394. Dagverlichting: gouden tijdperk

Posted on 27 sep 2022 in Blog, Dagverlichting, Featured

394. Dagverlichting: gouden tijdperk

Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of voel je jezelf een beetje opgejaagd?

Hier is een moment voor jezelf.

Lees het volgende verhaal en het bijbehorende gedicht:

Gouden tijdperk
In het begin was het gouden tijdperk, toen mensen uit zichzelf, zonder straf of dreigement, zonder wetten of verboden te goeder trouw waren en het juiste deden. Er waren geen overtreders die angstig voor een rechter stonden, er waren helemaal geen rechters. Nog nooit was een pijnboom van zijn plaats op de berghelling gehaald en, tot scheepsmast of -romp gevormd, in de golven gesmeten, om verre landen te bezoeken: mensen kenden alleen hun eigen kusten. Hun eigen steden waren ng niet omgeven door hoge muren en diepe grachten, ze hadden geen helmen of zwaarden. De volkeren van de wereld, onberoerd door vrees, genoten een rustig en vreedzaam bestaan, en hadden geen behoefte aan soldaten. De aarde produceerde alles uit zichzelf, ongezaaid en ongeploegd, en mensen waren tevreden met het voedsel dat ongecultiveerd groeide. Ze verzamelden aardbeien, kersen en bramen die aan doornige struiken groeiden; of eikels die van Jupiters uitgespreide eikentakken vielen.
Het was een seizoen van eeuwigdurende lente, toen zachte briesjes met hun warme adem de bloemen streelden. Er stroomden rivieren van melk en nectar, en honing droop van de steeneik. Oud werden de eerste mensen ook niet, vitaal en gezond feestten ze tot de dood, die als een vredige slaap kwam.
Dit gouden tijdperk kwam ten einde toen Saturnus ten val werd gebracht door Jupiter.

Unknown

Het zilveren tijdperk volgde op dat van goud, inferieur daaraan maar beter dan de tijd van het taankleurige brons. Jupiter verkortte de lentetijd die tot dan toe had geduurd en vulde die aan met drie andere seizoenen, winter, zomer en de veranderlijke herfst. Toen werd de lucht voor het eerst droog en heet, en hangende ijspegels vormden zich onder de kille windstoten. In die tijd zochten mensen voor het eerst beschutting: ze richten grotten in als huizen en gebruikten takken en boomschors om de wind buiten te houden. Toen begon men ook het graan, het geschenk van Ceres, in lange voren te zaaien, en zwoegende ossen kreunden onder het juk van de ploeg.
Kinderen bleven een eeuw in hun geboortehuis, spelend onder het oog van hun moeder. Daarna beleefden ze een kort en gekweld leven, omdat ze dom en impulsief waren. Ze vochten met elkaar en verzuimden de goden te eren. Offers verwaarlozend lieten ze de altaren leeg, tot Jupiter hen onder de aarde verborg.

Daarna kwam het derde tijdperk, dat van brons, toen mensen van een woest karakter waren, maar nog niet kwaadaardig. Machtige strijders waren ze, hun kracht enorm, hun armen en schouders en benen onoverwinnelijk. Ze aten geen brood en hun harten waren hard als steen. Hun wapens waren van brons, hun huizen waren van brons, hun gereedschappen waren van brons. Ze kenden nog geen ijzer. Ze brachten elkaar om het leven en gingen naamloos naar Hades’ kille huis. Hoewel ze grote strijders waren, werden ze gevangen genomen door de zwarte Dood en moesten ze de schitterende zon achter laten.

Tenslotte kwam het tijdperk van ijzer. Onmiddellijk braken allerlei soorten misdaad uit; zedigheid, waarheid en trouw sloegen op de vlucht. List en bedrog namen hun plaats in, misleiding en geweld en hebzucht. Nu hesen de zeelieden hun zeilen in de wind, en land, dat voorheen, net als zonlicht en briesjes, aan allen had behoord, werd opgedeeld en grenzen werden angstvallig bewaakt. En graan was niet langer het enige dat van de aarde werd gevraagd: mensen verkenden haar ingewanden en groeven de rijkdom op die erin verborgen lag, dicht bij de schaduwen aan de Styx; en die rijkdom was een extra reden voor boosaardigheid. Ijzer werd en ontdekt, tot leedwezen van de mensheid, en goud, nog schadelijker dan ijzer. oorlog deed zijn intrede, beide metalen gebruikend, wapens schuddend in handen die met bloed waren bevlekt. Mensen leefden van wat ze geplunderd hadden: vriend was niet veilig voor vriend, schoonvader niet voor schoonzoon, liefde was zeldzaam zelfs tussen broers. Echtgenoten wachtten ongeduldig op de dood van hun echtgenotes, vrouwen op die van hun man. Meedogenloze stiefmoeders mengden brouwsels van dodelijke monnikskap en zonen bestudeerden de horoscopen van hun vaders, begerig naar hun einde. Alle natuurlijke liefde was overwonnen en, als laatste van de onsterfelijken, verliet Vrouwe Justitia de met bloed doorweekte aarde.
De rechtvaardige, de goede, wordt veracht, terwijl mensen de slechten en onbeschaamden prijzen. Het recht van de sterkste heerst en schaamte is onbekend. Mensen zullen deugdzamen schaden door hen te belasteren en dit met valse eden te bekrachtigen. En overal zal Afgunst ongelukkige mensen vergezellen met een scherpe stem en een korzelig gelaat. En mensen rest alleen bittere zorgen, en geen verdediging tegen het kwaad.

images

MCMXIV – Philip Larkin

De lange ongelijke rijen
Die zo geduldig staan
Alsof ze zich uitstrekten bij
The Oval of Villa Park,
De bovenkanten van hoeden, de zon
Op besnorde archaïsche gezichten
Die grijnzen alsof het allemaal
Een feestdag in augustus is;

En de gesloten winkels, de gebleekte
Bekende namen op de zonweringen,
De stuivers en ponden,
En spelende donker geklede kinderen
Genoemd naar koningen en koninginnen,
De tinnen advertenties
Voor cacao en tabak, en de pubs
De hele dag wijd open;

En het platteland onverschillig:
De plaatsnamen allemaal overgroeid
Met bloeiende grassen, en velden
Die schaduwen werpen op oude erfgrenzen
Onder de rusteloze stilte van het graan;
De verschillend geklede bedienden
Met piepkleine kamers in enorme huizen,
Het stof achter de limousines.

Nooit zulke onschuld,
Nooit tevoren of sindsdien, Als die zichzelf zonder een woord
In verleden veranderde – de mannen
Die de tuintjes netjes achterlaten,
De duizenden huwelijke
Die een beetje langer zullen duren:
Nooit meer zulke onschuld.