Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of vol je jezelf ene beetje opgejaagd?
Hier is een moment voor jezelf.
Begin met het lezen van het volgende gedicht, en de bijbehorende bezinning.
Venster – Freda Downie
Einde van het seizoen, einde van het spel – niemand meer
Behalve een jongetje dat met een eenzame zee speelt
Aan de regennatte oever beneden, die hulpeloos verder
En verder in de naderende schemering loopt.
Onder de rots geduwd kijken de huizen naar zichzelf,
Kijken blind weg van het donker wordende spel
Waarin het jongetje doelbewust aan de rand van het getij
Zeewaarts en landinwaarts rent
Als de drager van een boodschap die niemand
Wil ontvangen – iets wat lang geleden
In zijn hoofd is geschreven, nu overgroeid door haar.
Hij zal nooit stoppen met rennen, want zijn benen
Zijn geolied, zijn kunst neemt op mysterieuze wijze toe
En de zee is hopeloos met hem verbonden.
Wanneer hij angst veinzend landinwaarts rent,
Zoals een vader die door zijn eigen kind wordt opgejaagd,
Rijst de zee achter hem, monsterachtig grijs;
Maar als hij zich omdraait, wordt ze wit en trekt zich terug.
En terwijl dit gebeurt, speelt iemand in het huis –
Als vanwege een speciale afspraak –
Heel zachtjes Reynaldo Hahn.
Het jongetje weet dit niet; hij is maar een mens.
Spoedig moet het spel zonder begeleiding eindigen
Maar nee, hij draait zich om en rent weer
Op verborgen muziek, als voor de eerste keer.
Spelen is leren
Wat is spel precies? Voor een groot deel draait spelen om het creëren van omstandigheden die anders zijn dan de werkelijke wereld – alternatieve werelden oftewel counterfactuals, die de vraag wat als? moeten beantwoorden. Als ik niet het kleine blok op het grote blok stapel, maar andersom, wat gebeurt er dan? Als deze pop de moeder is van die pop, hoe gedragen ze zich dan?
Kinderen ‘doen alsof’ om alternatieven te verkennen en daardoor uit te vogelen hoe de wereld in elkaar zit. Het bouwen van imaginaire alternatieven gaat voor hen vanzelf – ze spelen niet omdat wij hen poppen of auto’s geven, wij geven hen poppen omdat ze spelen. Zonder speelgoed gebruiken ze gewoon alledaagse voorwerpen als stenen, lucifersdoosjes, lakens of meubels.
Door het bouwen van alternatieve werkelijkheden verkennen kinderen allerlei causale scenario’s. Zo krijgen ze greep op de wereld. Spelen is onderzoeken hoe de wereld in elkaar zit.
Kinderen zijn dus vooral leer-machines, of beter: leer-dieren. Beter nog: leer-beesten (om uit te drukken hoe goed ze erin zijn). Kinderen hebben voor het ontbijt al drie hypotheses opgesteld en verworpen. Elke paar maanden maken ze een paradigma-wissel door, om nieuwe ervaringen en informatie in een consistent wereldbeeld te verwerken.
Kinderen kunnen spelen als met de branding eindeloos volhouden. Wij denken vaak dat dit is omdat hun geest zo beperkt is, maar het is precies andersom: het is omdat ze zoveel meer verbeelding hebben dan wij, kunnen zij doorgaan met nieuwe nuances scheppen wanneer wij allang ‘uit-bedacht’ zijn en ons beginnen te vervelen.
Waarschijnlijk, als je een jongetje zoals in het gedicht zou observeren, zou je zien dat hij bij elke omkering een nieuwe invalshoek vindt – nu eens wat angstiger, dan weer wat dreigender, nu eens wat eerder vluchtend, dan weer wat later – en met die nieuwe werkelijkheid aan de slag gaat.
Wanneer kinderen ouder worden, wordt hun wereldbeeld langzamerhand duidelijker omlijnd, stabieler en minder flexibel. Oude informatie wordt minder snel ingeruild voor nieuwe. Kinderen van vijf-zes jaar hebben ruwweg hetzelfde verwachtingspatroon als wij, wat oorzaken en gevolgen betreft. Ze belanden in een rigor mentis, die een voorafschaduwing van die latere rigor mortis is.
Naarmate we ouder worden gaan we steeds minder op een dergelijke manier spelen. Maar we kunnen het nog wel: net als de vader die speelt dat zijn eigen kind een bedreiging is en hijzelf een bange prooi. Of als de observator in het gedicht, die muziek uit een huis hoort klinken – van de Franse liederen-componist Reynaldo Hahn – en dan fantaseert dat het jongetje en de branding op die muziek bewegen.
Wat gebeurt er als je dat perspectief op de wereld aanneemt?
En er is, natuurlijk, het spel van de dichter, die met beeldspraak speelt. Stel dat de huizen levende wezens zijn die de schemering inkijken. Stel dat het jongetje de drager is van een geheime boodschap. Stel dat de piano niet toevallig speelt, maar op afspraak.
Wij hebben in onze economie, die snel verandert, vaak de mond vol van scholing – van ‘een leven lang leren’. Als we dat ideaal werkelijk na willen streven, zouden we er goed aan doen meer naar baby’s en kleine kinderen te kijken – naar de grote speel- en leerkampioenen.
Als we echt ons hele leven lang willen blijven leren, hebben we de verbeelding van kinderen en dichters nodig.
Paradoxaal genoeg: om een leven lang te leren moeten we een leven lang kind zijn.
Denk twee minuten na over wat jezelf zijn voor jou betekent:
En luister naar Reynaldo Hahn: