De laatste weken was er in media veel te doen over de zogenaamde Nutri-Score van producten, een weergave van gezonde of ongezonde ingrediënten in voeding. Waarschijnlijk heb je het bijbehorende logo, dat de Voedingswaarde van een product moet aangeven, al wel op boodschappen zien staan: het is een aansprekend eenvoudig en helder logo waarin groen staat voor gezond en rood voor ongezond, met geel er tussenin, net als een stoplicht. Voor een grotere nuance zijn nog twee kleuren toegevoegd: oranje voor iets minder ongezond en lichtgroen voor iets minder gezond.
Je krijgt dus zo een schaal die van 1 tot 5 loopt:
Eigenlijk loopt de schaal wat lager en hoger, trouwens, omdat de vijf kleuren steeds een bandbreedte van onderliggende scores uitdrukken:
Hierbij valt meteen op dat de scores niet helemaal vergelijkbaar zijn in hun bereik, omdat de gezondste producten (donkergroen) een score van -15 tot -1 hebben en de iets minder gezonde (lichtgroen) slechts drie mogelijke scores: 0, 1 of 2. We zien dan dat een product met score -1 net zo gezond wordt genoemd als eentje met -15, terwijl voeding die slechts vier punten hoger (slechter) scoort, 3, meteen twee categorieën slechter wordt ingeschaald. Misschien hebben de makers van het beoordelende algoritme hier hun redenen voor, maar op het eerste gezicht lijkt het wat raar dat rood bijna drie keer zoveel scores omvat als oranje en geel, en zeven keer zoveel als lichtgroen. De vorm van het logo laat die discrepantie niet zien, maar suggereert een gelijk ‘gewicht’ van elke kleur.
De Nutri-Score is een initiatief van de Rijksoverheid, die het logo overigens erg onhandig uitlegt door te praten over gezonde ‘pluspunten’ (eiwitten, vezels, groente, fruit) van voedingsingrediënten en ongezonde ‘minpunten’ (calorieën, suiker, verzadigd vet en zout) – terwijl we boven hebben gezien dat een lagere score juist voor ‘gezonder’ staat. Wat in het logo niet, maar in de uitleg overigens wel duidelijk wordt gemaakt: dat het gaat om vergelijking binnen een productgroep, dus binnen bijvoorbeeld soorten ontbijtkoek of soep. Dat een consument zijn karretje kan volladen met relatief ongezonde producten die allemaal een A of B scoren, wordt nergens expliciet gemaakt maar komt glashelder uit de uitleg naar voren.
In het algemeen komen de problemen van het logo – en van elk keurmerk wat iets vergelijkbaars beoogt – voort uit een verwisseling van twee logische niveau’s, het niveau van gezonde voedingsmiddelen en dat van gezonde ingrediënten. Of eigenlijk van drie niveau’s, ingrediënten, voedingsmiddelen en voedingspatroon.
Meerdere journalisten hebben al gesignaleerd dat de aanbevelingen van de Nutri-Score ingaan tegen die van de Schijf van Vijf, van het Voedingscentrum:
Producten die door het Voedingscentrum worden aanbevolen, krijgen opeens een lage score en voedsel dat buiten de schijf van vijf valt kan opeens een A krijgen. Ook hier ligt healthwashing op de loer. Als een producent het algoritme begrijpt, kan hij zijn receptuur zo veranderen dat hij een hogere score krijgt. Bijvoorbeeld door (voor het product overbodige) vitamines en vezels toe te voegen. Een groene A verkoopt toch beter dan een oranje C. (Teun van de Keuken in de Volkskrant, 15 januari 2023)
De tegenspraak van Schijf vanVijf en Nutri-Score kan ons niet verbazen als we bedenken dat het één een advies op het dieetniveau is (‘eet afwisselend en voldoende van elk soort producten uit de Schijf van Vijf’) en het andere op het niveau van ingrediënten (‘in onze taart zit minder suiker en zout dan in vergelijkbare taarten’). Dat scheelt twee logische niveau’s, geen wonder dat het niet op elkaar aansluit.
Logische niveau’s dienen we uit elkaar te houden, anders krijg je verwarring. Een groep kinderen is immers zelf weer geen kind, maar een klas. En een verzameling klassen is zelf weer geen klas, maar een school.
Paradox
De problemen worden nog groter als er paradoxale verschillen bestaan tussen de twee logische niveau’s die we bestuderen. En dan niet louter kwantitatieve paradoxen, zoals wanneer een hoeveelheid zandkorrels een hoop zand vormen (de zogenaamde sorites-paradox) of een bepaalde toename teveel van het goede kan zijn (twee keer zoveel medicijn is niet twee keer zo goed).
Ik doel op een paradox waarbij handelingen op het ene niveau een tegengesteld effect kunnen hebben het hogere niveau.
Twee beroemde achttiende eeuwse voorbeelden van dergelijke paradoxen zijn maatschappij-analyses van Adam Smith en Bernard Mandeville.
Adam Smith wijst er in misschien wel de beroemdste passage van zijn Wealth of Nations op dat elke burger op individueel niveau slechts naar het eigen voordeel streeft – maar dat dit samen tot een groot voordeel voor het collectief leidt:
We verwachten onze maaltijd niet van de welwillendheid van de slager, de brouwer of de bakker, maar van hun oog voor het eigen belang. We richten onszelf niet op hun menselijkheid maar op hun eigenliefde, en spreken nooit over onze noden maar alleen over hun voordelen. Alleen een bedelaar kiest ervoor om afhankelijk te zijn van de welwillendheid van anderen. En zelfs een bedelaar is daar niet geheel van afhankelijk. De liefdadigheid van barmhartige mensen voorziet hem, inderdaad, van zijn gehele bron van bestaan. Maar hoewel dit principe hem uiteindelijk voorziet van alle noodzakelijkheden van het leven, kan het hem er niet van voorzien wanneer hij ze nodig heeft. De meerheid van zijn behoeften worden bevredigd zoals bij andere mensen, door contract, door ruilhandel of door koop. (The Wealth of Nations Boek I hoofdstuk 2)
Met andere woorden: ook met de aalmoes van de liefdadige gever gaat de bedelaar naar de bakker om brood te kopen, en met de jas die hem gegeven wordt gaat hij naar de lommerd om hem om te ruilen voor een andere jas, of een broek, of geld. En de medewerking van bakker of pandjesbaas is er weer eentje van ruilhandel of geld, voor het eigen gewin. Maar al die handelingen uit eigenbelang zorgen er samen voor dat er brood wordt gebakken en bier gebrouwen, dat er loon wordt betaald en dat investeringen revenuen opleveren – waardoor iedereen in zijn inkomen kan voorzien en de hele maatschappij welvarend wordt, al was dit nooit het doel van de individuele economische speler:
… ieder individu werkt noodzakelijk om de jaarlijkse opbrengst van de maatschappij zo groot mogelijk te maken. In het algemeen is het niet zijn bedoeling het algemeen belang te bevorderen, noch weet hij hoeveel hij eraan bijdraagt. Door de voorkeur te geven aan de eigen productie in plaats van die uit het buitenland, beoogt hij slechts zijn eigen zekerheid te vergroten; en door die productie in de richting van de grootste waarde te leiden, wil hij slechts de eigen winst vergroten, en wordt in dit, zoals in vele andere gevallen geleid door een onzichtbare hand om een doel te bevorderen dat nooit deel uitmaakte van zijn plan. En dit is vaak niet slecht voor de samenleving die er geen rol in speelde. Door zijn eigen belangen te verdedigen bevordert hij veelvuldig die van de maatschappij op een effectievere wijze dan wanneer hij die wil bevorderen. Ik heb nooit veel goeds zien komen van degenen die zeiden handel te drijven voor het algemeen welzijn. Dat is, inderdaad, een gekunsteldheid die zeldzaam is bij kooplieden en ze hebben weinig woorden nodig om hen op andere gedachten te brengen. (The Wealth of Nations, Boek IV hoofdstuk 2)
Nog radicaler is de paradox van Bernard Mandeville, die in zijn Fable of the Bees betoogt dat niet slechts eigenbelang, maar zelfs ondeugden, slechte eigenschappen, tot het algemene welzijn leiden:
The Root of evil Avarice
That damn’d ill-natur’d baneful Vice
Was Slave to Prodigality,
That Noble Sin; whilst Luxury
Employ’d a Million of the Poor,
And odious Pride a Million more.
Envy itself, and Vanity
Were Ministers of Industry;
Their darling Folly, Fickleness
In Diet, Furniture, and Dress,
That strange ridic’lous Vice, was made
The very Wheel, that turn’d the Trade.
Their Laws and Cloaths were equally
Objects of Mutability;
For, what was well done for a Time,
In half a Year became a Crime;
Yet whilst they alter’d thus their Laws,
Still finding and correcting Flaws,
They mended by Inconstancy
Faults, which no Prudence could foresee.
Thus Vice nursed Ingenuity,
Which joined with Time, and Industry
had carry’d Life’s Conveniencies,
It’s real Pleasures, Comforts, Ease,
To such a Height, the very Poor
Lived better than the Rich before;
And nothing could be added more.
Geldzucht leidt tot overvloed, zegt Mandeville, terwijl luxe en trots werk geven aan miljoenen. Jaloezie en ijdelheid brengen ijver voort en wispelturigheid houdt het wiel van de handel draaiende. Uiteindelijk, stelt hij, krijgen we door deze ondeugden een maatschappij waarin de moderne bedelaar welvarender is dan de rijkaard van oud. Wat de schrijver aanleiding geeft zijn gedicht de ondertitel Private Vices, Publick Benefits mee te geven: privé fouten, publieke baten.
Bomen en bos
Wat ik met deze voorbeelden wil zeggen? Dat we beter moeten beseffen dat er grote verschillen zijn tussen logische niveau’s en dat hogere niveau’s eigenschappen hebben die de lagere niet tonen. Een geheel is meer dan de som der delen, een bos is meer dan een verzameling bomen. Elf Messi’s hoeven samen nog geen goed team te vormen en een dieet van allemaal gezonde producten hoeft nog geen gezond dieet te zijn.
We hebben vaak de neiging – zie stikstofdebat, zie geluidshinder rondom Schiphol, zie (bio)diversiteit – te doen alsof bepaalde zaken een eigenschap zijn van een lid van de verzameling in plaats van de verzameling zelf – en we meten dan op het niveau van bomen hoe het bos eraan toe is. Zoveel bomen van soort A, zoveel van soort B. Check. Maar of een bos groeit en bloeit is afhankelijk van meer dan de bomen. Het is zelfs eerder andersom: als het goed gaat met het bos, gaat het goed met de (meeste) bomen. Terwijl het goed kan gaan met de meeste bomen, en toch slecht met het bos (want: te weinig vogels, of insecten, of te weinig variatie, of teveel brandnetels en bramen, of zieke schimmels, enzovoort enzovoort). We moeten dus leren naar het geheel te kijken, naar het ecosysteem. En dat geld ook voor gezondheid, zowel bij individuen als voeding als volksgezondheid – gezondheid is een eigenschap van ecosystemen. Van gehelen.
We moeten niet de bomen, maar het bos zien.