In een nawoord bij zijn prachtige boek Awakenings schrijft Oliver Sacks dat iemands gezondheid alleen in metafysische termen beschreven kan worden. Hoe gaat het? vraagt de dokter en de patiënt zegt: “Goed!” Of: “Gaat wel.” “Slecht.” “Mag niet klagen.” “Niet zo lekker.” “Ben niet helemaal mezelf.” Of het antwoord is een vergelijking, of een gebaar.
Sacks heeft het over metafysisch omdat al deze antwoorden over een persoon gaan. En de beschrijvingen van diens toestand kunnen niet worden vervangen door gegevens over hartslag, enzymen in de urine of aantallen bloedplaatjes. Deze data – en de testen waardoor ze aangeleverd worden – zijn onmisbaar, maar ze zijn slechts een element in het gesprek tussen dokter en patiënt, en lang niet het meest wezenlijke.
Sacks schrijft:
Er is niets dat leeft wat niet individueel is: onze gezondheid is van ons; onze ziekten zijn van ons; onze reacties zijn van ons – niet minder dan onze geest of ons gezicht. Onze gezondheid, ziekten en reacties kunnen niet worden begrepen in vitro, op zichzelf; ze kunnen alleen worden begrepen in referentie aan ons, als een uitdrukking van onze natuur, ons leven, ons daar-zijn (da-sein) in de wereld. Toch negeert moderne geneeskunde steeds meer onze existentie, of door ons tot identieke replica’s te reduceren, die op vastgestelde ‘stimuli’ op dezelfde vastgelegde wijze reageren, of door onze ziekten als louter vreemd en slecht te zien, zonder organische relatie met de zieke persoon.
Wat Sacks hier betoogt sluit aan bij het idee – dat tegelijk een vraagstuk en probleem is – dat de moderne filosofie bepaalt: namelijk dat de mens een dualistisch wezen is. Met een been staan wij in de wereld van de objecten, de dingen – de wereld die wordt geregeerd door natuurwetten. De wereld van verklaren aan de hand van oorzaken. En met het andere been staan wij in de wereld van de subjecten, de personen – de wereld van afspraken, motieven, doelen. Een wereld die we proberen te begrijpen vanuit het perspectief van redenen.
We hebben het vandaag over helen.
Helen is iets dat thuishoort in de wereld van personen.
We repareren dingen. We helen mensen.
Waar Sacks volgens mij geheel gelijk in heeft, is de overtuiging dat een dokter een patiënt alleen kan helen door hem of haar als persoon te zien en zich op die persoon te focussen, niet op de ziekte.
Helen kan, ik wilde zeggen ‘plaatsvinden’, maar er is geen plaats waar je het kunt vinden – helen kan gebeuren waar mensen elkaar ontmoeten. Als personen.
Helen heeft dus als voorwaarde gelijkwaardigheid. Een fraaie formulering hiervan geeft psychotherapeut en romanschrijver Irvin Yalom:
In mijn werk met cliënten streef ik voor alles naar verbinding. Daarom ben ik vastbesloten in goed vertrouwen te handelen: geen uniformen of kostuums; geen paraderen van diploma’s, titels of prijzen; geen suggestie van kennis die ik niet heb; geen ontkenning van existentiële problemen bij mijzelf; geen weigering vragen te beantwoorden; geen verschuilen achter mijn rol; en, tenslotte, geen verbergen van mijn eigen menselijkheid en kwetsbaarheid.
Wat bedoelt Yalom met deze ‘existentiële problemen’? Hij bedoelt dat het bestaan van elk mens voor een groot deel wordt bepaald door zaken die in elk mensenleven simpelweg ‘gegeven’ zijn:
– we gaan dood
– we zijn vaak geïsoleerd van andere mensen en de wereld om ons heen
– we zijn vaak bang voor vrijheid
– we kunnen ons niet vasthouden aan een overkoepelend doel, dat betekenis aan ons leven geeft
Als mijn vermoeden juist is, dan vindt helen ‘plaats’ juist op deze terreinen. Wanneer twee mensen elkaar op een authentieke manier ontmoeten, wordt hun isolement doorbroken en krijgt hun leven, al is het maar voor een moment, zin en betekenis. En omdat doodsangst voornamelijk angst voor isolement en doelloosheid is, verdwijn ook die angst naar de achtergrond. Bovendien: als de ontmoeting een vrije, spontane, authentieke daad van verbinding en wederkerigheid is, hebben we een voorbeeld van positieve vrijheid dat ons ook kan motiveren vrijheid te omhelzen en verantwoordelijkheid te accepteren.
Om te helen moeten we erkennen dat we gebroken zijn
Omdat helen, om het zo te zeggen, niet iets is tussen dokter en patiënt, maar tussen twee mensen, kan het ook buiten de spreekkamer plaatsvinden. Overal waar mensen mensen beroeren.
(Ik zou er ook voor willen pleiten dat we de term ‘dokter’ – die verwijst naar wat mensen ‘geleerd’ hebben en dus naar wat de behandelaar van de client onderscheidt – loslaten en kiezen voor de term ‘arts’ – die benadrukt dat helen een ‘kunst’ is (een ‘overlevenskunst’) die door iedereen kan worden beoefend.)
Om beter te begrijpen hoe helen ‘werkt’ wil ik kijken naar een concreet en actueel voorbeeld. waar geen dokter aan te pas komt.
Afgelopen week overleed Tom Petty en dat inspireerde Nico Dijkshoorn tot een prachtige ode in de Volkskrant.
Dijkshoorn beschrijft hoe hij ooit in de auto een live-opname van ‘Learning To Fly’ beluisterde. Aanvankelijk stoorde hij zich aan het meeklappen en meezingen van het publiek, maar op een gegeven moment begreep hij: dit is niet een nummer van Tom Petty, dat wordt verstoord door het publiek – dit is een nummer van het publiek, dat hen door Tom Petty is gegeven om zich als mensen aan elkaar te verbinden en zichzelf en elkaar daarmee te troosten:
Ik luisterde, ter hoogte van Zwolle, naar een kerkdienst. Er werd niet in God geloofd maar alleen maar in troost. En Tom Petty troostte. Ik hoorde hoe Petty, met korte uithaaltjes en snikjes, de zaal tot één lichaam kneedde en toen – ik schaam mij daar niet voor – kwamen de tranen. Op de invoegstrook.
Al die mensen voor het podium, het waren zoekers en daar, in die zaal, tijdens dat liedje, hadden ze het heel even gevonden. Daar stond iemand die zong over hun wanhoop, hun eenzaamheid en ze begrepen opeens dat ze niet alleen waren. Er stonden allemaal mensen om hen heen die dit liedje ook ooit hadden geneuried, alleen in een keuken of dronken op de bank.
Wat Dijkshoorn beschrijft is een moment van ‘helen’ – een gebeurtenis waarbij Tom Petty en publiek elkaar ontmoeten als personen, sterker nog: waarbij de leden van publiek plotseling beseffen dat ze allemaal mensen zijn, en niet alleen rockfans. En dat besef leidt tot heling bij alle betrokkenen – bij de toeschouwers, bij Petty en zijn band – bij Nico Dijkshoorn, drie jaar later aan de andere kant van de oceaan!
En misschien bij ons, als we elf jaar later, na de dood van Petty, de trokken opname zien:
Ik heb het fragment de laatste dagen een paar keer bekeken – en elke keer ontdek ik meer over de helende werking ervan.
Het eerste wat in het oog en oor springt is natuurlijk de participatie van het publiek, die Petty verleidt om de teugels op een gegeven ogenblik helemaal uit handen te geven. Normaliter is de rolverdeling tussen performer/rockster en publiek duidelijk: hij staat er om te spelen, zij om na elk nummer te klappen. Een enkele keer is publieksdeelname toegestaan, maar dan alleen als de ster ertoe oproept. Hier komt het initiatief van het publiek en dat maakt het nummer tot een vertoon van wederkerigheid en gelijkwaardigheid.
En dat geeft ons het tweede element. Het is duidelijk dat Petty, na ontelbare optredens (dit was een concert om het zesde lustrum van de Heartbreakers te vieren), door het publiek verrast is. En dat is, denk ik, meteen een essentieel moment van helen en van elke ontmoeting tussen twee personen: dat het spontaan is, verrassend, niet onderdeel van een script.
Ik heb een aantal concertopnames van na dit jubileum bekeken en Tom Petty probeert ettelijke malen de interactie met het publiek te herhalen, zonder dat dit dezelfde sfeer oplevert – omdat het door de herhaling een kunstje is geworden. Petty doet precies hetzelfde – het laten vallen van de pauzes, het in contrapunt over het refrein heen zingen – maar het werkt niet, omdat hij de magie zelf wil afdwingen, in plaats van het aan het publiek over te laten om die spontaan te creëren.
En: waarom gebeurt het bij dit liedje – en niet bij andere hits als ‘I won’t back down’, ‘Refugee’ of ‘American girl’?
Ik denk dat het hem zit in de verwoording van onze existentiële problemen. De eenzaamheid (‘Started out all alone’). De doelloosheid van het leven (‘ And the rocks may melt and the sea may burn). De zekerheid van de dood (‘But what goes up must come down’). En het problematische van menselijke vrijheid (‘So I’ve started out for God knows where/I guess I’ll know when I get there’).
Uit het hele lied spreekt een erkenning van de gebrokenheid van het menselijke bestaan: ‘I’m learning to fly, but I ain’t got wings’. En daarom: ‘Coming down is the hardest thing.’
Ik ben gebroken, zingt Tom Petty, wij zijn allemaal gebroken.
Maar juist in het delen van die gebrokenheid, al is het maar voor de duur van dit ene liedje – daar schuilt klaarblijkelijk heling in. Anders kan ik het magische moment niet verklaren.
De heling ontstaat omdat een rockster, terwijl hij op het podium staat, afstand doet van zijn status van halfgod en zegt: ik ben ook maar een mens. Ik probeer gelukkig te zijn, maar het lukt altijd maar voor eventjes.
En uit die erkenning komt heling. Delen doet helen.
En voor een moment kunnen we vliegen – samen – hoewel we geen vleugels hebben.
En we weten dat we moeten landen, en dat die landing misschien hard zal zijn – maar we houden elkaar vast.
Dat is wat helen is, denk ik: een moment van vliegen in de wetenschap dat de ander mij zal proberen op te vangen. Want neerkomen is het moeilijkste wat er is.
May all your landings be soft.
Een variatie van deze tekst werd uitgesproken bij Overlevenskunsten: Helen op 6 oktober in de Thiemeloods in Nijmegen.