435. Dagverlichting: zwerven

Posted on 24 aug 2023 in Blog, Dagverlichting, Featured

435. Dagverlichting: zwerven

Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of voel je jezelf een beetje opgejaagd?

Hier is een moment voor jezelf.

Lees het volgende verhaal:

De Vliegende Hollander

Lange jaren voer een vervloekt schip over de zeven zeeën. Vreselijk was het om aan te zien, met zwarte, haveloze zeilen, eeuwig omgeven door troebele mist, krakend als een wrak. Wanneer het een ander vaartuig ontmoette, stuurde het een boot met matrozen om een postzending over te dragen, met het verzoek de brieven mee te nemen naar een haven. De matrozen waarschuwden daarbij dat het pakket met brieven aan de mast moest worden gespijkerd, anders zou het schip door pech worden getroffen.

Ook als het ontvangende schip deze maatregel nam, bereikten de bestellingen nooit hun bestemming: doorgaans waren de geadresseerden onbekend, een enkele keer herkenden bewoners een naam, maar wisten dat de drager lang geleden was overleden. Eén keer ontving een achterkleinzoon een liefdesbrief, gericht aan zijn overgrootmoeder die al honderd jaar dood was.

Het houten spook, het angstaanjagende schip, voerde de naam van zijn kapitein, een Hollander, die ooit bij alle duivels had gezworen dat hij in een heftige storm de Kaap van de Goede Hoop zou omvaren, al zou hij moeten varen tot de Jongste Dag. De Duivel nam hem vervolgens bij zijn woord en verplichtte hem tot de Jongste Dag op de oceaan rond te zwerven, tenzij hij door de trouwhartigheid van een vrouw verlost zou worden. De Duivel, niet zeer slim, geloofde niet aan echtelijke trouw – daarom stond hij de vervloekte kapitein toe om elke zeven jaar aan land te gaan en een vrouw te huwen, om zijn verlossing te bewerkstelligen.

Weer zijn er zeven jaar verstreken, en de arme Hollander is vermoeider dan ooit. Hij meert aan in een Schotse haven, maakt kennis met een koopman. Hij verkoopt hem fabelachtige diamanten tegen een spotprijs en sluit vriendschap met hem. Als hij hoort dat zijn nieuwe vriend een dochter heeft, verlangt hij haar als bruid. Ook deze overeenkomst wordt gesloten.

In het huis van de koopman staart de dochter naar een schilderij, waarmee ze is opgegroeid. Het is een portret van een donkere, onbekende en knappe man in ouderwetse, zeventiende-eeuwse kledij. Het is een erfstuk in de familie, volgens haar grootmoeder is het een afbeelding van de Vliegende Hollander uit de tijd van koning Willem III. Met het schilderij is een waarschuwing overgeleverd: de vrouwen uit de familie moeten zich verre houden van deze kapitein. Maar het is juist deze waarschuwing geweest die ervoor gezorgd heeft dat de trekken van de kapitein in het geheugen van de dochter gegrift staan.

Wanneer het evenbeeld van de geportretteerde de kamer binnenkomt, schrikt het meisje – maar niet van angst. Als men de Hollander het portret toont, maakt deze grapjes over de gelijkenis en spot hij over de legende van de eeuwig zwervende kapitein; dan mijmert hij over het ondraaglijke lot, voor altijd in de waterige woestijn verloren te zijn, met een lichaam dat slechts een grafkist van vlees is waarin de ziel zich ten dode verveelt; hoe het leven de zwerver terugwijst maar ook de dood hem toegang weigert, zoals een lege ton, die door de baren heen en weer wordt gestoten. Zijn smart is diep als de zee waarop hij ronddobbert, zijn schip zonder anker en zijn hart zonder hoop.

Terwijl de kapitein spreekt, werpt de dochter sluikse blikken van hem op het portret. Ze lijkt haast zijn geheim te hebben geraden. En wanneer hij haar vraagt: “Katharina, wil je me trouw beloven?” antwoordt ze beslist: “trouw tot in de dood.”

De bruiloft is voor de volgende dag vastgesteld. De bruidegom verklaart dat hij de nacht aan boord van zijn schip moet doorbrengen, maar dat hij in de ochtend terug zal keren.

In de nacht besluit de Hollander echter anders. Getroffen door Katharina’s liefde wil hij liever doorgaan met zwerven dan haar in het verderf storten. Met zonsopgang lichten zijn matrozen het anker en vaart hij de haven uit. Wanneer Katharina hiervan op de hoogte wordt gesteld, rent ze in bruidskleed naar de rots, waar de Vliegende Hollander langs moet varen. Daar bezweert ze hem terug te keren, maar hij roept haar toe dat ze zijn vloek niet mag delen. Waarop ze roept: “Ik ben je trouw en er is een manier waarop ik je ook in de dood trouw kan zijn!” En met die woorden stort ze zich in zee. Daarmee is ook de vloek van de Vliegende Hollander verbroken, en zijn spookschip zinkt naar de bodem van de zee.

Lees nu de volgende korte gedichten van die grote Japanse zwerver, Matsuo Basho:

Matsuo Basho – Haiku’s

Eerste winterbui
Reiziger zal mijn naam zijn
door regen en wind.

Zal dit vege lijf
verbleken tot 'n skelet, blaast
de wind in mijn hart.

De lente gaat heen
vogels tsjilpen, in het oog 
van de vis een traan.

Op een dorre tak
is een kraai neergestreken
in de herfstavond

Diepe stilte -
gesjirp van een cicade
doordringt de rotsen.

Ik ben ziek op reis
mijn dromen zwerven over
de dorre vlakten.


En luister tenslotte naar de volgende muziek: