In Flauberts ‘Woordenboek van geaccepteerde ideeën’ (uit zijn roman Bouvard et Pécuchet) staan allemaal omschrijvingen van negentiende eeuwse cliché’s – van wijd verbreide overtuigingen en breed gedeelde houdingen. Flaubert stelde dit woordenboek samen om de luie resultaten van de publieke opinie en het burgerlijke denken te bespotten.
Soms zijn de lemma’s van de geaccepteerde ideeën eenduidig en voor de hand liggend, zoals die bij ‘communie’:
De eerste communie: de mooiste dag van het leven.
Soms drukken ze een platitude op een wat verrassende manier uit:
Komeet: lachen om de mensen die er bang voor zijn.
En soms zijn de definities zelfs meervoudig en tegenstrijdig, als er meerdere cliché’s naast elkaar bestaan die gelijkelijk worden verkondigd. Zoals
Cognac: Een fles cognac doet nooit kwaad.
Jong genomen tast hij de maagwand aan.
Zeer funest. Excellent voor meerdere ziekten.
Een korte omschrijving die aan het denken zet is die van Progrès, Vooruitgang:
Altijd slecht begrepen en te gehaast.
Over Flauberts idee van vooruitgang zijn boeken vol geschreven – die wil ik hier niet navolgen. Het korte citaat hierboven zal duidelijk maken dat hij er niet onverdeeld positief tegenover stond.
Dat Flauberts tijdgenoten populaire en oppervlakkige ideeën over vooruitgang hadden mag ons niet verbazen. Veel kunnen we met die ideeën echter niet aanvangen, behalve ze zelf weer aan een historische analyse onderwerpen en dan concluderen: in de negentiende eeuw dachten mensen zus en zo over vooruitgang.
Dat zou hoogstens leiden tot een update van Flauberts woordenboek. Maar zoals ik bij de start van deze lijst van bullshitbegrippen al uitlegde, mij gaat het niet om cliché’s, maar om bullshit.
Vooruitgangsbullshit
Om als bullshit gekenmerkt te kunnen worden, moet het moderne gebruik van ‘vooruitgang’ aan twee eisen voldoen. Het moet de grens tussen leugen en waarheid, mening en feit, uitwissen. En het moet, op een verhulde wijze, iemands belang dienen.
Dat vooruitgang een bullshitbegrip is blijkt misschien het beste uit de manier waarop vooruitgang besproken wordt in discussies over (economische) groei en globalisering.
Afgelopen week was er in de kolommen van de NRC nog een debat tussen Maarten Boudry (wetenschapsfilosoof uit Gent) en Ewald Engelen/Marianne Thieme. Boudry is lid van een groep opiniemakers die zichzelf ‘de bende van de vooruitgang’ noemt. Deze groep gelooft dat de mensheid er nu beter aan toe is dan ooit – en dat dit komt door wetenschap en technologie. We leven daardoor in een ‘luilekkerland’ waar onze voorouders slechts van konden dromen. We zijn rijker dan ooit – aan kennis, aan voedsel, aan mensenrechten, aan levensverwachting.
Zeker, we scheppen als mensheid voortdurend problemen (milieuverontreiniging, klimaatverandering, aantasting ozonlaag, overbevolking) – maar we lossen die vervolgens, door ons vernuft, zelf weer op. We wenden hongersnoden af, vermijden natuurrampen, bestrijden ziekten en herstellen natuur. Het gaat niet vanzelf, maar uiteindelijk brengen wetenschap en techniek ons soelaas.
Wetenschappers als Engelen en politici als Thieme brengen daartegenin dat de mensheid, ondanks al het wetenschappelijk vernuft, tegen absolute grenzen aan zal lopen – door opwarming van de aarde, verlies van biodiversiteit, uitputting van akkerland, opraken van grondstoffen. En de groei van de economie leidt in hun ogen helemaal niet tot een betere wereld voor iedereen, maar tot een aarde waarop alle mensen elkaars tegenstander zijn. Geen win-win situatie, maar een nulsomspel waarbij de winst voor de één het verlies van de ander betekent.
Voor het ene kamp is meer-meer-meer het probleem, voor het andere juist de oplossing. De ene kant zoekt het hem in uitbreiding en grotere complexiteit, de andere in inperking en eenvoud.
Het gaat mij er nu niet om een kant te kiezen en de ene of de andere partij gelijk te geven. Ik wil slechts duidelijk maken dat we, wanneer we op mondiale schaal willen oordelen, niet met wetenschap (meten) bezig zijn, maar met geloof (interpreteren).
Wat betekent het wanneer we zeggen dat de wereld ‘beter’ wordt? Ik weet het niet.
Ik kan zeggen wanneer onze levensverwachting stijgt, of meer mensen op dezelfde vierkante kilometer wonen, of een bepaalde ziekte door vaccins of geneesmiddelen geen slachtoffers meer maakt. Kortom, wanneer de parameters duidelijk zijn en wanneer iets meetbaar is.
Ik weet dat Usain Bolt de honderd meter sneller heeft gelopen dan Jesse Owens. Maar weet ik dat Bolt een betere sprinter is? Wat betekent hier precies ‘beter’?
De vergelijking tussen 2009 en 1936 is moeilijk te maken omdat Owens op een langzamere baan liep, met minder snelle schoenen, en hij minder getraind was.
Er zijn misschien wel redenen om Owens als de betere atleet te beschouwen. Hij presteerde op unieke wijze ondanks alles doordringend racisme binnen de USA, de Amerikaanse atletiekbond en het Amerikaanse Olympische Comité. Hij was niet zo’n spierbundel als Bolt, wat zijn lopen een gratie gaf die moderne sprinters ontberen.
Mijn punt is niet: Owens was beter dan Bolt. Mijn punt is: hoe zouden we dat in hemelsnaam kunnen bepalen?
En net zo is het met de vraag of onze maatstaven voor vooruitgang (hoe lang mensen leven, hoeveel mensen leven, hoe rijk ze zijn) wel ‘vooruitgang’ meten – of iets anders. Is het beter rijk te zijn dan arm? Wie zal het zeggen? Jezus dacht van niet, in elk geval. Is een lang leven beter dan een kort? Volgens Homeros was Achilles het daar niet mee eens. En is het beter dat 7 miljard mensen de aarde bevolken dan 10.000 (zoals 200.000 jaar geleden)? Mammoeten en sabeltandtijgers denken daar anders over.
Geloof
Bij gebrek aan algemene criteria die kleine, meetbare contexten overstijgen, kunnen we de overtuiging dat wereldwijde vooruitgang bestaat alleen als een geloof bestempelen.
Waarschijnlijk is het vooruitgangsgeloof een vrucht van christelijk denken, dat een nieuwe hemel en een nieuwe aarde voorzag na een laatste gevecht tussen goed en kwaad. Het moderne denken heeft in die voorspelling ‘goed’ vervangen door wetenschap en ‘kwaad’ door ziekte en hongersnood.
Dat vooruitgangsdenken een geloof is, zien we duidelijk in een andere NRC-bijdrage van Boudry, een column uit de herfst van 2019. Hierin neemt hij mede-positivo Rutger Bregman de maat, omdat die niet (meer) gelooft in de superioriteit van de huidige wereld.
Maar is Rutger Bregman (nog) wel een vooruitgangsdenker? Van begin af aan zaten er barsten in zijn vooruitgangsverhaal. Bregman geloofde dan wel in materiële vooruitgang, maar wat betreft de geestelijke gesteldheid van onze samenleving konden cultuurpessimisten als Paul Verhaeghe hem toen al bekoren. Teneur: nog nooit hadden we het zo goed, nog nooit voelden we ons zo slecht.
De echte kanteling begon toen Bregman het utopisme omarmde. Je breekt nu eenmaal geen potten door enkel te verkondigen wat goed gaat in de wereld. En wie paradijselijke vergezichten schetst, moet zich kunnen afzetten tegen een lelijk heden. Eerst klonk nog: het gaat goed, het kan nog beter. Steeds meer werd het: dit is vreselijk, alles moet veranderen. En dus vervelde hij langzaam van vooruitgangs- tot achteruitgangsdenker.
Boudry schrijft ‘vooruitgangsdenker’, maar bedoelt duidelijk ‘vooruitgangsgelovige’. En binnen het vooruitgangsgeloof zijn er kennelijk dan weer ketters die niet het ware geloof aanhangen (we zijn welvarender en gelukkiger dan ooit en het kan alleen maar beter gaan als we op de weg van optimisme, groei, wetenschap, technologie blijven), maar die bijvoorbeeld wel in materiële vooruitgang, maar niet in de groei van geluk geloven; of die denken dat er in het verleden ook utopische toestanden voorkwamen; en menen dat er ook achteruitgang kan bestaan.
Voor Boudry is Bregman een afvallige, die zich heeft ‘bekeerd’ tot pessimisme (het is tekenend dat hij dit religieuze begrip gebruikt). En hij hoopt Bregman weer in de ‘Umma’ van gelovigen te kunnen begroeten, de gemeenschap van mensen die zich overgeven aan de vooruitgang:
Wanneer omarmt hij weer de vooruitgang? De wereld is al veel beter dan vroeger, en we kunnen hem nog mooier maken.
Het verwisselen van geloof en wetenschap, vooruitgang en groei, complexiteit en rijkdom, welvaart en welzijn – die verwisseling maakt ‘vooruitgang’ in mijn ogen tot een bullshit-begrip. En niet alleen in de manier waarop vooruitgangsgelovigen het gebruiken, maar ook in de wijze waarop de critici dat doen. Vooruitgang namelijk bij voorbaat afwijzen, zoals vele pessimisten doen, is even voorbarig als die vooruitgang postuleren.
De juiste houding is volgens mij deze: erkennen dat vooruitgang (en achteruitgang!) binnen bepaalde, welbepaalde grenzen, een reële mogelijkheid is – en soms een onontkoombaar feit. Buiten die contexten, op de schaal van de wereld als geheel, of ‘gemeten’ aan de ontwikkeling van homo sapiens in de laatste 200.000 jaar, is het onzin.
Waarom begeven mensen zich dan toch in deze metafysische bullshit-discussie? Ik kan niet anders vermoeden dan dat ze daar beter van worden. De ‘vooruitgangsbende’ kan er een bepaalde niche in het openbare debat mee vullen. De ‘groene politici’ winnen er kiezers mee.
In het debat tussen deze partijen gaat het altijd over ‘vooruitgang’ alsof dat een objectief ding is, iets wat bestaat en valt toe te juichen of af te keuren.
Dat ‘vooruitgang’ slechts een geloof is, een interpretatie, komt niet naar voren. Wanneer ‘progressieven’ en ‘conservatieven’ zouden toegeven dat je niet op de schaal van de wereldgeschiedenis tegen of voor verandering kunt zijn, dan zouden ze hun verhaal kwijt zijn. Dus spuien ze liever bullshit dan hun bescheiden argumenten voor of tegen een bepaalde verandering in een bepaalde context.
Of, wat nog erger is: hun argumenten voor of tegen verandering in een bepaalde context berusten louter op de overtuiging dat er in het algemeen – in de niet bestaande context van alle contexten – een bepaalde ontwikkeling, een ‘richting’ te ontwaren valt waar de betreffende concrete situatie in moet passen.
Zo zijn er mensen die als hun enige argument tegen een bepaalde praktijk verklaren ‘dat het niet meer van deze tijd is’. Alsof ‘deze tijd’ een helder, definieerbaar begrip is waar sommige zaken wel, en andere niet in passen.
Zeggen ‘X is niet meer van deze tijd’ betekent eigenlijk alleen: ik ben tegen X.
Dus: ‘vooruitgang’ is een bullshitbegrip dat het beste niet meer gebruikt zou kunnen worden, door voorstanders niet – en ook niet door tegenstanders.
Dat zou een hele vooruitgang zijn.