersonen zich vastbijten in hun melodramatische vooronderstellingen en plots. Uiteindelijk krijgen we dan een situatie van radicalisatie, een onverzoenlijke strijd en een tragische situatie van lose-lose.
In melodrama’s – of beter, melodramatische tragedies – staren mensen zich blind op winnen en verliezen, volhouden en opgeven, begin en eind van een conflict. De vijand is altijd extern, buiten het eigen ik of de eigen groep, en altijd een monster waarmee geen compromis gesloten kan worden. Een overwinning op dat monster is volledig en definitief, en zaligmakend. Een nederlaag is een onoverkomelijke ramp.
Het melodramatische wereldbeeld is volledig vervuld van één of meer van de vijf melodramatische plots: het monster overwinnen, vodden tot vermogen, reis en terugkeer, queeste en wedergeboorte. Bij die ontknopingen spelen blinde vlekken een beslissende rol – zij zijn wat Aristoteles hamartia heeft genoemd, de fatale fout die elke tragische held tot zijn of haar ondergang doemt. Moderne commentatoren hebben die hamartia vaak vertaald met ‘gebrek’ en er een karakterfout als opvliegendheid, wraakzucht of jaloezie mee bedoeld. Voor Aristoteles is dit gebrek echter allereerst een gebrek aan inzicht, aan kennis, aan logisch denken, aan ervaring – het is een cognitief gebrek. In zijn werk over literatuur, de Poetika, is er een duidelijk verband tussen hamartia en anagnorisis, een verband in de zin dat ze als tegenstellingen worden gebruikt. Aristoteles’ tragische held heeft een gebrek aan inzicht, hij herkent de dingen, of de mensen, niet zoals ze zijn – en wanneer hij dat uiteindelijk toch doet, is het al te laat. Hamartia, kortom, is een foutieve overtuiging die tot een misplaatste daad voert. Door een wending in het verhaal, een peripeteia, blijkt dat inzicht onjuist en ziet de held dat het tot zijn ondergang gevoerd heeft.
In een komedie beginnen we doorgaans ook met een hamartia, een verwarde toestand van onduidelijkheid en illusie – een knoop waarin de hoofdpersonen zichzelf gelegd hebben, met melodramatische vooronderstellingen en melodramatische plots. Maar dan volgt de komische ontknoping, letterlijk de ontwarring van de knoop, de bevrijding van restricties, een wending die niet tot ondergang, maar tot bevrijding voert.
Komische hamartia
Dat melodramatische plots de basis van komedie vormen, zien we bijvoorbeeld in de zes klassieke komedies van Jane Austen. Bij de start van de romans en voor een groot deel van hun ontwikkeling zijn de hoofdpersonen verwikkeld in kortzichtige campagnes waarbij ze zich blindstaren op het verkeerde doel of zichzelf en hun omgeving verkeerd beoordelen.
In elke roman is er sprake van een onmatige focus op Vodden Tot Vermogen (Rags To Riches): een alles overheersende jacht op een rijke en voorname bruid of bruidegom (Sense and Sensibility, Mansfield Park, Emma); een poging om het familiebezit terug te winnen of veilig te stellen (Sense and Sensibility, Pride and Prejudice, Persuasion); of een afwijzing van een arme huwelijkskandidaat uit een lagere klasse (in alle zes de romans!). In meerdere romans zijn de protagonisten vervuld van een Queeste naar volmaakte liefde (de sensibility van Marianne die haar kwetsbaar maakt voor John Willoughby, de passie van Lydia voor Wickham, de aantrekkelijkheid van Frank Churchill voor Emma, alledrie onbetrouwbare love objects). Gepassioneerde liefde is in de harten van romantische heldinnen (Emma, Caroline) niets minder dan een middel tot Wedergeboorte, iets waar Jane Austen in haar plots steeds gezond verstand en vriendschap, met een ander woord sense, tegenover plaatst. Zoals ze ook toont dat een terugkeer naar vroeger nooit zo uitpakt als je gedacht had. Als je het huis eenmaal verlaten hebt kun je er nooit meer naar terugkeren, het zal toch veranderd blijken (Sense and Sensibility, Northanger Abbey, het meest letterlijk in Mansfield Park). En waar mensen menen te strijden tegen een monster, blijkt dat monster toch minder monsterlijk en meer menselijk dan gedacht (generaal Finley in Northanger Abbey, Darcy en Lady de Bourgh in Pride and Prejudice). Of je blijkt zelf, als heldin, toch meer monsterlijke trekken te hebben dan je wist (Emma en Elizabeth Bennett) – de trots en de vooroordelen schuilen ook, en vooral, in jezelf.
Inzicht
Maar gelukkig volgt bij Austen steevast een anagnorisis: de hoofdfiguren krijgen een verlossend inzicht over zichzelf of over anderen. In Sense and Sensibility ontdekt Marianne dat John Willoughby een trouweloze charmeur is (en passie niet zaligmakend). Elinor komt er achter dat Edward Ferrars tegen zijn wil gebonden was aan een verborgen vroegere verloving. Aan het eind van Pride and Prejudice ziet Elizabeth dat onder het arrogante uiterlijk van Darcy een warm hart schuilgaat en dat haar oordelen over Darcy en Wickham onjuist waren. Bij de ontwikkelingen in Mansfield Park wordt Fanny eerst betoverd door de oppervlakkige genoegens van haar nichten en neven, en de charme van hun vrienden, alvorens ze ziet hoe leeg dat alles is en geluk vindt bij de bescheiden dominee Edmund. De hoofdpersoon van Emma komt er na alle intriges achter dat ze een verkeerd beeld heeft gekoesterd van liefde, vriendschap en de standen in haar kleine maatschappij. Wanneer haar protegé Harriet een oogje werpt op Emma’s aanbidder Knightley beseft Emma dat ze zelf van Knightley houdt. Catherine in Northanger Abbey leert dat de wereld niet in elkaar zit zoals in haar geliefde gothische romans; en Anne in Persuasion ontdekt dat de vooroordelen van haar klasse, zoals belichaamd door haar vader en peettante, niet deugen – en dat de aanvankelijk versmade Frederick Wentworth haar liefde meer dan waard is.
In de meeste gevallen komt de ‘herkenning’ bij Austen, zoals bij elke klassieke komedie, van een jongere persoon uit een lagere klasse (waarbij ‘lager’ relatief is, altijd gemeten aan de echt rijke oude adel die ook figureert). Alleen bij Emma en Knightley is het de oudere, ervaren partij die de jongere leert hoe je juist moet handelen. Maar verder zijn het de verarmde Elinor, de in haar ‘bestaanszekerheid’ bedreigde Elizabeth, de eenvoudige Fanny, de bescheiden Henry Finley en de selfmade Frederick Wentworth die oudere, rijkere en machtigere mensen tot inkeer brengen en de wereld bevrijden van fatale illusies. Zij zorgen voor een machtswisseling of in elk geval een machtsverschuiving – van rijk naar arm, oud naar jong, meester naar knecht, en vaak ook van man naar vrouw.
Het egoïsme dat in een groot deel van de roman vanzelfsprekend is, blijkt na de peripeteia niet meer te werken. Het maakt plaats voor altruïsme; de nadruk verschuift van ik naar wij. Er bloeit een nieuwe liefde op en uit die liefde groeit nieuw leven – alle romans eindigen in een huwelijk. Families worden geheeld en met elkaar geïntegreerd.
Ontknoping
De ontknoping in een komedie vereist dat alle verborgen zaken aan het licht zijn gebracht, alle vermommingen afgeschud en alle schaduwen zijn opgelost. Alles is verlicht en iedereen is herkenbaar als de persoon die hij of zij is. Onduidelijkheid is verdwenen.
Mensen zijn zich aan het einde van een komedie bewust van de waarheid. Het is deze realisatie die mogelijk maakt dat ze, als ‘geheelde’ mensen, zich tot elkaar wenden en relaties van liefde en vriendschap aangaan. Ze hebben ‘het licht gezien’.
Er zijn soms natuurlijk wel mensen die ervoor kiezen in de schaduw van onwetendheid te blijven, maar dan worden ze gestraft of uitgerangeerd. Ze zijn, als het ware, de tragische helden van het stuk – met dit verschil, dat het verhaal niet om hen draait.
Dit verschil van perspectief is meteen ook het grootste verschil tussen tragedie en komedie. In tragedie zien we het conflict als het ware van binnen, door de ogen van de ‘verknoopte’ hoofdpersoon, die erdoor vernietigd wordt. Bij een komedie bekijken we de situatie altijd vanuit een breder kader, een wijder perspectief – de horizon van de anagnorisis. Vanuit de volledige waarheid, het totale leven, dat altijd doorgaat – wat er ook met individuen gebeurt. Life goes on.
Er is nog één ding wat aan komedies ontbreekt, maar wat in het werkelijke leven een ‘komisch’ happy end kan geven. Dat zijn de instellingen die hamartia voorkomen of verhelpen, en daarmee conflicten in de kiem smoren of tot een goed einde weten te brengen.
Daarover volgende week meer!