395. De kwestie M/V

Posted on 7 okt 2022 in Blog, Featured

395. De kwestie M/V

Al vaker heb ik op deze plek een lans gebroken voor de onderzoeksmethode van middeleeuwse universiteiten, de zogenaamde disputatio. Een disputatio bestaat eruit dat je een stelling op alle voors en tegens onderzoekt. Dat betekent echter niet dat je die in twee lijstjes tegenover elkaar zet, maar dat je bij elk voor de mogelijke tegens zoekt – en bij elk tegen de mogelijke voors (oftewel tegen-tegens).

Een zaak die de laatste weken zeer de aandacht heeft getrokken en mij een geschikt disputatie-onderwerp lijkt, is de voorgestelde wetswijziging rondom de M/V-aanduiding in ons paspoort (of eigenlijk in de geboorteakte waar het paspoort bijhoort).
De regering wil het veranderen van die aanduiding gemakkelijker maken voor mensen die zich niet identificeren met het in de Gemeentelijke Basis Administratie vermelde geboortegeslacht. Nu moet je nog een gesprek voeren met een deskundige en een verklaring krijgen dat je een duurzame transitie-wens hebt – onder de nieuwe wet zou het veranderen van je M in een V of een V in een M alleen nog maar een administratieve handeling zijn waar geen psychologische of medische beoordeling meer aan te pas komt. Dit geldt daarbij vanaf 16 jaar – jongere transgenders kunnen ook het paspoort laten veranderen, maar moeten daarvoor langs de rechter.
Tegenstanders van de wet waarschuwen voor de negatieve gevolgen van het afschaffen van die deskundigen-toetsing en het wijzigen van M/V bij mensen onder de 16.

Kwestie
Bij een middeleeuwse disputatio stelde de leraar een quaestio (vraag of kwestie) aan de orde, in de vorm van een vraag met een hypothetisch antwoord. Vervolgens spanden studenten zich in om tegenargumenten te verzinnen bij dit voorlopige antwoord. Deze tegenwerpingen werden voorafgegaan door de formule videtur quod… (het lijkt erop dat…).
Op deze tegenwerpingen volgden weer andere tegenwerpingen, ter verdediging van het oorspronkelijke antwoord, ingeleid door sed contra… (daarentegen…).
De leraar vatte vervolgens de discussie samen (respondeo dicendum… – Ik antwoord met de woorden…). Hij koos voor het eerste antwoord of juist de ontkenning, of, wat vaak het geval was, hij gaf aan hoe de zaak eerst nog nader onderzocht moest worden door verschillende betekenissen van de kwestie te onderscheiden.

Dus.
Als we het aanpassen van het geslacht in het paspoort aan de orde stellen, kunnen we dat doen met de vraag

Moeten mensen zelf, zonder inmenging van deskundigen of rechters, kunnen bepalen welk geslacht in hun geboorteakte/paspoort staat?

en een hypothetisch antwoord, bijvoorbeeld ‘ja’.

Om dit ‘ja’ op de proef te stellen, moeten we argumenten vinden om de wet niet aan te passen.

Videtur quod
het lijkt erop dat de nieuwe wet afgewezen moet worden, want

– geslacht bij geboorte is een biologisch feit dat je niet achteraf kunt wijzigen (ook niet wanneer je een subjectieve beleving hebt die er niet bij past);
– zelfbeschikking wordt wel vaker ingeperkt (broer en zus mogen niet met elkaar trouwen ook al willen ze dat allebei);
– met een vermelding van ‘V’ in zijn paspoort kan een man toegang eisen tot vrouwenkleedkamers, vrouwengevangenissen, vrouwensporten en daar misbruik maken van zijn lichamelijke kracht;
– een transitie kan, zeker bij pubers, ondoordacht zijn en moet niet te gemakkelijk worden gemaakt;
– een eenvoudige juridische transitie kan leiden tot een te snelle, maar ingrijpende, medische overgang;
– de huidige groei van genderdysforie (van enkele tientallen gevallen – vooral jongens – per jaar tot duizenden – vooral meisjes) moet niet kritiekloos worden ondersteund, maar onderzocht;
– het wijzigen van het geboortegeslacht negeert het verschil tussen geslacht en gender.

Dit zijn de voornaamste argumenten die ik de laatste weken van tegenstanders (‘gendertwijfelaars‘) heb gehoord.
Laten we ze één voor één bekijken en zien of ze steek houden.

Sed contra
1. Je geboortegeslacht is een biologisch feit, op dat tijdstip vastgesteld op grond van je geslachtskenmerken. Met een vagina ben je een meisje, met een penis een jongen. Feit. (Behalve voor een zeer kleine minderheid die niet in dat schema past.)
Of je later wel of niet qua beleving samenvalt met die eerste identificatie is iets heel anders dan geslacht – dat is wat we sinds enige decennia gender noemen, de manier waarop je jouw geslacht tot uitdrukking brengt. Je gender kan best afwijken van je geboortegeslacht, dat zullen tegenwoordig de meeste mensen beamen – maar dat verandert niets aan het feit dat je bij je geboorte op een bepaalde manier was ingedeeld. Je kunt die indeling niet terugdraaien, dat is in zekere zin een vervalsing.
Aan de ene kant lijkt dit argument me ijzersterk, bijna onaantastbaar. Tenzij je tot een kleine minderheid van mensen met een genetische afwijking behoort, was je bij geboorte jongen of meisje, man of vrouw. Dat wordt weerspiegeld in je geboorteakte en kan niet achteraf worden veranderd.
Iets anders (sed contra…) is het echter of je status in de GBA en geboorteakte tot een onveranderlijke aantekening in je paspoort zou moeten leiden. Het is één ding om te erkennen dat iemand bij de geboorte een meisje was – het is iets anders om te zeggen dat die identificatie de rest van ‘haar’ leven in identiteitspapieren moeten staan.
Dit probleem erkennen biedt daarom misschien ruimte voor een andere weg: het aanpassen van het paspoort los van de geboorteakte; en het daar vermelden van ‘gender’ in plaats van ‘geslacht’. Of, misschien nog beter: helemaal geen M of V (of X) noemen.
Dit lost natuurlijk niet alle problemen op (zie de volgende tegenargumenten), maar het is hoe dan ook zuiverder.

2. Voorstanders van de wet doen een beroep op het recht van zelfbeschikking: of je jezelf als man of vrouw (of non-binair) presenteert is je eigen zaak, niet iets van de overheid en geen zaak voor deskundigen.
Tegenstanders brengen hiertegen in dat zelfbeschikking niet absoluut is: mensen worden wel vaker gehinderd aan bepaalde beschikkingen, ook als ze er ogenschijnlijk niemand kwaad mee doen en er geen sprake van dwang is. Zo mag ik bijvoorbeeld wel een nier aan een ander doneren maar die nier niet verkopen. En ik mag mijn lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap, maar niet aan de leeuwen van Artis.
We verbieden bepaalde vormen van zelfbeschikking omdat we denken dat die niet passen in onze maatschappij. Omdat we geen samenleving willen waarin een orgaan naar de hoogste bieder gaat (of armen de onderdelen van hun kinderen verkopen) en dierentuindieren op ledematen van mensen peuzelen. We denken dat zo’n praktijk, die in zichzelf misschien niet schadelijk is, een onvoorziene invloed kan hebben op onze omgeving – en wellicht tot onwenselijke gevolgen voert. Uitbuiting bijvoorbeeld, of gebrek aan eerbied voor het menselijk lichaam.

Of het zelf bepalen van je M of V tot maatschappelijke schade leidt is iets wat niet door een argumentatie volledig valt te bepalen. We moeten daarvoor namelijk allerlei dingen aannemen die we niet weten, bijvoorbeeld hoe iets in de toekomst gaat uitpakken.
Ik zou haast zeggen: of we inschatten dat iets onwenselijk is, is een zaak van democratische besluitvorming. Als genoeg mensen zeggen: we malen er niet om of mensen zichzelf M of V dopen en we zien niet hoe dat in de toekomst tot problemen zou kunnen leiden, dan is er alle reden de wet aan te passen. Anderzijds, als een meerderheid oordeelt dat er problematische kanten zitten aan een absolute seksuele zelfidentificatie, dan moet de wet blijven zoals hij was. Er is hier geen juiste of onjuiste inschatting, alleen een meerderheid en een minderheid. En de meerderheid mag de wet vaststellen, dat hebben we zo afgesproken.

3. Hoe de inschatting van die meerheid uitvalt, hangt natuurlijk wel gedeeltelijk van argumenten af. Gedeeltelijk, niet helemaal. Er is namelijk ook sprake van zoiets als onberedeneerde, maar diep gevoelde weerstand tegen verandering – en die weerstand is óók een argument. Zelfs zonder redenen. Het is namelijk onloochenbaar (en waarschijnlijk zelfs essentieel) dat sommige oordelen geen argumenten behoeven. Een vader die zijn eigen kind opeet – dat is afschuwelijk, daar hoeven we niet over te discussiëren, we hoeven niet te weten wat daarvoor zijn redenen waren. Dergelijk gedrag valt niet te rechtvaardigen, ook niet met honderd argumenten.
En dus hoeven we ook niet alle oordelen te rechtvaardigen – soms mogen we best zeggen: zo zie ik het nu eenmaal. Zo zit mijn wereldbeeld in elkaar.

In een maatschappelijk debat mogen gevoelens en onberedeneerde overtuigingen een rol spelen, net zoals bestaande economische verhoudingen (al zouden we die vanuit een nul-toestand niet invoeren). We pakken rijke mensen niet al hun geld af en we verplaatsen ook niet alle bedrijven gedwongen naar Groningen of Limburg.

Maar natuurlijk blijft er nog wel een rol over voor argumenten, voor feiten en logische redeneringen. Niet elke inschatting van vermeende risico’s is even realistisch en moet even zwaar gewogen worden.
Tegenstanders van de wet wijzen op anekdotes dat ‘zelfverklaarde’ vrouwen (met een penis en mannelijke kracht) vrouwelijke omgevingen zijn binnengedrongen en daar vrouwen hebben beschadigd. Ze waarschuwen ervoor dat dit na invoering van de wet vaker zou kunnen gebeuren.
Tegen dit argument kan worden ingebracht dat er over de hele wereld slechts een handvol van dat soort gevallen zijn geweest, ook in landen waarin geslachtswijziging puur administratief is.
Een serieuzer bezwaar geldt de toegang van geboren mannen tot vrouwelijke topsport: daar zitten grote nadelen aan, evenals aan de opheffing van het onderscheid m/v in sport. Geboren mannen hebben nu eenmaal een groot fysiek voordeel waardoor ze in een uniseks sport zouden domineren – zoals ze dat, als transgender sporters, ook in een aparte vrouwensport zouden doen. De sport heeft daar nog geen goede oplossing voor gevonden – duur van transitie of hoeveelheden testosteron lijken geen bevredigende maatstaven. Maar dat sport voorlopig een uitzonderingspositie verdient, zodat het probleem van competitievervalsing kan worden aangepakt, lijkt me duidelijk.

4 en 5. Tegenstanders van de wetswijziging roepen om voorzichtigheid, omdat het enerzijds (met 16-18 jarigen) om pubers gaat die ondoordachte beslissingen kunnen nemen en er anderzijds een glijdende schaal kan ontstaan die onontkoombaar van juridische naar medische transitie voert. Het tweede argument valt op dit moment nog niet zo sterk te noemen, omdat rondom een medisch transitie-traject heel veel waarborgen bestaan die niet vervallen onder de nieuwe wetgeving. Anderzijds moeten voorstanders van de wet duidelijk maken dat ze een dergelijk glijdende schaal ook niet actief gladder willen maken: dus dat ze niet streven naar een ‘zelfverklaarde’ 16-jarige transvrouw die hormoonpillen op internet koopt om zonder deskundige begeleiding grote veranderingen in het eigen lichaam te bewerkstelligen.
Wat het eerste argument betreft: de wijziging van je M in een V, of omgekeerd, zou inderdaad in een bepaald geval een ondoordachte puberale keuze kunnen zijn. Het valt echter moeilijk om een dergelijke keuze meteen ook als fataal te bestempelen, als een grote fout die tot onmeetbare schade leidt. Pubers kunnen zwaarwegende beslissingen nemen die ze niet overzien en die ernstige gevolgen hebben: drank en drugs gebruik, misdaden plegen, stoppen met school. Een paspoortwijziging en je, al is het maar tijdelijk, als trans afficheren lijkt me niet in dat rijtje te horen.

6 en 7. Voor- en tegenstanders moeten ook toegeven dat we met een nieuw fenomeen te maken hebben dat we nog niet goed kunnen inschatten. Het zou kunnen dat grootschalige genderdysforie een mode is die weer overwaait, het kan ook zijn dat we een grote maatschappelijke en culturele verandering meemaken. Zo kan het ook zijn dat veel pubers met een transitiewens daar later weer op terugkomen, maar het kan ook zijn dat de meesten bij hun transidentiteit blijven. We weten nog niet hoe de situatie ligt.
Mensen wijzen bij hun inschatting vaak slechts naar één onderzoek dat grilligheid of stabiliteit van de transitiewens zou moeten bewijzen, maar één onderzoek is niets. Zeker niet bij zo’n ingewikkelde materie.
Wel kun je zeggen: zolang de wetenschap er niet uit is, past het ons voorzichtig te zijn met beleidswijzigingen die een bepaalde – nog onbewezen – visie ondersteunen.
Misschien kijken we over honderd jaar terug op deze fase als een eerste stap richting de uitwissing van M/V-verschillen. Of misschien zien we dan dat het een tijdelijke stroming is geweest en zijn er landelijk weer slechts enkele tientallen gevallen van genderdysforie.

In dat kader lijkt me de uitwissing van het verschil tussen sekse en gender ook niet gelukkig. Dat onderscheid is enorm handig en verhelderend en niet achterhaald, zoals sommige critici menen. Mensen hebben nu eenmaal een leven waarin genetische erfenissen op ingewikkelde manier cultureel en sociaal worden uitgedrukt, en soms is het relevant die expressie van erfelijke aanleg en de aanleg zelf uit elkaar te trekken.
Het idee dat geslacht een sociale constructie zonder biologische basis is – en dat je gender en sekse dus met elkaar kunt laten samenvallen – is simpelweg onjuist.
(Heel in het kort: biologisch geslacht is werkelijk omdat alle zoogdieren het tonen, net als alle menselijke culturen in de geschiedenis; omdat geslachtshormonen meer doen dan alleen geslachtsorganen vormen, ze spelen een grote rol in allerlei individuele ontwikkelingen; omdat mensen die sinds hun jeugd nadrukkelijk cis of trans voelen, daar door geen sociale druk vanaf worden gebracht. En het belangrijkste: omdat er nu een maal een verschil bestaat tussen voortplanting georganiseerd rond grote geslachtscellen (vrouwen) en kleine geslachtscellen (mannen).

Respondeo dicendum
Samenvattend dunkt me dat tegenstanders van de wet een aantal belangrijke punten hebben. Geboortegeslacht is geen constructie en kan niet zomaar gewijzigd geworden. Juridische transitie moet niet leiden tot gemakkelijkere medische transitie. Misbruik van een zelfidentificatie moet worden ontmoedigd en aangepakt. De enorme groei in gevoelens van genderdysforie is een zaak die meer onderzoek (en misschien meer sociale of therapeutische maatregelen) vraagt, niet kritiekloze ondersteuning van trans-wensen.
Anderzijds: er zijn geen aanwijzingen dat pubers lichtvaardig van geslacht wisselen en zeker niet dat transvrouwen massaal misbruik maken van hun toegang tot vrouwenruimtes. Een M of V in een paspoort is verder ook geen halszaak.

Al met al een een voorzichtige, stapsgewijze aanpassing van de wet, begeleid door maatschappelijke en parlementaire debatten, waarschijnlijk de beste manier om met de kwestie van transgenders om te gaan – liefst begeleid ook door veel onderzoek en deskundig advies, vooral op medisch terrein.
En laat dat nu precies zijn wat er gebeurt.
Hoewel ze tegenovergestelde standpunten verdedigen, kunnen voor- en tegenstanders van de nieuwe wet eigenlijk best tevreden zijn over het huidige proces.