122. Het woordenboek van geaccepteerde bullshit

Posted on 28 okt 2016 in Blog, Bullshit, Featured

122. Het woordenboek van geaccepteerde bullshit

In zijn laatste – onvoltooide – werk Bouvard en Pécuchet vertelt Gustave Flaubert het verhaal van twee vrienden die alle contemporaine kennis onderzoeken. Ze beginnen bij landbouw, tuinarchitectuur en de conservering van voedsel. Dan gaan ze over naar scheikunde, anatomie, biologie en geologie. Via archeologie, architectuur en geschiedenis komen ze bij literatuur, grammatica en esthetica. Ze beproeven politiek en liefde; proberen gymnastiek en occultisme. Ze bestuderen theologie en filosofie, om te eindigen met pedagogiek, muziek en stadsplanning.

Tegenwoordig heeft het boek als appendix een werk wat zogenaamd door Bouvard en Pécuchet is samengesteld: Le Dictionnaire des idees reçues oftewel het Woordenboek van de geaccepteerde ideeën. Het bevat enkele honderden lemma’s van platitudes en ‘gedachteloze’ gedachten, vaak inhoudsloos of onderling tegenstrijdig. Zoals:

Beurs (de): thermometer van de publieke opinie

Of:

Blondine: heter dan een brunette (zie brunette)

Brunette: heter dan een blondine (zie blondine)

De ‘geaccepteerde ideeën’ kunnen ook worden gezien als ‘het weinige wat de meeste mensen over een onderwerp weten’. Zoals bij mensen, wier notie van Homerus als volgt kan worden omschreven:

Homerus: beroemd vanwege zijn manier van lachen: homerisch gelach. Heeft nooit bestaan.

Of mensen wier kennis van het Grieks is uitgeput met de uitdrukking ‘alfa en omega’. Vandaar:

Omega: tweede letter van het Griekse alfabet

Sommige clichés uit de negentiende eeuw zijn ook nu nog en vogue:

Woestijn: kameel is het schip van de

Andere zouden moeten worden aangepast. Zo zou

Hitte: altijd ‘ondraaglijk’

nu beter kunnen worden vervangen door

Hitte: niet de temperatuur, maar de vochtigheid is het ergste

Nieuw woordenboek
Net als Flaubert heb ik woordenboeken altijd onweerstaanbaar gevonden. Waarschijnlijk is de vorm van het woordenboek, een verzameling woorden met definities, geen uitvinding van één persoon, maar een voorbeeld van convergente evolutie: een ‘free-floating rationale’, zoals Daniel Dennett het zou noemen – een idee dat zo logisch en goed is dat mensen er op een gegeven moment vanzelf op komen.

Flauberts woordenboek geeft op zijn eeuwenoude wijze weer hoe de negentiende eeuw met begrippen omging. Dat zien we niet alleen in zijn definities, maar ook in zijn kernidee: dat een samenleving kan worden gekenschetst door geaccepteerde ideeën – gemeenplaatsen.
Dit lijkt vanzelfsprekend, maar het begrip gemeenplaats zoals in Flauberts gebruik veronderstelt bepaalde zaken die niet in iedere samenleving voorhanden zijn – op de eerste plaats, een publieke opinie.
En om een publieke opinie te hebben, zoals in Flauberts kringen, is er waarschijnlijk een heleboel nodig wat in andere samenlevingen, bijvoorbeeld die van de Boeddha of Homerus, niet aanwezig was. Een min of meer geïntegreerde maatschappij, zonder onoverbrugbare standsverschillen. Een bepaalde graad van geletterdheid. Een onderscheid tussen de ‘originele’ kunstenaar en de ‘imiterende’ bourgeois.
Misschien dat de achttiende eeuw een soortgelijk woordenboek had kunnen opleveren, maar de zeventiende eeuw nog niet, denk ik. En eerdere eeuwen helemaal niet (al had Plato misschien een benadering kunnen realiseren).

Hoe zit het met onze eeuw? Ik denk dat we moeiteloos Flauberts woordenboek zouden kunnen bewerken zodat het actueel zou zijn, maar nog steeds herkenbaar.
Maar dat is niet wat ik wil doen.
Hoewel gemeenplaatsen me boeien en amuseren, vind ik Flauberts aanpak (de aanpak van Bouvard en Pécuchet) wat te breed. Niet alle clichés zijn even interessant, vind ik – en eigenlijk is het clichématig om clichés op te sommen. Van een cliché weten we dat het een cliché is – dat betekent het nu eenmaal om cliché te zijn.
Je kunt vervolgens wel, zoals Flaubert doet, aan de definitie een originele draai geven zodat het geheel wat amusanter wordt, maar belangrijke inzichten zul je daardoor niet verwerven, denk ik.

Voor een nieuw en beter begrip van bepaalde zaken is het niet alleen nodig ze op een originele manier te omschrijven. Het is nodig om ze om ze op een bepaalde manier te karakteriseren. Het is nodig om ze te ontmaskeren.
Ontmaskeren is onmogelijk bij een cliché. Ik zei het al: van een cliché weten we altijd al dat het een cliché is.

Wat ik wil doen, daarom, is ook een woordenboek samenstellen – maar dan eentje van bullshit.
Ik schreef het al eerder in een aantal essays over moderne schijngebeurtenissen en bullshit: bullshit is de poging te verbergen dat waarheid en onwaarheid je helemaal niet interesseren, maar dat je alles zegt wat op een bepaald ogenblik in je kraam te pas komt. Ik ontleen deze omschrijving aan Harry Frankfurt.
Omdat bullshit een wijze van verhulling is, kan het ook onthuld worden – niet als een leugen, maar als een poging om de waarheid irrelevant te maken.

Zoal ik ook al eerder schreef, is dit streven naar verhulling, en de bullshit die er het product van is, in onze maatschappij alomtegenwoordig.
Daarom denk ik dat het nuttig is bullshit als zodanig aan te wijzen. En een opsomming van aangewezen en ‘ontmaskerde’ bullshit kan een amusante vergaarbak van moderne geaccepteerde ideeën opleveren. Want het typische aan bullshit is dat het gemakkelijk wordt geaccepteerd, gemakkelijker dan leugens en veel gemakkelijker dan waarheid.

Volgende week het eerste lemma van het bullshit-woordenboek: ‘oermelk’!