Een jaar geleden wijdde ik een paar artikelen aan het begrip schismogenese, het idee van antropoloog Gregory Bateson dat er twee manieren zijn hoe een scheiding tussen mensen of groepen kunnen ontstaan: symmetrische schismogenese, zoals in een wapenwedloop, en complementaire schismogenese, zoals tussen agressor en onderworpene.
Bateson concludeerde uit zijn antropologische onderzoekingen dat er twee patronen van verandering zijn in onderlinge relaties: gedrag kan hetzelfde gedrag uitlokken (assertiviteit van A voert tot assertiviteit van B) of ander, aanvullend gedrag (assertiviteit van A leidt tot onderwerping van B). Opscheppen van de ene gesprekspartner kan leiden tot opscheppen bij de ander (nee, moet je mij zien) , of tot bewonderend luisteren (meen je dat, wat geweldig!). En beide vormen van respons voeden het oorspronkelijke gedrag, dat versterkt wordt herhaald en weer tot een sterkere respons leidt, enzovoort.
Symmetrische patronen zijn bijvoorbeeld wederzijds opscheppen, overtroeven met geschenken (de beroemde potlatch), bluffen, dreigen, wapens verzamelen – een wapenwedloop is misschien wel de meest zuivere vorm van een symmetrische schismogenese. Complementaire patronen zijn die tussen verzorgen en verzorgd worden, exhibitionist en voyeur, een stampvoetend kind en de ouders, of een wantrouwige partner en eentje die zijn trouw bezweert.
Deze tweezijdige relaties kunnen bestaan tussen landen, culturen, religies, klassen, geslachten…
Bateson signaleerde ook dat beide patronen progressief zijn: meer leidt tot meer. Later, toen hij kennis gemaakt had met de wetenschap van cybernetica, herkende hij deze ontwikkeling als een vorm van positieve feedback. Het klassieke voorbeeld is dat van een geluid dat door een microfoon wordt opgevangen en uitgezonden door een luidspreker – en weer wordt opgevangen door de microfoon en weer uitgezonden, steeds harder en harder, tot je alleen nog maar een schreeuwend gekrijs over houdt.
Polarisatie
Ik denk dat Bateson gelijk had en dat je schismogenese overal in de wereld terug kunt vinden. In onze tijd zien we vaak de vorm van complementaire schismogenese, waarbij de partijen naar elkaar kijken en denken: zó wil ik in elk geval niet zijn.
De ergste voorbeelden van complementaire schismogenese treden daar op waar meerdere scheidslijnen samenvallen en onder één noemer bestaan. We kennen dit samenvallen van differentiatie ook wel als polarisatie.
Tegenwoordig zien we polarisatie vooral als een politiek verschijnsel, maar de belangrijkste scheidslijn kan ook etnisch, cultureel of religieus zijn. Vier-, vijfhonderd jaar geleden was het niet zo belangrijk waar je als burger politiek stond (dat bepaalden een handvol koningen en prinsen wel voor jou), maar wel of je jezelf als katholiek of protestant afficheerde.
Aanvankelijk, begin vijftiende eeuw, bestonden er alleen subtiele theologische verschillen tussen katholieken en protestanten, tot uiting komend in obscure interpretaties van de eucharistie, in het aantal geaccepteerde sacramenten of in de opvattingen over het priestercelibaat. Gaandeweg werd het geloof echter een identiteit die zich over allerlei verrassende uithoeken van het bestaan uitstrekte. In het begin waren die nog op bijbeluitleg gebaseerd, zoals het afschaffen van heiligen-feestdagen of het toestaan van echtscheiding. Later zetten beide geloven zich tegen elkaar af om … nou ja, om zich tegen elkaar af te zetten. Katholieken omhelsden de voedster van buiten, terwijl protestanten borstvoeding door de moeder propageerden. Katholieken verenigden zich in gilden en broederschappen, terwijl protestanten de samenleving vooral ordenden door middel van families. In die families speelden moeders de hoofdrol bij katholieken, vaders bij protestanten. Die protestantse vaders waren als het ware de Jahweh van hun gezin: daarom werd het dragen van een volle baard ook populair, vooral onder de eerder gladgeschoren priesters die nu gehuwde dominees waren.
Katholieken hielden vast aan de vasten – de tijd tussen carnaval en Pasen waarin soberheid werd betracht. Protestanten verspreidden het vasten over het jaar. Tegenover de geheime katholieke biecht plaatsten ze de openbare schuldbekentenis en boetedoening.
Beide geloven weigerden ook nadrukkelijk uitvindingen uit het andere kamp over te nemen. Toen paus Gregorius de 1500 jaar oude Julische kalender (die elf minuten per jaar miste) liet verbeteren, weigerden veel protestantse steden en regio’s die aanpassing over te nemen, waardoor de kalenders van buurgemeenten dagen en weken uit de pas konden lopen. Ook geneesmiddelen werden om religieuze gronden gewantrouwd: protestanten weigerden een malariamiddel te gebruiken dat door Jezuïeten was ontwikkeld en negeerden bij de strijd tegen syfilis de hars van de guaiacum-plant omdat de verkoop in handen was van de Fugger-broers, geldschieters van de aflatencampagne in Duitsland (en dus voor protestanten de George Soros van hun tijd).
Politiek
We leven niet langer in een tijd waar religieuze scheidslijnen de overhand hebben. Moderne polarisatie is politiek, vooral in landen waar er een twee-partijen systeem is (zoals in de VS), of een situatie waarbij er de tweedeling machthebbers-oppositie bestaat (zoals in Hongarije)
De Amerikaanse journalist Ezra Klein heeft beschreven hoe in de VS de Democratische en Republikeinse identiteiten andere hebben opgeslokt: politieke identiteit valt nu samen met die van ras, religie, geografie, ideologie en cultuur. Kortom, als je zwart of latino bent, stem je waarschijnlijk Democratisch. Als je atheïst bent ook. En als stadsbewoner. Als ‘linkse’ kiezer (‘liberal’) heb je ook slechts één keuze: democratisch. En hetzelfde geldt als je boeken leest, van klassieke muziek of hiphop houdt, films met ondertitels bekijkt, vegetarisch/veganistisch eet en wijn prefereert boven bier. En als je LHBTI+ bent, of voor abortus. Al deze ‘identiteiten’, centraler of meer perifeer, dieper of oppervlakkiger, zijn nu feilloze tekens voor een Democratische stem.
Aan de andere kant ben je waarschijnlijk Republikein als je wit bent en op het platteland woont, zondags naar een christelijke kerk gaat, jezelf als conservatief inschaalt, naar country-muziek luistert, bier en zwarte koffie drinkt, Nascar auto-races bezoekt, abortus afkeurt en overgewicht hebt.
In de VS hebben die gepolariseerde (zelf)beelden het politieke leven grotendeels lamgelegd. De kiezers zijn steeds meer gepolariseerd en kiezen voor meer gepolariseerde politici, gepromoot door meer gepolariseerde media. Doordat politieke instituties (presidentschap, volksvertegenwoordiging, hooggerechtshof) meer gepolariseerd raken, verdelen ze het publiek nog verder, wat tot een vicieuze cirkel leidt. Op een bepaalde manier kun je de huidige presidentiële campagne, tussen twee mannen die door een meerderheid van het land worden afgewezen, zien als het resultaat van dertig jaar polariserende politiek. Wie er straks in november ook wordt gekozen, hij zal vooral winnen omdat de kiezer tegen de andere kandidaat stemt.
Mijn punt is dit: met een analyse van de machtsverhoudingen kun je deze polarisatie niet begrijpen. Politici dwingen kiezers niet om country te verkiezen boven jazz, en tv-zenders spotten niet met havermelk om meer zuivelreclames te verkopen. Mensen kiezen voor bepaalde kandidaten, beleidsplannen, feesten, voedingsmiddelen, hobby’s omdat ze zich daarmee kunnen onderscheiden van anderen. Dat is normaal, en op zich ook helemaal niet erg. Waar het gevaarlijk wordt is als die manieren om jezelf te onderscheiden in elkaar overlopen en onder één identiteit gaan vallen – of die nu politiek, religieus, cultureel of etnisch is.
Schismogenese, niet macht, verklaart het beste hoe polarisatie werkt. Polarisatie is overlappende complementaire schismogenese. Zeg mij wat je eet (of waar je woont, of welke huidskleur je hebt, of naar welke kerk je gaat) en ik zal zeggen op welke partij je stemt. En je stemt op die partij, die kandidaat, vooral omdat hij jouw identiteit deelt, niet omdat hij of zij bepaalde beleidsvoorstellen heeft waarmee je het eens bent. Integendeel, uit historisch en psychologisch onderzoek blijkt steeds weer: je bent niet voor een bepaalde politicus/partij omdat die een bepaald beleid voorstaat, je bent voor een beleid omdat dit wordt bepleit door jouw favoriete politicus en partij.
Nederland
Laatste punt. Nederland heeft geen twee-partijen stelsel, maar ook hier zijn we hard op weg met politieke polarisatie.
Kijk naar deze grafiek:
De blauwe en rode kolommen geven aan hoe tevreden de Nederlandse kiezers, gesplitst naar partij, waren met het nieuwe kabinet. Blauw staat voor mei, na de bekendmaking van het Hoofdlijnenakkoord, rood voor juni, na de presentatie van de nieuwe ministers.
Wat opvalt in beide staatjes: er is geen midden.
Pakweg de helft van de achterbannen is tevreden over het nieuwe kabinet. In mei was dat bij de positieve kiezers tussen de 63% (SGP) en 92% (PVV). Zelfs na de moeizame formatie-fase was nog 59% (VVD) tot 86% (BBB) van de pro-coalitie kiezers positief.
Maar dan de ontevredenen. Kiezers van CDA, SP, D66, CU, PvdD, Volt en GL-PvdA zagen het kabinet in mei al helemaal niet zitten (met tussen 2% en 33% tevreden stemmers). In juni was die tevredenheid verder gedaald, zelfs bij het CDA was maar een kwart tevreden met de nieuwe coalitie. Met andere woorden: de ‘rechtse’ partijen zien dat de coalitie instemming heeft bij hun kiezers, tenminste bij 59%. De ‘linkse’ partijen zien dat hun kiezers de coalitie niet lusten, 25% of (veel) minder is tevreden. Dat is een gat van 34%, waar je eigenlijk ‘midden-partijen’ zou verwachten met kiezers die ongeveer fifty-fifty tevreden-ontevreden zijn. Maar die partijen zijn er niet, en die kiezers waarschijnlijk ook niet. Stemmers clusteren op rechts en op links, met niets meer daar tussenin.
Het totaal-gemiddelde (50% tevreden in mei, 39% in juni) suggereert dat er een gemiddelde kiezer bestaat, maar feitelijk hebben de kiezers zichzelf gesorteerd in twee blokken: de coalitiepartijen BBB-PVV-NSC-VVD met de SGP erbij – en CDA t/m GL-PvdA. Binnen die blokken is de tevredenheid over de nieuwe regering respectievelijk 71% en 11%!
Politiek is Nederland dus behoorlijk gepolariseerd, een jaar nadat elke politieke partij nog prat ging op zijn centrum-politiek en overal gesproken werd over ‘de terugkeer van het midden’. In het centrum zouden immers de meeste kiezers zitten, zo luidde het cliché. Maar dat is dus niet zo.
Betekenen die twee politieke blokken dat Nederland op eendere wijze is gepolariseerd als de VS? Dat meerdere scheidslijnen nu samenvallen met de politieke; dat religieuze, geografische, etnische en culturele groepen zich nu scharen onder de noemer ‘links’ of ‘rechts’?
Daarover volgende keer meer!