110. Schilderen als reflectieve activiteit

Posted on 31 jul 2016 in Blog, Featured, Uncategorized

110. Schilderen als reflectieve activiteit

In een eerder artikel betoogde ik dat filosofie, in zijn westerse traditie, altijd een reflectieve activiteit is. Een filosoof reflecteert op

– de wijsheid in het denken van de samenleving
– de filosofie als streven naar wijsheid
– het leven van de filosoof zelf als praktische vorm van wijsheid.

Hoewel filosofie, uiteraard, altijd een talige activiteit is, geloof ik niet dat bovenstaande drievoudige vorm van reflectie voorbehouden is aan talige activiteiten. Integendeel, ik denk dat er vormen van bespiegeling zijn die buiten taal om gaan, maar daarom niet minder onthullend zijn dan het werk van Augustinus, Shakespeare of Proust.

Neem muziek. Veel muziek, met name uit de twintigste eeuw, is een bewuste reflectie op

– verschillende genres van (vaak ook populaire) muziek
– muziek als kunstvorm
– het oeuvre van de componist zelf.

Ik ben ervan overtuigd dat bijvoorbeeld het werk van Igor Stravinsky alleen kan worden begrepen door deze meervoudige spiegel. Net zo: Schoenberg.
En uit wat ik vorig jaar over The Unanswered Question van Charles Ives schreef, moge duidelijk zijn dat ook diens werk door en door reflectief is.

Maar muziek is de niet de enige kunstvorm die zich op haar eigen aard bezint. Veel beeldende kunst doet hetzelfde en tal van moderne kunstwerken zijn statements over hun genre, het concept kunst en de rol van de kunstenaar.
En niet alleen moderne kunstwerken.

Rembrandt in de spiegel
Het is vierhonderd jaar geleden dat Rembrandt van Rijn zijn imposante oeuvre schiep en misschien het meest indrukwekkende onderdeel van zijn scheppen is de reeks van zelfportretten in tekening, ets en schilderij, die hij tussen 1627 en 1669 (zijn sterfjaar) vervaardigde: in totaal meer dan tachtig, een uniek aantal – niet alleen voor die tijd, maar voor alle periodes in de kunstgeschiedenis: van weinig kunstenaars is meer dan een handvol zelfportretten bekend.

Rembrandts opvallende hoeveelheid zelfportretten wordt op twee manieren verklaard. Traditioneel wordt dit onderdeel van zijn werk gezien als een soort van zelfonderzoek, een zoektocht naar zelfkennis – als een dialoog van de schilder met zichzelf. Aanhangers van deze school zien een ontwikkeling van meer oppervlakkige beschrijving in Rembrandts jeugd naar meer rigoureuze zelfanalyse in zijn ouderdom.
Een nieuwere, meer nuchtere stroming, ziet de zelfportretten als genrestukken – zogenaamde tronies – die geproduceerd werden met het oog op de markt. Als gewilde koopwaar voldeden ze aan drie eisen: ze toonden een ’tronie’, dat wil zeggen een menselijk gezicht in een bepaalde setting (een emotie of een historisch kostuum), ze toonden Rembrandts virtuositeit en ze toonden het gezicht van een beroemdheid. Je zou kunnen zeggen dat Rembrandt met elk portret zelfs een vierde ‘vlieg’ sloeg: hij vergrootte met elke zelfafbeelding namelijk zijn al niet onaanzienlijke faam, zoals een moderne beroemdheid die een selfie deelt op Instagram.

Waar ik sta ik in deze discussie? Met één been in elk kamp. Ik geloof namelijk niet dat beide verklaringen elkaar uitsluiten – een portret kan best tegelijkertijd op de markt gericht zijn en toch een bijdrage leveren aan zelfreflectie. En ik geloof ook niet dat één van beide zienswijzen afzonderlijk de tachtig portretten verklaart – niet de kwaliteit en niet de kwantiteit.

Het lijkt me onbestrijdbaar dat Rembrandt in het onderstaande portret oefent met het afbeelden van een bepaalde emotie:

images

En de glamour van het volgende portret lijkt alle hokjes – tronie, virtuositeit, beroemdheid – af te vinken:

Unknown-3

Maar wat moeten we volgens de ’tronie’-theorie met dit werk?

images-2

Rembrandt heeft zich hierop afgebeeld als de legendarische Griekse schilder Zeuxis. Voor een leek is hij niet als zodanig herkenbaar – het heeft honderden jaren van kunsthistorisch onderzoek gevergd om via een omweg deze interpretatie te vestigen (kennelijk draait de afbeelding om de legende dat Zeuxis zich doodlachte toen hij een keer niet de grootste schoonheid, maar de hoogste mate van lelijkheid afbeeldde). En het gezicht is zo geschilderd dat niemand, ook niet zijn tijdgenoten, meteen zouden hebben uitgeroepen: o ja, dat is Rembrandt! Bovendien is het zeer de vraag of de ‘slordige’ manier van schilderen als blijk van vakmanschap zou zijn opgevat.
Mij lijkt dat een dergelijk werk niet zegt: hallo, ik ben de beroemde Rembrandt, kijk eens hoe goed ik een ’tronie’ kan schilderen. Het zegt eerder: ik ben Rembrandt en ik plaats mij op een ironische manier in een traditie van historische meesters.

De spiegel in de spiegel
Veel van Rembrandts zelfportretten zijn volgens mij dus geen Ware, geen – min of meer – inwisselbaar gebruiksgoed, maar kunstwerken die iets zeggen over

– schilderijen als product voor verkoop en gebruik
– schilderen als kunstvorm
– de schilder en mens Rembrandt.

Alleen zo kunnen we verklaren waarom Rembrandt niet veertig keer hetzelfde portret schilderde en verkocht – en waarom niet elke studie in ets of pentekening een tronie weergeeft. Deze studies zijn oefeningen, maar niet in het bespelen van de publiekswil. Ze zijn oefeningen in bespiegeling:

images-3

Merk op hoe geconcentreerd Rembrandt, hier begin twintig, in de spiegel kijkt en zijn eigen gezicht bestudeert. Deze zelfde concentratie op zijn eigen reflectie zou hij nog tientallen keren opbrengen, in wat honderden uren van turen in een spiegel moet hebben gekost. Wie weet hoe lang hij heeft gedaan over dit, wellicht laatste, zelfportret?

Unknown-2

Vooral de zelfportretten uit het laatste kwart van zijn leven, geschilderd na een hiaat van zeven jaar, zijn duidelijk reflectieve statements. In deze portretten heeft Rembrandt het over zichzelf – als schilder, als meester, als beroemdheid, als ouder wordende man. Natuurlijk, wat hij precies met elk portret wil zeggen, laat zich niet in woorden vatten – daarom schilderde hij het ook.
Maar bij een schilderij als ‘zelfportret met twee cirkels’ kunnen we best aannemelijk maken dat Rembrandt er ongeveer het volgende mee wilde zeggen:

Kijk mij, Rembrandt van Rijn, poseren tegen de achtergrond van twee cirkels. Met die cirkels duid ik op de perfectie van mijn schilderkunst – niet alleen omdat cirkels een symbool van volmaaktheid zijn, maar omdat het in één keer trekken van een cirkel van oudsher als proeve van pittoreske bekwaamheid heeft gegolden. Merk trouwens op dat deze cirkels uit talrijke korte penseelstreken zijn opgebouwd, maar toch de indruk wekken in één vloeiende beweging te zijn geschilderd: dat is nog veel moeilijker dan een cirkel in één pennen- of kwastenstreek trekken.

Rembrandt_van_rijn-self_portrait

Rembrandt heeft zichzelf als schilder afgebeeld, zoals op veel van de late portretten. In deze periode ging het hem privé en zakelijk niet voor de wind, maar daarvan zie je niets terug in de pose en de rijkdom van zijn kleren. Hier staat een kunstenaar die zeker is van zijn onverminderde creativiteit en zijn positie in de kunstgeschiedenis. Tegelijkertijd toont hij eerlijk de aftakeling van een zestiger.
Het geheimzinnige licht, dat niet vanaf een bepaalde plek het gelaat verlicht, maar vanuit het gezicht van de schilder straalt, lijkt echter te zeggen: ouder worden is niet erg, ook niet als dat met tegenslagen gepaard gaat. Ouderdom heeft een innerlijke kracht en vreugde.

In mijn lezing, in mijn beleving, zijn Rembrandts late schilderijen vooral persoonlijke meditaties op ouder worden. Als zodanig ervaar ik ze als bijzonder troostrijk.

Een andere kijker zal ze weer anders bezien – dat is logisch. Zoals Rembrandts zelfportretten een spiegel vormen van wat hij zelf in de spiegel zag, zo worden deze portretten gespiegeld in de individuele interpretatie van elke beschouwer. Wij zien, elk van ons, Rembrandt in de spiegel van de spiegel van de spiegel. En zo zien we een reflectie van hem – en tegelijk een reflectie van onszelf.