Enige maanden geleden wijdde ik op deze plek drie artikelen aan de lotgevallen van de wolf in Nederland, en aan alle maatschappelijke discussie rondom de terugkeer van deze diersoort. Voor één keer (hoewel, je weet maar nooit) wil ik hier nog iets aan toevoegen. En dan niet vanwege de recente incidenten op landgoed Den Treek, maar om het perspectief van het debat nog te verbreden.
Uitkomst van het eerdere onderzoek was dat het allemaal lijkt te gaan om een gevecht tussen mens (en zijn huisdieren en vee) en de wolf. Om het dier als individu (onze honden en onze schapen) tegenover het dier als soort (de wolf). Om het dier als onderdeel van onze cultuur tegenover het wilde dier uit de natuur. En het gevecht gaat uiteindelijk om ruimte: ruimte voor de wolf in een habitat die wij niet verstoren of waarin wij accepteren dat niet de mens er de hoogste autoriteit is, maar de natuur.
Dichotomie
Misschien ligt het ook aan de vorm van het debat dat de conclusie gauw de vorm van een tegenstelling krijgt, van een of-of. Het is óf de mens (met zijn cultuur, zijn economische activiteiten) die een ruimte beheerst, óf de wolf. In debatten snijden we de wereld vaak in tweeën (wat de Grieken dichotomie noemden). Terwijl ik in het derde artikel al betoogde dat de tegenstelling cultuur-natuur een illusie is, omdat wat wij als natuur zien (en hoe we die zien) altijd al cultureel bepaald is.
Betekent dit dat er een soort cultureel primaat is en natuur zich altijd aan cultuur moet aanpassen? Niet per se.
Zeker is het zo dat wij mensen een bepaalde – cultureel bepaalde – kijk hebben op de natuur. We zie die natuur bijvoorbeeld als een Moeder, of als een speeltuin, of als een leverancier van grondstoffen. En we zien de wolf als menseneter (het Roodkapje-syndroom), of als een aaibare hondenvariant (kijk die schattige wolvenpups!), of als een ecologische sluitsteen in een proces van herwildering.
In die verhouding tussen cultuur en natuur is de natuur echter geen passieve, zwijgende tegenspeler. Geen figurant of decor.
Allereerst: bedenk dat de wolf op eigen kracht uit Oost-Europa is teruggekeerd, nadat mensen de soort uit West-Europa hadden verdreven. Zeker, dat heeft ook te maken met hoe wij ruimte bieden aan dieren en planten, hoe we ecosystemen bewaren of vernietigen. (Of we wolven doodschieten of niet.) Maar hoe de natuur reageert als wij een stapje terugzetten, daar hebben we geen stem in. We kunnen ophouden met bermen te maaien, we kunnen rivieren weer laten meanderen, we kunnen dode bomen in het bos laten liggen in plaats van ze weg te slepen. Maar wat voor ecosysteem vervolgens op die plaatsen groeit – dat kunnen we alleen maar afwachten. (Al denken ecologen vaak dat ze zoiets kunnen plannen, zie de Oostvaarder Plassen.)
En het gaat verder dan dat.
Wanneer we natuur de ruimte geven, dan kan het gebeuren dat de dieren en planten snel meer ruimte innemen dan we gedacht hadden. In onze tuin kwamen enkele jaren geleden wat campanula-plantjes terecht die zich in kieren en gaten nestelden. Omdat er na een paar weken vrolijke paarse bloemetjes uit opbloeiden liet ik ze staan, de hele zomer. Het jaar daarna waren er al een paar meters campanula; vervolgens kropen ze onder de struiken, waar ik ze niet meer wegkreeg – en vanuit die vestigingen veroverden ze een groot deel van de tuin, die nu elke juni een zee van paars toont. Jawel, het is nog wel onze tuin (’tuin’ en ‘cultuur’ betekenen trouwens vrijwel hetzelfde) en ik kan elk afzonderlijk plantje er nog wel uittrekken, maar op een bepaalde manier is het ook natuur geworden, waarin allerlei dingen gebeuren waarop ik geen grip heb (en ook niet wil hebben, ik wil de campanula alleen niet de hele tuin gunnen).
Op soortgelijke manier heeft de wolf sinds zijn terugkeer culturele delen van Nederland weer tot natuur gemaakt. Eerst ‘natuurgebieden’ zoals de Veluwe of het Drents-Friese Wold. Daarna ook landgoederen, zoals Den Treek. En uiteindelijk ook de landelijke streken waar wolven schapen en ander vee doden: elke kraal waar een schaap wordt aangevallen is feitelijk vanaf dat moment een integraal onderdeel van de natuur geworden, zelfs als er wolven-werende hekken omheen staan.
Wraak
In onze – noodgedwongen culturele – termen is die terugkeer van de natuur een soort wraak, een reactie waarbij de natuur als het ware zegt: ik pak alles terug wat de mens me heeft afgenomen – en dan nog wat erbij. De wolf keert terug – with a vengeance, zoals de Amerikanen zeggen.
Dat de mens de natuur kapotmaakt, is een gegeven. Iets heel anders is de vraag of de natuur wraak kan nemen. Natuurlijk niet, zou je zeggen. De natuur is blind, heeft geen ziel. Maar dat is niet wat we zien in de wereld van de verbeelding, waar de ‘eco-horrorfilm’ welig tiert.
Aldus Gawie Keyser, columnist en filmcriticus van de NRC. (Verrassend dat hij trouwens niet de oer-ecohorrorfilm Godzilla noemt, waarbij de natuur voor het eerst wraak neemt op de mens.)
Gevoel voor humor heeft de natuur niet, net zomin als zij haar toorn op de mens kan loslaten. Maar dat laatste verzinnen wij er dus maar wat graag bij, in eco-horror, en dat is veelzeggend. Waar het in werkelijkheid om gaat is dat we aanvoelen dat we bang zouden moeten zijn. Diep vanbinnen zijn we vervuld van wanhoop doordat onze eigen, natuurlijke instincten – waar we kennelijk zélf machteloos tegenover staan – klimaatverandering in de hand werken. Gevolg: het menselijk leven voor altijd veranderd. De dodelijke hittegolven. Overstromingen. Bosbranden. Smeltende ijskappen. En ga zo maar door.
Ook dit is dus weer een culturele kijk op natuur, een menselijk perspectief, waarbij we bang zijn voor de natuur, als voor een slachtoffer dat in dader kan omslaan.Maar zoals Keyser terecht zegt: de natuur kan haar toorn niet op ons loslaten, de natuur voelt geen woede. Sterker nog: de natuur kan geen dader zijn en ook geen slachtoffer: dat zijn menselijke en morele categorieën.
Overstijgend
Alleen mensen kunnen daders zijn (veroorzakers van de klimaatverandering) en slachtoffers (ook van de klimaatverandering). Individuele dieren, zeker de exemplaren die ons na staan (huis- en hobbydieren) of die door een foto geïndividualiseerd worden, kunnen we ook nog als slachtoffers zien. Maar niet de natuur als geheel.
Dat is niet zozeer omdat de natuur moreel neutraal is, hoewel je het ook op die manier kunt omschrijven. Het is eerder dat de natuur menselijke categorieën overstijgt.
Goed en kwaad, lief en stout, zorgzaam en nalatig, empathisch en onverschillig. Het zijn allemaal tegenstellingen die mogelijk worden gemaakt door de natuur. Die voor het grootste deel natuur zijn.
In een eerdere reeks van artikelen heb ik al (vanuit het werk van Robert Sapolsky) beschreven hoe onze handelingen gestuurd worden door biologische factoren waarover we weinig of geen controle hebben. Neurotransmitters. Hormonen. Stress. Vorming van de hersenen. Puberteit. Zwangerschap. Epigenetica (hoe genen aan en uit gezet worden). Genen. Allemaal ‘natuur’ – en verantwoordelijk hoe we onze menselijke, morele, esthetische, politieke, culturele keuzes maken. Zoals Keyser schrijft: onze eigen natuurlijke instincten werken klimaatverandering in de hand.
Want uiteindelijk is alles natuur: individu, familie, groep, stam, staat. Onze materialen zijn natuur, onze instrumenten zijn natuur, onze producten zijn natuur. Simpelweg omdat niets buiten en boven natuur is.
Het idee dat er een cultuur is die los van natuur, en zelfstandig, bestaat, is een versimpeling en daarom een vertekening van de werkelijkheid. Cultuur is natuur en natuur is cultuur. We kunnen, voor even, een kunstmatig onderscheid aanbrengen om een bepaald punt te verhelderen, maar wanneer we het verschil verabsoluteren gaan we de mist in.
Evolutie
Uiteindelijk is er geen strijd tussen mens en wolf. Geen oorlog en geen vrede. Er is alleen een evolutie en een wisselwerking. Een wederzijdse aanpassing. Wolven kwamen en gingen, mensen kwamen en gingen, soms samen, soms los van elkaar. En zo zal het altijd blijven. Als we niks aan de huidige toestand veranderen – ik bedoel, als we geen wetten wijzigen, geen grootscheepse politieke maatregelen nemen zoals de bescherming van de wolf opheffen – dan zal er nog steeds op den duur een evenwicht ontstaan tussen mensen en wolven in Nederland. Omdat wolven intelligente wezens zijn die kunnen doorgaan met wat voor hen werkt en stoppen met wat dat niet doet. En al zouden ze zich op het niveau van individu of roedel niet aanpassen, dan zou de soort wolf dat uiteindelijk wel doen, omdat die aanpassing wordt bepaald door de overkoepelende en allerhoogste vorm van intelligentie: evolutie door natuurlijke selectie. Die evolutie heeft ongeveer een miljoen jaar geleden wolven geschapen en zal wolven voort laten bestaan of niet. Wat wij in Nederland doen speelt daar maar een geringe rol in.
Met broeder wolf, zou Sint Franciscus zeggen, moeten we samenleven – we hebben geen andere keus en in elk geval geen betere.
(Het plaatsje Gubbio, zo’ 50 kilometer ten noorden van Assisi, werd lange tijd geplaagd door een woeste wolf, die zich steeds tegoed deed aan de schapen van de kudde van het dorp. Ook de inwoners zelf werden bedreigd. Ten einde raad besloten ze om de wolf te doden. Juist toen ze dat plan wilden uitvoeren kwam Franciscus van Assisi en hij ging op zoek naar de wolf. Toen hij het dier gevonden had, sprak hij de woorden: ‘Broeder wolf, ik weet dat het enkel de honger is die jou tot je verschrikkelijke daden aanzet. Als je mij belooft de inwoners van Gubbio met rust te laten dan beloof ik jou dat zij jou voldoende eten geven, zodat je nooit meer honger zult hebben’. De wolf stemde in en legde zijn poot in de hand van Franciscus.)
Veel mensen hebben Franciscus’ deal met de wolf als een vorm van temmen gezien, maar dat hele begrip legt de intentie en de controle eenzijdig bij de mens. En dat is altijd een vertekening – bij Franciscus’ interventie, bij de ‘domesticatie’ van de wolf en zelfs bij de routines van circusdieren. Temmen impliceert oorzaak en gevolg: de mens doet dit en dan doet het dier dat. Maar zo werkt het niet tussen levende wezens. Die wisselen signalen uit en interpreteren die volgens hun eigen aanleg en ervaringen. Waarschijnlijk oordelen honden dat zij ons getemd hebben, en dat standpunt is net zo legitiem.
Ik begrijp dat voor een wandelaar op landgoed Den Treek of voor een hobbyboer in Drenthe de wolventoestand een crisis kan lijken, iets waarmee we nu iets moeten. Maar dat is je blik vernauwen tot het hier en nu, en een oplossing willen forceren die waarschijnlijk minder bevredigend is dan die welke de natuur op langere termijn gaat uitvogelen.
Misschien kunnen we de zaak beter op zijn beloop laten. En blijven praten over watd e terugkeer van de wolf betekent – tot onze kijk hierop veranderd is.
Ik zie Franciscus’ interventie ook niet als een voorbeeld van het temmen van de wolf, maar van het stichten van vrede. Hij weet de inwoners van Gubbio zo ver te krijgen dat ze de wolf laten leven en de wolf zo ver dat hij zijn vraatzucht inperkt. Hij bewerkt, kortom, een evenwicht.
Een evenwicht dat de natuur tenslotte ook zou hebben bereikt.