Als je onze media mag geloven is Nederland in de moeder aller crises beland, een opeenstapeling van acute problemen die zo snel mogelijk, nee nu, nee liever nog gisteren hadden moeten worden opgelost. Stikstofcrisis. Energiecrisis. Inflatiecrisis. Woningcrisis. Asielcrisis. Jeugdbeschermingscrisis. Schipholcrisis. Gaswinningscrisis. En dan hangt corona ook nog als een dreigende wolk boven ons hoofd.
Maar is bij al deze zaken wel sprake van een crisis? Zeker, wanneer asielzoekers op het gras moeten slapen of mensen jarenlang op een betaalbare woning moeten wachten zijn er grote problemen. Maar zijn dat ook voorbeelden van een crisis?
In meerdere media is er al op gewezen dat we behalve een inflatiecrisis ook een ‘crisisinflatie’ meemaken, een ontwikkeling waarbij het etiket ‘crisis’ op steeds meer problemen geplakt wordt. Als er minder kinderen lezen, spreken kranten van een ‘leescrisis’. Als het een paar weken niet regent, heerst er een ‘droogtecrisis’. En als een voetbalclub twee keer achter elkaar verliest is er daar ook een ‘sportieve crisis’ (die na één overwinning dan zogenaamd weer is ‘afgewend’).
Misschien moeten we ons bezinnen op het begrip crisis en het woord niet zo snel voor allerlei kwesties gebruiken die onderling zeer verschillen in omvang, urgentie, waarschijnlijkheid en tijdsduur.
Oercrisis
‘Crisis’ komt van het Griekse woord voor oordeel of beslissing. Een soort crisis die me in alle opzichten de naam verdient, lijkt me de cruciale periode die vroeger na een week longontsteking werd bereikt, de ‘koortscrisis’.
Voor de komst van antibiotica verliep een longontsteking ongeveer zo: je kreeg koorts en koude rillingen, al na een paar uur voelde je jezelf heel slecht. Na een week zakte de temperatuur weer, wat gepaard ging met sterke zweetaanvallen en verwijding van de bloedvaten. De resulterende druk op het hart en de bloedsomloop kon in die crisisfase voor veel complicaties zorgen. Als mensen stierven, was het in deze tijd. Wanneer je de crisis overwon, verbeterde de toestand weer en kon je volledige genezing tegemoet zien.
Wat zien we bij dit voorbeeld voor kenmerken?
Allereerst is er een aanloop – het probleem ontwikkelt zich tot het de fase bereikt waarin het tot een beslissing komt. Een plotselinge uitbarsting, als een donderslag bij heldere hemel, is geen crisis (en een blikseminslag dus ook niet).
Twee. De crisisperiode is duidelijk afgebakend en van beperkte duur, daarna is de beslissing gevallen. Je kunt niet een koortscrisis van weken hebben.
Drie. Het gehele systeem valt om of overleeft het, het is alles of niks. Een probleem dat slechts consequenties voor een deel van het systeem heeft, is geen crisis.
En tot slot: welke kant het dubbeltje op valt is hoogst onzeker – niet te ver van een 50-50 verdeling verwijderd. Als er maar 10% kans is op een ramp, is er geen crisis.
Hoe zit het nu met de crises waarvan de media veelvuldig berichten? Zijn dat volgens bovenstaande lijst nu echte, authentieke crises?
Aanloop
Als we criterium 1 bekijken, de aanloopfase, dan zien we die bij alle problemen. Nergens kwam een ramp uit de lucht vallen, bij alle problemen waren er lange periodes waarin er gewaarschuwd werd, afgewacht, aarzelend ingegrepen, uitgesteld. Waarin werd gehoopt, gevreesd, gebeden. Waarin er juridische of technische geitenpaadjes werden gezocht en soms gevonden – paadjes die dan toch dood bleken te lopen.
Deskundigen hebben in alle bovengenoemde ‘crises’ lang geleden aan de bel getrokken – soms, zoals bij stikstof en klimaat, tientallen jaren geleden.
Je zou kunnen zeggen dat bij twee kwesties, de corona-epidemie en de oorlog in Oekraïne, minder sprake was van duidelijke aanlopen.
Natuurlijk, er verstreken een paar maanden tussen de eerste covid-patiënt in Wuhan en de aankomst van het virus in Nederland. Maar de manier waarop het virus in een paar weken om zich heen greep toen het eenmaal in ons land was, afgezet tegen de snelheid waarmee je beperkende maatregelen kunt nemen: dat valt toch wel vrij plotseling te noemen. Corona haalt dus de eerste ‘crisisdrempel’ niet – de andere ook niet, trouwens – en daarom is het ook niet vaak als crisis aangeduid. Net zomin als Poetins invasie, al werd die ‘aangekondigd’ door militaire oefeningen in de voorafgaande weken. Maar een oorlog wijkt in teveel opzichten af van een ‘echte’ crisis om het dat etiket te geven, dus dat gebeurde ook niet – en zeker niet meer na de Russische inval.
Tijdsduur
Maatstaf twee: een crisis mag niet te lang duren, er moet vrij snel een beslissing vallen. Deze horde blijkt voor de meeste kwesties te hoog, daarvoor duren ze te lang. Of het blijkt niet mogelijk duidelijk een crisistijd af te bakenen. Wanneer is de crisis van de klimaatverandering? Nu? Tussen nu en 2030? Misschien dat wetenschappers ooit een duidelijke crisisperiode aan kunnen wijzen waarin onze uitstoot van CO2 had kunnen worden aangepakt en dat niet gebeurde (bijvoorbeeld tussen de klimaatconferentie van Parijs in 2015 en die van Glasgow in 2021) – maar over het algemeen lijkt de tijdsschaal van de klimaatverandering te ruim om van een crisis te kunnen spreken. En dat geldt ook voor andere crises: de stikstofproblemen stammen al uit de jaren tachtig van de vorige eeuw en zijn weliswaar op de spits gedreven door een uitspraak van de Raad van State, maar die is ook al weer meer dan drie jaar oud. Je kunt geen driejarige crisis hebben (zeker als er nog geen oplossing in zicht is).
Ik denk dat van alle crises alleen de gekoppelde energie- en inflatiecrisis een echte, afzienbare periode van beslissende ingrepen (of afzien daarvan) kent. Dat tijdsbestek wordt begrensd door, aan de ene kant, het besef van regeringen en centrale banken dat de stijgende (energie)prijzen geen tijdelijk fenomeen vormden (dat besef daalde ergens in de zomer in, op de ene plek wat eerder dan op de andere) – en aan de andere kant de aanvang van de winter, wanneer voor de hoge energieprijzen een oplossing moet zijn gevonden. De crisis kent hier een duidelijk begin en einde: begin vormden de eerste verhogingen van gasrekeningen en voorschotten tot een niveau dat voor veel mensen onbetaalbaar is, einde vormt de eerste vriesnacht waarin mensen al dan niet gedwongen worden om tussen stoken en koken te kiezen.
Bij de andere crises lijkt een duidelijk tijdsbestek afwezig, al zou je bijvoorbeeld bij de toestanden in Ter Apel verwachten dat die om een snelle ingreep vragen – en dus om een korte, afgebakende crisisperiode van schrijnende taferelen. Maar op de een of andere manier werd deze periode langer en langer, steeds bleek het toch nog mogelijk te zijn om meer buiten slapende asielzoekers te ‘accepteren’ en de ‘crisis’ te verlengen. Weliswaar kunnen er nu een paar honderd mensen terecht in Zoutkamp, maar het aantal plekken daar schiet alweer te kort. En voor kwetsbare alleenstaande minderjarige vreemdelingen is er ook geen oplossing.
Maanden achtereen lap- en plakwerk: dat is geen crisis meer, dat is een affaire of een schandaal.
Alles of niets
Dan het derde kenmerk: bij een crisis moet het systeem (of het nu een lichaam, een bedrijf, een samenleving of een ecosysteem is) kunnen instorten. Beperkte schade kan nooit tot een crisis leiden. Daarom is elke afkondiging van een sportieve crisis onzinnig: het behoort tot het systeem sporter/sportclub dat er verloren wordt, misschien wel vaak achter elkaar. Maar tot het wezen van sport behoort ook dat er morgen of volgende week weer een wedstrijd is en die kan weer gewonnen worden. Natuurlijk, een degradatie kan als een ramp worden ervaren (zeker in het profvoetbal, waar hij meestal gepaard gaat met grote verliezen aan inkomsten en niet zelden gedwongen ontslagen), maar feitelijk kan een degradant gewoon bij de volgende seizoenstart met een schone lei beginnen en trachten het verloren terrein te heroveren. Zelden of nooit wordt een club na degradatie opgeheven, of stopt een sporter puur om een nederlaag. Een nederlaag is nooit beslissend.
De meeste actuele kwesties, hoe schrijnend ze ook kunnen zijn, zijn nooit alles of niets, zaken van leven en dood.
Het asielsysteem staat onder grote druk, maar niemand voorziet dat het op barsten staat – dat morgen alle AZC’s worden gesloten en de IND het bijltje erbij neergooit. Evenmin zal de bestrijding van stikstof ervoor zorgen dat er binnenkort geen farmers en geen food meer zijn. Er zullen ook nog woningen worden gekocht en verkocht, jongeren en gezinnen geholpen, vliegtuigen opstijgen – alleen allemaal minder dan gewenst. Maar woningmarkt, jeugdbescherming en luchtvaart dreigen niet ineen te storten.
En evenmin zal dat gebeuren met de grote natuurlijke veranderingen van deze tijd, de opwarming van de aarde en het verdwijnen van soorten. Zeker zullen ecosystemen (onder welke onze economie) daarvan grote klappen krijgen. Maar is er ook maar één doemdenker die onze beschaving ten einde ziet komen zoals bij de Maya’s, of de bevolking ineen ziet storten zoals op Paaseiland?
Het is natuurlijk mogelijk dat deze dingen toch gebeuren: de Maya’s en de Paaseilanders zullen hun ondergang misschien ook niet hebben zien aankomen, net zomin als de Inca’s en de Azteken in een andere soort crisis. Maar precies daarom, omdat we het niet zien aankomen, kunnen we het ook niet als een crisis ervaren. Natuurlijk, er kunnen grote problemen ontstaan bij de transitie naar een duurzame economie – misschien wel oorlog en hongersnood. Maar het gaat hierbij fundamenteel om een overgang, geen ondergang. En een overgang is geen crisis.
Onzekerheid
Tenslotte het laatste kenmerk, de mate van onzekerheid. Zoals gezegd moet een crisis een grote mate van onzekerheid kennen – de kansen op succes en mislukking moeten elkaar ongeveer in evenwicht houden. Ook hier voldoen de meeste van onze problemen niet aan het criterium.
Allereerst omdat het meestal om een politiek en bureaucratisch probleem gaat, waarbij we jaren achtereen blijven aanmodderen en er helemaal geen definitieve uitkomst wordt bereikt. Verder is de zaak vaak zo onoverzichtelijk dat succes en mislukking, redding en ramp, helemaal niet zo scherp te scheiden zijn. De kansen op deze uitkomsten vallen dan ook moeilijk vast te stellen.
Verder weten we, wanneer de keuze wel helder is, meestal vrij goed hoe iets uit gaat pakken. Dat de klimaatverandering al plaatsvindt en veel negatieve gevolgen niet meer te vermijden zijn, is onomstreden. Die kans is niet 50%, maar eerder 90%. En even zeker weten we dat de opvang van vluchtelingen in Nederland door zal gaan, er vee gehouden zal worden en van Schiphol zal worden gevlogen. Welke getalsmatige grenzen daarbij zullen horen weten we niet, maar niemand denkt dat het voortbestaan van deze sectoren fifty-fifty is.
Dus. Een analyse van onze actuele problemen toont, in weerwil van de berichtgeving, dat er niet zoveel crises zijn in Nederland. Wel grote problemen, maar dat is wat anders.
Waarom dan zo vaak van een crisis gewag wordt gemaakt? Het antwoord heb ik ook al op meerdere plekken gelezen: namelijk dat alleen het uitroepen van een probleem tot een ‘crisis’ nog tot een gevoel van urgentie lijkt te leiden. En dat pas een probleem van crisis-proporties wordt aangepakt onder het mom van never waste a good crisis.
Omdat het overmatige gebruik van ‘crisis’ echter leidt tot een uitholling van dit begrip en een afname van urgentie, is de crisisinflatie een nimmer eindigende en niets oplossende ontwikkeling.
Beter zouden we ons af en toe kunnen afvragen: crisis, welke crisis?