112. Uit en in de grot

Posted on 16 aug 2016 in Blog, Featured, Filosofologie

112. Uit en in de grot

Vorige keer besprak ik de verwisseling van het echte en het beeld (het werkelijke en het denkbeeldige) in afgoderij of idolatrie. Ik moest, terwijl ik het stuk schreef, denken aan de allegorie van de grot, van Plato, waarin eenzelfde verwisseling wordt geïllustreerd.

Deze week herlas ik de relevante passages uit Plato’s werk De Staat (Politeia) – niet alleen de allegorie van de grot, maar ook de eerdere vergelijking van de lijn, waarvan de grot-vergelijking een uitwerking is.

Plato’s betoog over de lijn koppelt verschillende vormen van kennis (die corresponderen met verschillende vermogens van de ziel) aan gradaties van de werkelijkheid. Aan verbeelding (eikasia) koppelt hij beelden (eikones), aan geloof/overtuiging (pistis) dingen/objecten (dzoia). Redeneervermogen (dianoia) gaat gepaard met wiskundige stellingen (mathèmatika) en inzicht (noèsis) aan beginselen (archai).
Om deze vergelijking verder toe te lichten, breidt Plato hem even verderop in de tekst uit tot een allegorie: het betoog als verhaal. Hoewel, verhaal: heel veel gebeurt er niet in de allegorie, die ook eigenlijk geen ‘klassieke’ allegorie is, maar meer een uitgewerkte vergelijking.
Hoe gaat die vergelijking?
Stel je, zegt Plato (bij monde van Socrates), mensen voor die leven in een onderaards verblijf, met een opening naar het licht. De mensen zijn aan benen en hoofd geketend, zodat ze alleen de achterwand van de grot kunnen zien. Tussen hen en de grotopening bevindt zich een vuur, en tussen hen en het vuur een pad en een muur. Op dat pad, achter de muur, lopen mensen die beelden van mensen en dieren omhoog houden, zodanig dat het vuur daarvan schaduwen op de muur werpt. De ‘gevangenen’ zien dus alleen de schaduwen (van de beelden en henzelf) en ze horen alleen de stemmen van zichzelf, hun buren en de ‘poppenspelers’, die weerkaatsen van de achterwand.
Als iemand zou worden bevrijd, zegt Socrates, zou hij eerst niks zien, verblind als hij zou zijn door het vuur. En als hij daaraan gewend zou zijn en zich naar buiten zou wagen, zou hij opnieuw verblind worden door de zon. En eenzelfde verblinding zou zich herhalen als deze persoon terug zou keren naar de grot, om zijn gevangen lotgenoten te bevrijden.

A-Modern-Worldview-from-Platos-Cave-by-Bryce-Haymond

Interpretatie
Een allegorie is, ik zei het al, een betoog verkleed als verhaal. Het is een tekst die vraagt om een uitleg, een sleutel, een ‘oplossing’.
Wat wil Plato zeggen met de grot?

Over Plato’s allegorie zijn boeken volgeschreven (zoals het excellente Mensen in een Grot van Cornelis Verhoeven), dus het zou vreemd zijn als ik hier in een paar honderd woorden ‘de’ betekenis uit de doeken probeer te doen. Ik wil dan ook alleen maar een paar overwegingen opschrijven die zich bij de allereerste lezing al opdringen.

1. De aan de allegorie voorafgaande vergelijking van de lijn maakt duidelijk dat de allegorie van de grot over verschillende soorten van kennis gaat en over verschillende niveaus van werkelijkheid. Je kunt de tekst een psychologische of sociaal-politieke interpretatie opdringen, maar dat miskent Plato’s bedoeling.
De interpretatie van de volgende cartoon is geestig, maar dus niet to the point:

images

2. De mensen in de grot, die geketend naar de wand zitten te kijken, zijn wij. Het is de massa, die in staat is tot meer, maar die daarvoor (met enig geweld) van haar ketenen bevrijd moet worden, door een specifieke vorm van paideia, opvoeding.
3. Voor Plato is deze specifieke opvoeding: filosofie. Eigenlijk is de hele allegorie ook een toelichting van wat het betekent om filosoof te zijn.
4. Plato staat algemeen te boek als ‘dualist’, dat wil zeggen als iemand voor wie er een kloof bestaat tussen de schaduwachtige beelden van onze zintuigen en de hogere werkelijkheid van de beginselen of Ideeën. De allegorie van de grot toont echter dat er een (zij het moeizame) weg is van het ene niveau van kennis en werkelijkheid naar het andere – sterker nog, er is een weg terug!
5. Dat Plato een vergelijking, en dan nog zo’n uitgewerkte, gebruikt, zegt iets over hoe moeilijk het volgens hem is om uit te leggen wat filosofie inhoudt. Een allegorie is natuurlijk wat anders dan een gewoon betoog en kan niet door een uitleg worden vervangen. Anders zou Plato dat wel doen. Dit past ook wel in Plato’s gedachte dat niet alle kennis in worden gecommuniceerd kan worden, maar dat er en ongeschreven en onschrijfbare vorm van filosofie is, die je alleen door gelijkenissen kunt benaderen.
6. Eigenlijk is de allegorie van de grot geen echte allegorie, ik zei het al. Een klassieke allegorie is een verhaal waarbij abstracties (liefde, rechtvaardigheid, woede, luiheid) een concrete gestalte krijgen – personen worden. Toegepast op Plato’s verhaal zou dat hebben betekend dat Gevangene in de grot had gezeten en zou zijn bevrijd door Opvoeding. Zijn bevrijding zou zijn gehinderd door Verbeelding (“Deze wand is all there’s is”); eenmaal op weg zou Gevangene in gesprek zijn geraakt met Geloof, maar niet overtuigd zijn geraakt door diens verdediging van de overtuigingen van Massa; verblind door het vuur zou Gevangene moeizaam naar boven zijn geklommen om, met steun van Geometrie en Aritmetika, de opening van de grot te bereiken. Daar zou Noèsis hem hebben opgevangen als hij duizelig zou zijn geworden door de aanblik van de zon – en hem hebben verteld dat wat hij zag, de onsterfelijke Ideeën zijn.  Noèsis zou hem echter ook hebben verteld dat het schouwen van het Goede de verplichting met zich meebrengt om de verworven kennis te delen met  de andere gevangenen en dat er dus voor een filosoof niks anders op zit dan weer de tocht naar beneden te aanvaarden. 
Die weg terug zou vervolgens weer moeilijk gaan – gepaard met ziekte, heimwee, angst en twijfel onderweg; en eenmaal bij de andere gevangenen aangekomen, zou Filosoof (zoals hij nu genoemd zou moeten worden) onbarmhartig bespot zijn (zoals Socrates in de komedie Wolken van stadsgenoot Aristofanes).
7. Tegen iedereen die van de allegorie heeft gehoord, maar hem nooit zelf in het geheel heeft gelezen, zou ik willen zeggen: doe dat dan nu. Alle samenvattingen in handboeken kunnen (zie punt 4) een grondige lezing niet vervangen. Ook niet mijn commentaar.