234. Onder het gele hesje

Posted on 5 mrt 2019 in Blog, Featured, Uncategorized

234. Onder het gele hesje

Afgelopen weekend waren er in Frankrijk voor de dertiende opeenvolgende keer demonstraties van de zogenaamde ‘gele hesjes’. Er deden enkele tienduizenden mensen mee. Over het algemeen verliepen de protesten rustig, al waren er her en der kleine botsingen met de politie.

In december, op het hoogtepunt, deden er in Parijs en andere steden zeker 250.000 mensen mee aan de demonstraties. In die tijd stond ook een grote meerderheid van de Fransen achter de gilets jaunes. Intussen is die steun flink afgebrokkeld – voornamelijk door grootscheeps geel geweld, anti-semitische incidenten en onderlinge strijd. President Macron lijkt de beweging ook enigszins ingekapseld te hebben door het beloven van belastingverlaging en het organiseren van een landelijk debat over hun grieven.

Nu de hesjes langzamerhand het initiatief kwijtraken zou je de schouders op kunnen halen en overgaan tot de orde van de dag. Het lijkt er immers niet op dat de hesjes een blijvend effect zullen hebben – niet in Frankrijk en zeker niet in buurlanden, waar niet meer dan honderden gele hesjes een handvol betogingen organiseerden. In Nederland waren er een paar onsuccesvolle pogingen om mee te liften op de Franse protesten – Jan Dijkgraaf trachtte zichzelf tot opper-hesje uit te roepen, maar hij onderstreepte daarmee alleen maar de futiliteit van de Nederlandse imitatie.

Onder het hesje
Het negeren van de hesjes zou in mijn ogen echter een vergissing zijn. Ik denk dat het belangrijk is om te analyseren wat er achter deze quasi-revolutionaire massa schuilgaat aan ideeën en verlangens.
Juist omdat er binnen de gelederen van de demonstranten zo weinig overeenstemming bestaat over hun doelen en middelen, is het zaak de beweging goed te analyseren. Om de hesjes te begrijpen is het immers niet voldoende te luisteren naar hun spreekkoren of hun spandoeken te lezen. Of te luisteren naar hun woordvoerders – want die hebben ze eigenlijk niet.

De gele hesjes zijn een symptoom, schreef Bas Heijne in de NRC, maar van wat? Is er iets anders dan een geel hesje dat de deelnemers verbindt?

Heijne ziet de hesjes als onderdeel van het populisme en wijst op vier factoren (ontleend aan politicologen Roger Eatwell en Matthew Goodwin) die de onvrede en daarmee het populisme voeden:

– immense afkeer van de gevestigde politiek
– angst voor vernietiging van eigen cultuur
– groeiende ongelijkheid
– groeiende ongebondenheid van de kiezer.

In een ander NRC-artikel wordt verwezen naar het begrip ‘La France Périphérique’ van geograaf Christophe Guilly: de lagere middenklasse die de bloeiende regionen, de welvaart genererende gebieden, is uitgedrukt en die zich verraden voelt door de politieke klasse en de economische ‘winnaars’, samen ‘de elite’.

Verslaggever Peter Maas beschrijft hoe op het hoogtepunt van de gele golf, 1 december, de gele hesjes in Normandië bijeenkomen om hun eisen op elkaar af te stemmen. Dat loopt uit op een volledige mislukking, de deelnemers worden het nergens over eens en de zaal loopt aan het einde van de avond leeg terwijl er niets besloten is.

Een maand later doen sommige gele hesjes (door anderen als collaborateurs bestempeld) mee aan gesprekken met vertegenwoordigers van de regering. Ook nu valt in hun eisen en grieven geen lijn te ontdekken: een btw-verlaging, ontwikkelingsgeld, de restauratie van het presidentieel paleis, een schandaal rondom Macron’s lijfwacht zijn de thema’s. In de daaropvolgende maand valt ook een groep ‘hesjes’ die mee wilden doen aan de Europese verkiezingen, uit elkaar voordat er een lijst is gevormd.

Eerste kenmerk van de hesjes-beweging lijkt dan ook dat ze het nergens onderling over eens is, dat het enige gemeenschappelijke punt de door Heijne vermelde onvrede is.
Ja, er is een gemeenschappelijke afkeer van de hoogste politicus in het land – in Frankrijk Macron, hier Rutte – maar dat lijkt meer het gevolg van een geprojecteerd ongenoegen, dat in de president en premier een gemakkelijk doelwit vindt, alsof één politicus verantwoordelijk is voor alle ellende in het land.

Aanknopingspunt nummer 1 om de hesjes te analyseren moet dan ook het gevoel van onvrede zelf zijn, denk ik, en dan pas de vraag: onvrede waarmee?

Ressentiment
Ik heb eerder op deze plek geschreven over het ressentiment van de zogenaamde incels, de onvrijwillig sexlozen. Daarbij heb ik ressentiment omschreven als geprojecteerde rancune.

Rancune of wrok is geworteld in een echte interactie tussen twee mensen: A doet iets dat B schade berokkent (of dat nu verwijtbaar is of niet) en B voelt zich daar rancuneus over.
Deze rancune kan ook weer verdwijnen. Door een verontschuldiging. Door wraak. Door een rechterlijke uitspraak. Door verzoening. Of simpelweg doordat er tijd verstrijkt en de rancune langzaam slijt.
Bij ressentiment werkt het anders.

Ressentiment speelt niet rechtstreeks tussen twee partijen naar aanleiding van een echte interactie. Bij wrok is er eerst een (vermeende) tegenstander met een kwetsende daad en vervolgens een negatief gevoel, dat leidt tot rancune. Rancune is een poging het gevoel van aantasting kwijt te raken.
Bij ressentiment is er eerst een negatief gevoel – teleurstelling, angst, eenzaamheid, miskenning – en dan het projecteren van dat gevoel op een ’tegenstander’ – die wel iets kwetsends moet hebben gedaan, anders zou het miskende gevoel er immers niet zijn.

Wat ressentiment onderscheidt van het aloude zondebok-denken is de aard van de zondebok, het voorwerp van ressentiment. Die zondebok is namelijk niet de uitzondering, de afwijking, de minderheid. De verliezer.
Object van ressentiment is de winnaar. De ‘elite’.

Het feit dat de gele hesjes willekeurige voorwerpen van onvrede kiezen maakt duidelijk dat niet de vermeende (daad van) aantasting van hun eigenwaarde het uitgangspunt is, maar het gevoel van aantasting zelf. Er is niet eerst een klap geweest (letterlijk of figuurlijk) en toen een gevoel van rancune: er was eerst een gevoel van miskenning, toen een idee van rancune en vervolgens een ingebeelde klap.

(Dit laat onverlet dat sommige grieven van de hesjes best terecht kunnen zijn en dat specifieke belastingmaatregelen wellicht onrechtvaardig zijn en sommige schandalen een …schandaal. Het gaat erom dat een vrachtwagenchauffeur uit Melun niet moeite heeft de eindjes aan elkaar te knopen omdat president Macron een gewelddadige lijfwacht heeft. Dat wel suggereren is projectie en dus ressentiment.)

Onmacht
Het belangrijkste boek over ressentiment werd ruim honderd jaar geleden geschreven door de Duitse filosoof Max Scheler. Zijn Das Ressentiment im Aufbau der Moralen (1912) beschrijft ressentiment als een combinatie van

– vijandelijke emotie, wrok
– verschuiving van die emotie, weg van het handelen en uitdrukken, richting het centrum van persoonlijkheid.

Volgens Scheler is die verschuiving, die wrok tot echt ressentiment maakt, een gevolg van een gevoel van onmacht.
Onmacht verandert rancune in ressentiment. Dat is een belangrijk uitgangspunt, want dat geeft ons een ingang om ressentiment te begrijpen.

Onmacht is onverbrekelijk verbonden met macht. Dat lijkt een platitude, maar ik bedoel daarmee dat bij ressentiment een bepaalt soort machtsdenken hoort, dat onmacht(igheid) met zich meebrengt en rancuneuze mensen tot ‘ressentimentelen’ maakt.

Daarom moeten we eerst macht en onmacht analyseren, om meer van ressentiment te begrijpen.

Daarover meer volgende keer!