362. Een volmaakte storm

Posted on 13 dec 2021 in Featured, Uncategorized

362. Een volmaakte storm

In 1991 verging aan de Amerikaanse Oostkust een vissersboot, de Andrea Gail, onder bijzondere en zeer ongunstige omstandigheden: de samenkomst van een cycloon, een lagedrukgebied en een koufront, resulterend in wat door auteur Sebastian Junger een ‘volmaakte storm’ werd gedoopt. In 1997 publiceerde Junger zijn non-fictieboek over de ondergang van de Andrea Gail, The Perfect Storm. Drie jaar later werd het werk verfilmd door Wolfgang Petersen, met een hoofdrol voor George Clooney – en sindsdien wordt de uitdrukking ‘perfect storm’ algemeen gebruikt voor een samenkomst van bijzondere omstandigheden die een situatie verslechteren.

De coronapandemie kan ook als een volmaakte storm worden gezien, waarin een heleboel dingen bijeenkwamen om samen een grote ramp te veroorzaken. Deskundigen hadden al jaren gewaarschuwd voor een dergelijke ramp, zeker sinds uitbraken van SARS (SARS-CoV-1, 2002) en MERS (2012) maar net in de kiem gesmoord konden worden.

In een pandemie komen, in elk geval in het ‘Westen’, tal van factoren uit ons moderne leven samen: onze verplaatsingsdrift (in een paar dagen verspreiden virussen zich over de wereld), onze omgang met de natuur (de aantasting van habitats waar aan ons verwante dieren virussen verspreiden), onze zwakke gezondheid (met name zwaarlijvigheid in rijke landen), onze neoliberale verzwakking van overheidsdiensten (bijvoorbeeld de GGD) en van de maatschappelijke samenhang (omdat iedereen voor zijn eigen succes en falen verantwoordelijk is).

220px-Perfect_storm_poster

Ik wil in dit artikel echter niet spreken over factoren die samen de volmaakte storm van een pandemie hebben geschapen, maar over maatschappelijke tendensen die, in de situatie van de coronastorm, elkaar hebben versterkt en tot grote hoogte opgezweept.

Deze tendensen zijn:

– het gebruik van oppervlakkige analogieën en beeldspraken
– ons melodramatische wereldbeeld
– de verspreiding van schijngebeurtenissen en bullshit
– de groei van ressentiment

Elk van deze tendensen is sinds begin 2020 sterker geworden en heeft invloed gehad op elk van de andere, zodat deze afzonderlijke elementen samen tot een volmaakte storm van polarisatie hebben geleid.
Vandaag: de rol van analogiëen.

Analogie
Mensen denken in analogieën, dat heb ik op deze plek vaker gesteld. Tenminste, wanneer we denken in begrippen. We verzamelen dan een reeks concrete voorbeelden die we met elkaar vergelijken en vervolgens onder dezelfde noemer plaatsen.

Dit vergelijken kan oppervlakkig en diep zijn.
Wat bedoel ik met diep en oppervlakkig?
Een paar voorbeelden kunnen dit duidelijk maken.

Een praktijk als astrologie, bijvoorbeeld, grossiert in oppervlakkige analogieën. Omdat de planeet Mars een vage rode kleur vertoont, wordt hij geassocieerd met vuur en bloed en dus met de god van de oorlog. Omdat Saturnus zich langzaam schijnt te bewegen in zijn baan, wordt hij vergeleken met een oude man en dus met de god van de klok en de ouderdom.

Een diepe analogie, daarentegen, is de vergelijking van segmenten van ijskolommen, geoogst in gletsjers, met die van jaarringen van bomen. Die analogie is niet oppervlakkig (de ene reeks van segmenten is verticaal, de andere horizontaal) maar gebaseerd op een fundamenteel inzicht: dat de opeenvolging van ijslaagjes hetzelfde zegt over het ‘leven’ van de gletsjer als de opeenvolging van jaarringen over de boom. En de analogie gaat nog dieper, want boomringen en ijslagen zeggen ook iets over de omstandigheden waarop het ijs en het hout zijn aangegroeid – daarom worden beide groeiprocessen ook gemeten om er klimaatschommelingen uit af te lezen – en om elkaars informatie te bevestigen of te ontkennen.

In de pandemie zijn twee begrippen leidend geworden. De twee vergelijkingen waarop ze gebaseerd zijn, luiden als volgt:
1. We zijn als samenleving in oorlog met het virus, dat met alle middelen moet worden verslagen.
2. De anti-corona maatregelen lijken op die van een dictatuur.

Over de vergelijking van pandemie en oorlog heb ik hier al vaker geschreven.

Het is gemakkelijk om te zien waarom politici als Macron, Johnson en Rutte naar de oorlogsmetafoor grijpen. Het uitroepen van een oorlog verenigt de achterban en mobiliseert alle beschikbare krachten in dienst van een gemeenschappelijk doel – de overwinning. Leiders kunnen hun autoriteit ermee bevestigen en zelfs uitbreiden. Van impopulaire kop van Jut word je een Vader des Vaderlands.

Dat zijn de ‘voordelen’.

Het gebruik van elke metafoor, echter, heeft ook nadelen, omdat een metafoor allerlei associaties en implicaties met zich meedraagt. Bij een oorlogsmetafoor denken we aan een vijand van buiten, een inzetten van alle middelen, een heldere strategie, een afgetekende overwinning. Al deze zaken kunnen in een vergelijking van toepassing zijn, maar misschien ook wel niet. Wie is bijvoorbeeld de ‘vijand’ in de pandemie? Het virus? Besmette mensen? Ongevaccineerden?
En welke middelen zijn dan geoorloofd? Het beperken van vrijheden voor iedereen? Het opsluiten van positief geteste mensen? Het uitsluiten van ongevaccineerden?
En wat zou een overwinning in deze oorlog betekenen? Een dragelijke belasting van de zorg? Een x aantal sterfgevallen? Helemaal geen besmettingen meer (crush the curve)?

De oorlogsretoriek kan ervoor zorgen dat we te snel en te gemakkelijk over deze lastige vragen heenstappen en voor een radicalisering kiezen. Het doel heiligt in een oorlog immers de middelen en alleen een totale overwinning lijkt aanvaardbaar.
Dit brengt ook met zich mee dat onze ‘soldaten’ zich op een manier kunnen gaan gedragen die bij uitstek bij oorlog past: fanatiek, gehoorzaam, agressief. Medelijden en geduld zijn niet langer deugden en personen aan de andere kant van het probleem worden niet langer als mens gezien, maar als vijand. Wie niet voor ons is, is tegen ons.

In dit schema fungeren ongevaccineerden al gauw als een vijfde colonne, als handlangers van het virus. Op zijn best worden ze nog gezien als misleide mensen, die op sociale media in de ban van complotdenkers zijn geraakt. Op zijn slechts zijn het mensen die, gedreven door ‘naastenhaat’, kwetsbare medeburgers de dood in jagen.

Ongevaccineerden kunnen zelf trouwens ook behoorlijk ‘vijandig’ gaan denken. In sommige kringen wordt vaccinatie als moord gezien en worden uitvoerende functionarissen weggezet – en bedreigd – als NSB-ers.
En in brede kring leeft het beeld van de corona-maatregelen als een soort van gezondheidsdictatuur. De vergelijking is hier weer eentje met de oorlog, met dan niet met een generieke oorlog, maar specifiek met de Tweede Wereldoorlog. Alleen is de bezetter hier niet het virus, maar onze eigen regering.

In zo’n context kan Thierry Baudet twitteren dat ongevaccineerden ‘de nieuwe Joden’ zijn (wat dan weer een aanklacht van het CIDI uitlokt)

en kunnen meer dan 52.000 mensen van de ‘Army of Love’ aangifte doen tegen Hugo de Jonge, omdat die hen zogenaamd impliciet zou hebben bedreigd door te zeggen dat de overheid ongeveer weet waar ongevaccineerden wonen (wat voor voorlichting en prikbussen ook best handig is, dunkt me).

Voor honderdduizenden mensen is de vergelijking duidelijk: Rutte en co zijn Nazi’s, gevaccineerden zijn NSB-ers, ongevaccineerden zijn Joden. Stap 1 is een QR-code, stap 2 is Dachau.

Binnen dat schema is een ‘ludieke’ actie als die van de Urkse jongeren dan ook niet bizar, maar meer dan logisch.

1536x864a

Net als van de oorlogsanalogie kan ook van de dictatuurvergelijking worden gezegd dat hij oppervlakkig is. De verschillen met de situatie van 1940 of zelfs 1933 zijn veel groter dan de overeenkomsten. Zeker is er een bevolkingsgroep die de toegang tot bepaalde zaken bemoeilijkt ziet (maar, tenminste in het systeem van 3G, er niet volledig van uitgesloten is). Deze groep is echter niet uitgezonderd op grond van een (arbitrair) permanent kenmerk (religie, culturele herkomst), maar op grond van een eigen keuze die hogelijk relevant is: namelijk zich niet te laten vaccineren en zo de kans op besmetting en ziekte aanzienlijk te vergroten.

Waar de dictatuur-vergelijkers gelijk in hebben: dat waakzaamheid geboden is en dat beperkingen zoals die het laatste jaar zijn ingevoerd, niet permanent mogen worden – en steeds, stap voor stap, goed moeten worden besproken. Maar dat gebeurt ook (al kan het altijd beter) in de ministerraad, het parlement, het OMT, de media, op straat…
Er is geen sprake van dat Hugo de Jonge met één pennenstreek een groep mensen hun rechten af kan pakken, laat staan dat de regering alleen handelt om de eigen macht te continueren, zoals Xi Jinping, of Aleksandr Loekasjenko (of coronasceptische politici als Donald Trump en Jair Bolsonaro). Iedereen die de huidige situatie in Nederland als die van een dictatoriale maatschappij ziet, is blind voor de verschillen met Wit-Rusland, Venezuela, Hong Kong, Xianjang, enzovoort (en helaas zo voort…).

Schade
Misleidende vergelijkingen met oorlog en dictatuur hebben de pandemie in mijn ogen nodeloos verergerd. Ze hebben dat gedaan door bepaalde tendensen in onze samenleving te versterken: ons melodramatische wereldbeeld, onze blootstelling aan schijngebeurtenissen en bullshit, en onze neiging tot slachtofferschap en ressentiment.

Het zal duidelijk zijn dat ‘oorlog’ een door en door melodramatische metafoor is. In melodrama’s draait het om een conflict van een hoofdrolspeler/protagonist en een andere speler/antagonist. Dit conflict heeft een duidelijk begin en einde en na afloop weet je wie er gewonnen heeft. Al naar gelang het resultaat wekt het melodrama drie soorten emoties op: vreugde/triomf (als de protagonist wint), wanhoop/verdriet (als de protagonist verliest) en woede/verontwaardiging (als de protagonist op een oneerlijke manier verliest).
(Het is geen toeval dat in dit schema een apart gevoel voor ‘oneerlijk winnen’ ontbreekt: de meeste mensen zullen ook een winst met doorgestoken kaarten als een triomf ervaren.)

‘Dictatuur’ is een beeldspraak die vooral het melodrama van protest voedt, zoals ook het populisme (volk versus elite) dat doet. Zij zijn groot en ik ben klein en het is niet eerlijk, o nee. Een dictatuur wint per definitie met onrechtmatige middelen, daarom noemen we het ook een dictatuur en geen democratie, zelfs als er sprake is van een ‘volksdemocratie’. Ergens heeft een elite de regels naar zijn hand gezet en zo op unfaire wijze de macht verworven – of misbruikt. Zo’n misstand lokt woede uit, zoals elke overtreding van de regels. Dat is de hele pointe van woede, dat het regelschenders bestraft en afschrikt.

De mensen die zich ten onrechte als verliezers van de strijd uit de bus zien komen, zakken vaak weg in ressentiment.
Ressentiment ontstaat uit statusangst, het gevoel dat je afglijdt op de maatschappelijke ladder (of niet zo hoog komt als je eigenlijk zou mogen verwachten). Alain de Botton heeft de oorzaken van statusangst gedefinieerd als liefdeloosheid, snobisme, irreële verwachtingen, meritocratie en ontkenning van afhankelijkheid.
We zien al deze zaken (versterkt) optreden in de pandemie.
Wie komt er in deze tijd niet aandacht en liefde tekort? Is iemands ‘corona-status’ (gevaccineerd, genezen, getest) niet grotendeels bepalend voor het meedraaien in de maatschappij? Hebben we ons niet allemaal overgegeven aan irreële verwachtingen, dat de volgende coronagolf langer uit zou blijven of misschien wel helemaal niet meer zou komen? Doen we niet net alsof iemands gezondheid louter afhankelijk is van de eigen handelingen (gezond leven, afstand houden, vaccineren). En ontkennen we niet vaak de afhankelijkheid van anderen, bijvoorbeeld om in drukke situaties veilig te zijn?

En de vergelijking met oorlog en dictatuur maakt alles nog scherper en moeilijker. Aan een vijand kun je niet om liefde en aandacht vragen, van een vijand wil je niet afhankelijk zijn. Bovendien wil je in een oorlog of een dictatuur de ander zijn status van winnaar niet gunnen: in een oorlog vecht je door, tot de dood – en in een dictatuur berust je misschien wel in je nederlaag, maar je ontkent dat de ander een ‘echte’ legitieme winnaar is.

Tot slot de opmars van schijngebeurtenissen en bullshit.
Schijngebeurtenis is een begrip dat ik heb overgenomen van de Amerikaanse historicus Daniel Boorstin. In The Image (1961) gebruikt hij deze term (pseudo event) voor een gebeurtenis die niet spontaan tot stand komt, maar wordt georganiseerd om gereporteerd te worden – en zichzelf in nieuwe schijngebeurtenissen te vertakken.
De schijngebeurtenis is een soort self fulfilling prophecy. Typerend is ook de ambigue relatie tot de onderliggende werkelijkheid.
Boorstin noemt als voorbeeld van schijngebeurtenis een pr-evenement in een hotel. Er is geen nieuwsfeit dat het evenement legitimeert (zoals een jubileum, of een opening) en dus ook niet om het verslag van het evenement te rechtvaardigen. Sterker nog, het verslag is de reden van het evenement: de bijeenkomst wordt alleen maar georganiseerd om een krantenverslag op te leveren.

Van dergelijk schijn-nieuws staan onze kranten tegenwoordig vol. Logischerwijs is de heersende vorm hierbij dan ook niet die van het verslag, maar van interview of column. En op tv: interview of discussie.
Voor de ‘nieuwsmakers’ gaat er het er steeds minder om het nieuws te verslaan, maar veeleer om nieuws te maken.

In principe is corona natuurlijk een ‘echte’ gebeurtenis – maar een pandemie als oorlog is dat niet: dat is op zijn best een interpretatie van een gebeurtenis, en op zijn slechtst een poging om van die pandemie een oorlog te maken. Door dagelijkse cijfers van aantallen slachtoffers, door ‘frontberichten’, door de creatie van ‘zorghelden’, door ‘het virus’ te personaliseren. Alles om het volk maar te mobiliseren.

Hand in hand met schijngebeurtenissen gaat het verspreiden van bullshit.

De beste analyse van het fenomeen bullshit komt uit het populaire essay ‘On Bullshit’ van de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt. Frankfurt beschrijft hierin het verschil tussen bullshit en het verwante begrip leugen.
Allereerst is een leugen een gerichte uitspraak, een leugen heeft een focus. De leugen probeert op een specifieke plek in een web van overtuigingen een onwaarheid te plaatsen, omdat de leugenaar een voordeel heeft bij deze specifieke onwaarheid (of de waarheid hem zou schaden).
Een leugen is een ‘zet’ in een spel dat om waarheid draait. De leugenaar weet wat waar is, of denkt dat in elk geval te weten, maar kiest ervoor iets te zeggen dat onwaar is – met de pretentie dat het waar is.
Bullshit werkt heel anders. Allereerst heeft het geen focus: bullshit komt niet in enkelvoudige vorm, als een bepaalde uitspraak – je verspreidt het, als mest (waar de metafoor ook vandaan komt). En bullshit is geen zorgvuldige poging om in een web van waarheden een specifieke onwaarheid aan te brengen – een bullshitter is bereid de gehele context te verzinnen, als dat nodig is.

In de huidige situatie zien we de verspeiding van bullshit vooral in het ‘dictatuur’-kamp, bij bullshit artistiesten Thierry Baudet en Wybren van Haga. In navolging van natuurtalent Geert Wilders hebben zij ontdekt dat er een verdienmodel zit in het creëren van ophef, het doet er niet toe waarover. Reuring omwille van de reuring.
Zoals Baudet het heeft geformuleerd: Forum voor Democratie zal ophef zijn – of zal niet zijn.

Natuurlijk ontkent FvD dat het hen om de ophef an sich gaat – die zou alleen het gevolg zijn van hun taboe-doorbrekende uitspraken, die het establishment aangrijpt om ophef te creëren. Maar het is duidelijk dat het Baudet (en sinds dit jaar ook Haga) vooral om die ophef gaat, niet zo om het taboe. Daarom kiest Baudet steeds de meest provocerende vorm en doet hij ook geen enkele poging consequent te zijn. Voor Baudet is er geen waarheid of leugen, er is alleen aandacht (en zendtijd, en toeschouwers, en geld) of geen aandacht. Daarom zegt Baudet, als een echte bullshitter: mijn meningen zijn feiten. Niet omdat alles wat hij zegt waar is, maar omdat hij het onderscheid tussen meningen en feiten verwerpt.
En hij staat daarin niet alleen.

In een maatschappij die een oorlog voert tegen een virus en tegelijk tegen zichzelf, vieren bullshit, nepnieuws, samenzweringstheorieën, bedreigingen, wij-zij denken, angst, woede en ressentiment hoogtij.
Samen vormen ze een perfect storm, die misschien wel tot self fulfilling prophecy (de ultieme schijngebeurtenis) zou kunnen leiden: tot een samenleving die in een interne oorlog vervalt en dan de uitweg in een dictatuur zoekt.