399. De juiste trots

Posted on 6 nov 2022 in Blog, Featured

399. De juiste trots

In de lastige situatie waarin we ons bevinden – crisis of niet – lijken oplossingen vaak voor de hand te liggen maar toch moeilijk haalbaar te zijn. We weten dat we minder broeikasgassen en stikstof moeten uitstoten, dat we moeten stoppen met vlees eten en vliegen, maar we doen dat niet. We moeten ons niet afhankelijk maken van onderdrukkende regimes, maar doen dat toch. We moeten erkennen dat mensen in ons midden geschaad zijn door vooroordelen en discriminatie, maar aarzelen om dat toe te geven. Hoe komt dat?

Volgens filosoof Jurriën Hamer is een belangrijk obstakel misplaatste trots – trots op zaken die eigenlijk schaamte zouden moeten uitlokken. Een boer weet volgens hem ook wel dat zijn mega-stal grote problemen veroorzaakt, maar kan dit niet tot zich laten doordringen omdat daarmee zijn levenswerk ter discussie zou komen te staan. Dus wijst hij wetenschappelijke inzichten af en luistert liever naar lobbyisten en politici die hem naar de mond praten. En hij munt afgewezen schaamte om in gekrenkte, maar misplaatste trots: trots op de boer, no farmer no food.

Hamer ziet deze misplaatste trots overal in onze samenleving:

Deze combinatie van gekrenkte trots en troostende fabels beschrijft niet alleen de dynamiek van de stikstofcrisis, maar van meer van onze problemen. Denk aan mensen die zich winter na winter met plezier als Zwarte Piet hebben verkleed, en weigeren te accepteren dat ze jarenlang onderdeel hebben uitgemaakt van een racistische traditie. Denk aan mensen die in de woonkamer een wereldkaart hebben opgehangen, met spelden op alle plaatsen waar ze naartoe zijn gevlogen, en weigeren te accepteren dat die kaart geen kosmopolitisch statussymbool is, maar bewijsstuk A. van een vervuilend leven. Denk aan vermogende miljonairs die profiteren van een doorgedraaide woningmarkt, en weigeren te accepteren dat zij parasiteren op de bestaansonzekerheid van anderen.

Wat te doen tegen deze gekrenkte en misplaatste trots? Trots helemaal afschaffen gaat niet, schrijft Hamer. Trots is immers menselijk, al te menselijk. Daarom lopen we weg voor spijt en schaamte en proberen we juist onze trots in ere te herstellen. (We sluiten ons aan bij de troostende culten van Forum voor Democratie en Ongehoord Nederland.)
Mensen willen nu eenmaal graag erkenning en status, ze willen trots zijn op hun werk, hun succes, hun plek op de maatschappelijke ladder.
Misschien is het hoogst haalbare, filosofeert Hamer, dat we trots niet afschaffen maar inzetten voor goede doelen. (Als we schaamte koppelen aan vliegen, kunnen we ook trots koppelen aan liefdadigheid.)
Het gaat dan niet meer om trots versus bescheidenheid, maar trots op de juiste zaken versus trots op slechte dingen. Terechte trots versus misplaatste trots.

Er zijn hoopvolle signalen in deze richting. Zie de effective altruism beweging, die mensen inspireert zoveel mogelijk goeds te doen met de middelen die ze hebben. Wil je trots op jezelf zijn? Red dan een mensenleven. Het kost immers maar een schijntje om iemand van extreme armoede te bevrijden, of met een malarianet tegen de dood te beschermen. En kijk naar de nieuwe generatie die is opgestaan. De jeugd van nu is minder belast met de zonden van het verleden, en heeft des te meer een toekomst om voor te vechten. Zeventig jongerenorganisaties eisten onlangs dat Nederland niet in 2050, maar in 2040 volledig duurzaam is. Ook zij geven eer en trots nieuwe betekenis.

Noodzakelijk hiervoor is echter dat mensen het ’trucje’ van misplaatste trots (wat eigenlijk het fenomeen van cognitieve dissonantie is) doorzien – zowel in hun eigen psyche als bij de apologeten van de trots. Pas dan kunnen we onze eigendunk verplaatsen naar het juiste doel en ophouden onze schaamte te overschreeuwen:

Want uiteindelijk leven we maar een enkele keer, en moet dat leven de moeite waard zijn. Niemand verdient het om op zijn sterfbed terug te kijken, en te beseffen dat al die lange jaren bijdroegen aan vervuiling, ongelijkheid en discriminatie.
Wees trots op wat het waard is trots op te zijn.

Ressentiment
Wat Hamer beschrijft als gekrenkte en misplaatste trots is eigenlijk hetzelfde als wat ik in deze kolommen als ressentiment heb gekenschetst.
Ressentiment vinden we waar (vooral negatieve) sociale emoties als woede, wantrouwen, schaamte en schuld geprojecteerd worden op mensen en situaties waar ze niet van toepassing zijn.

Laat ons als uitgangspunt de emotie van woede nemen: woede ontstaat als ik met iemand samenwerk, maar die ander werkt niet samen. Met woede ‘betaal’ ik hem of haar terug en schrik ik het toekomstige ‘verraad’ af. Ik sla, schreeuw, dreig. Ik maak zijn verraad publiek. Of op zijn minst: ik weiger de volgende ontmoeting samen te werken.
Stel nu, de deserteur is machtig en ik niet. Hij is groter en sterker, of heeft meer vrienden, of is de zoon van de machtigste man in de groep. Ik doe er dan wellicht verstandig aan mijn woede in te slikken, om van ‘terugbetaling’ af te zien.
Je zou kunnen zeggen dat hier de woede verplaatst wordt, van buiten naar binnen.
Ik kan ook mijn ‘bestraffing’ uitstellen tot later – ik kan wraak nemen. Ook dat is een verschuiving van woede.
Naarmate mijn onmacht groter is, kan mijn woede zich steeds meer naar binnen richten, of steeds verder in de toekomst verlegd worden. Tot ik, aan het einde van het proces, misschien het hele gevoel van woede verdrongen heb en niet eens meer kwaad word om desertie. Of wel kwaad ben, maar eigenlijk niet weet waarom.
Dat is wat we ressentiment noemen.

Onmacht kan er ook toe leiden dat mensen zich slecht voelen over hun maatschappelijke positie (laag/dalend) en afgunstig worden op anderen dan hun directe concurrenten. Op zich is afgunst een normale reactie bij verlies van positie of bij winst van rechtstreekse concurrenten. Afgunst kan zo best nuttig zijn. Afgunst houdt je scherp en motiveert je om het beste uit jezelf te halen.
Wanneer je echter ziet dat je kansloos bent in de strijd met gelijken, met directe concurrenten, leidt dat vaak tot frustratie en woede – die dan niet op de rivaal wordt gericht, maar op iemand verder weg. Hierdoor hoef je niet toe te geven dat je een ‘verliezer’ bent.
In plaats van de strijd aan te gaan, projecteren ressentimentele mensen hun woede en afgunst dan op anderen. Op zondebokken.
Dit is een dubbele projectie: want de woede heeft hier niks meer te maken met samenwerking en verraad, maar met stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder; en de woede is gericht op mensen die met dat stijgen en dalen eigenlijk niets te maken hebben.

Een ander verschijnsel van ressentiment ligt in het verlengde hiervan.
Mensen die zichzelf als maatschappelijke verliezers ervaren, rechtvaardigen vaak hun woede en afgunst door hun verlies als ‘oneerlijk’ te bestempelen. Verlies van status betekent dan niet: we hebben om iets gestreden en een ander heeft eerlijk gewonnen, maar: we hebben om iets gestreden en de ander heeft mij daarbij ‘verraden’. Ik speel eerlijk, de ander niet.
In ogen van ressentimentele mensen hebben de winnaars altijd vals gespeeld, of zijn voorgetrokken. De scheidsrechter fluit in het voordeel van de thuisclub. Het kabinet is er alleen voor rijke mensen.

Deze laatste vorm van ressentiment sluit nauw aan bij de gekrenkte en misplaatste trots van Hamer. Die trots is er als het ware de uiterste vorm van: een gevoel van ressentiment dat zelfs niet wil treuren over verlies (of winnaars wil aanvallen) maar dat dit verlies ver wegstopt. Ik ben geen verliezer, ik ben een winnaar! zegt dit ressentiment. Ik ben niet boos, ik voel geen onmacht, geen frustratie: ik voel alleen trots! (Nou ja, en irritatie dat jij niet trots op mij bent.)

Statusangst
Bij misplaatste trots is, net als bij de andere vormen van ressentiment, gemakkelijk te zien dat de oorzaak ligt in statusangst.
Statusangst is door Alain de Botton (in zijn gelijknamige boek van 2004) omschreven als de vrees dat we niet aan de maatstaven van onze maatschappij kunnen voldoen en daarom waarde en respect verliezen; de zorg dat we op een lager treetje staan dan van ons verwacht wordt of dat we naar een lager niveau dreigen af te dalen.

Aan statusangst liggen vijf maatschappelijke, culturele en psychologische oorzaken ten grondslag, zo De Botton:

– liefdeloosheid
– snobisme (iemands waarde reduceren tot zijn of haar status)
– irreële verwachtingen
– meritocratie (succes is je eigen verdienste, falen je eigen schuld)
– ontkenning van afhankelijkheid

Om ressentiment aan te pakken is het dan ook nooit voldoende om te wijzen op iemands zelfbedrog, om het ’trucje’ van cognitieve dissonantie te ontmaskeren. (Net zomin als het bij de bullshit artist helpt om te factchecken.)
Dat (zelf)analyse voldoende zou zijn om misstanden en dwalingen uit de wereld te helpen, is waarschijnlijk een Freudiaanse vooronderstelling die we van een eeuw van psychoanalyse hebben overgehouden, maar die nooit is bewezen.
Mensen die zichzelf bedriegen houden daar niet mee op als op de onzin of onwaarheid van dat bedrog worden gewezen – tegen complotten helpen geen feiten. Mensen hebben namelijk een reden om in dat bedrog, in dat complot te geloven. En die reden is niet zelden statusangst.
Dus moeten we niet ressentiment rechtstreeks aanpakken, maar die statusangst – en dan de oorzaken die De Botton noemt.

Hoe we dat doen? Daarover volgende keer meer.