347. Tegen (over)interpretatie

Posted on 20 aug 2021 in Blog, Featured, Uncategorized

347. Tegen (over)interpretatie

Vorige keer heb ik het gehad over de analyse van Covid-19 als metafoor, in navolging van het werk van Susan Sontag in de jaren zeventig en tachtig. In Ilness as Metaphor en AIDS and its Metaphors bekeek de Amerikaanse schrijfster hoe ziektes overwoekerd kunnen worden door beeldspraak (ziekte als oorlog, als straf van God, als moreel falen) maar ook op hun beurt andere processen (politiek, economie, immigratie) kunnen verhelderen – en verduisteren.

Want beeldspraak kan een zegen en een vloek zijn. Het kan ons beter inzicht geven in wat we (nog) niet kennen, maar ook ons verleiden tot denkschema’s (LIEFDE IS EEN REIS, EEN PROBLEEM IS EEN TEGENSTANDER) die misschien niet (meer) passend zijn.

Aan het begin van IaM steltSontag dat je bij de omgang met ziekte beter niet in beeldspraak verstrikt kunt raken:

Mijn punt is dat ziekte geen metafoor is, en dat de meest waarheidsgetrouwe manier om ziekte te bekijken – en de gezondste manier om ziek te zijn – het meest gezuiverd is, het meest resistent is tegen metaforisch denken.

In AIDSaiM verduidelijkt Sontag dit nog verder:

Natuurlijk, je kunt niet denken zonder metaforen. Maar dat betekent niet dat er geen metaforen zijn die we beter ongebruikt kunnen laten of laten verdwijnen. Zoals, natuurlijk, alle denken interpretatie is. Maar dat betekent niet dat het niet soms juist is om ’tegen’ interpretatie te zijn.

Metaforen zijn dus voorbeelden van interpretatie, waar volgens Sontag niet om interpretatie gevraagd wordt. Haar credo is dat je niet altijd kunt zeggen of aanwijzen wat iets betekent; soms kun je beter zo goed mogelijk kijken hoe iets werkt of wat iets doet.
Wij leven in een cultuur, zegt Sontag, die altijd zoekt naar wat ‘erachter’ zit; die de diepte in wil, of dat nu materiële omstandigheden zijn (zoals bij Marx) of psychologische oorzaken (Freud).

Sontag is haar loopbaan begonnen als kunstcriticus, en volgens haar is veel kunstkritiek verpest door de zucht naar betekenis, de jacht op interpretatie van een kunstwerk. In haar ogen reduceert die interpretatie een kunstwerk tot zijn ‘inhoud’ of ‘boodschap’, terwijl waardevolle kunst die zaken helemaal niet hoeft te bevatten. Of het bevat veel méér dan dat.

Goede kunstkritiek, zegt Sontag in haar essay Against Interpretation, toont niet wat een werk betekent, maar hoe het is wat het is, en misschien alleen maar dat het is wat het is.
Met andere woorden: hoed je voor interpretatie, want bijna alle interpretatie is overinterpretatie – je legt er meer van jezelf in dan van het werk (het verschijnsel) zelf.

In haar essays over ziekte past ze dezelfde esthetica toe.

Covid als metafoor
Sontag (ze stierf in 2004) heeft de corona-tijd natuurlijk niet meer meegemaakt, maar een aantal van haar analyses treffen ook op de huidige situatie toe. Zo heeft ze correct voorzien dat een goed begrepen ziekte als Covid zich niet leent voor een overdracht op allerlei maatschappelijke processen. Dat gaat beter met aandoeningen die vele, onbegrepen (of half begrepen) oorzaken hebben en van alle kanten op ons af lijken te komen, zoals tuberculose in de negentiende eeuw en kanker in de twintigste. Dat soort ziektes is ‘vruchtbaar’ en leent zich voor overdracht op verschillende terreinen – niet een virus dat al voor zijn eerste Europese slachtoffer door wetenschappers genetisch was ontrafeld. En misschien is corona in het individuele geval gewoon wel niet dodelijk en afschuwwekkend genoeg om te dienen als een beeld van alles wat afstotend is. (Of, wat ook kan: het lijden van corona-patiënten is zo onzichtbaar, in verpleeghuiskamers en intensive care-afdelingen, dat we er geen goed beeld van hebben.)

Het begrip ‘virus’ is zelf echter wel een dankbare metafoor, dat had Sontag goed voorzien. Begonnen met de computer-metafoor van een geïmporteerd stukje software zien we overdrachtelijke virussen nu overal in onze samenleving opduiken (“Language is a virus”).

Andere zaken die Sontag bevestigd zou zien in de huidige pandemie: de aantrekkingskracht van de metafoor ZIEKTE ALS OORLOG; en de identificatie van een besmettelijke ziekte met iets dat van buiten komt, iets vreemds (het Chinese virus, de Britse variant).

Wat ik de vorige keer nog niet besprak is de alomtegenwoordige neiging om ziektes te moraliseren, iets wat volgens Sontag al eeuwen gaande is. Bij de oude Grieken was ziekte (zeker een epidemie) vaak een straf van de goden. In het Christelijke perspectief is ziekte het gevolg van zonde. In de wetenschappelijk en psychologische negentiende eeuw wordt ziekte iets dat verklaard wordt uit karakter – dat is nog meer moraliserend, en hard.

In de afgelopen eeuw heeft hebben ideeën van een ’type’ mens voor hart-en vaatziekten en een psychologische ‘aanleg’ voor kanker wijde verspreiding gevonden. En als we ziektes niet moraliseren vanwege iemands persoonlijkheid, dan doen we het om iemands gedrag: je krijgt hartklachten omdat je teveel rood vlees at, en kanker omdat je rookte.

Je wordt ziek omdat je iets fout hebt gedaan, op zijn minst omdat je jezelf niet genoeg om je gezondheid hebt bekommerd. Niet gezond genoeg gegeten, te weinig bewogen. Teveel stress opgebouwd.
Ziekte is onbalans, gebrek aan orde, matigheid, voorzichtigheid (en ‘vooruitzicht’).
Bij Covid treft dat verwijt van onbalans niet zozeer de individuele patiënt als wel de samenleving in zijn geheel. De oversprong van het corona-virus en zijn verspreiding zijn volgens die gedachte te wijten aan een verkeerde omgang met de natuur. Overbevolking, bioindustrie, vernietiging van habitats, overbodige verplaatsingen. De pandemie is een gevolg van consumentisme – Covid als op hol geslagen globalisering.

Een andere manier waarop Covid gemoraliseerd wordt is natuurlijk in de drang om zondebokken te vinden. Allereerst de Chinezen – wat in de winter van 2020 tot een aanzienlijke stijging van anti-Aziatisch gedrag leidde. Vervolgens mensen die zogenaamd de tweede golf ‘veroorzaakt’ hadden – jongeren, vakantiegangers. De derde golf was daarna de schuld van uitgaanspubliek – we herinneren ons feestende jongeren op het Plein in Den Haag – en shoppers op Black Friday (en voor Sinterklaas en Kerst). Wat ons bij de vaccinatiecampagne bracht, die in andere landen eind december startte en bij ons pas in januari – en dat was natuurlijk de schuld van Hugo de Jonge. En daarna beschuldigden we de GGD, en de Gezondheidsraad, en weer Hugo de Jonge, en Astra-Zeneca, en weer Hugo de Jonge, en mensen die voordrongen bij de vaccinatie en mensen die hun beurt juist voorbij lieten gaan, en jongeren die gingen ‘dansen met Jansen’ – en toen weer Hugo de Jonge.
En nu is er de behoefte om niet-gevaccineerden aan te klagen voor hun vaccinatievrees, die het einde van de corona-maatregelen uitstelt.

In een pandemie is er altijd genoeg schuld in omloop, kennelijk.

Op een gezondheidscrisis een moreel stempel drukken is, denk ik, altijd een vorm van over-interpretatie.
Moraliseren voegt aan een causale verklaring – die op zichzelf vaak al twijfelachtig is – een kwalificatie van goed of fout toe. Die duim omhoog/duim omlaag is van zichzelf natuurlijk geen feit, maar een interpretatie.
Zo zien conservatieve critici de verspreiding van geslachtsziekten als een gevolg van ongeoorloofde seks: het loon van de zonde is de dood (Romeinen 6,23). In de jaren tachtig werd AIDS in sommige kringen als de gay plague, de homo-pest, beschouwd – een duidelijk voorbeeld van ‘God straft de sodomieten’. Deze interpretatie was toen al omstreden en is nu onhoudbaar (alleen al vanwege de miljoenen heteroseksuele slachtoffers, bijvoorbeeld in Afrika). In elk geval heeft ze niets bijgedragen aan de bestrijding van AIDS. Integendeel, zelfs de voorbarige identificatie van AIDS als een ziekte van homoseksuelen leidde alleen maar tot onbegrip en misverstanden, en tot een vertraagde ontdekking van HIV als veroorzaker van AIDS.

Misschien helpt moraliseren in sommige gevallen. Er zijn mensen die claimen dat de Joodse spijswetten (eet geen varkensvlees, vermeng geen bloed- en melkproducten) verkapte hygiène-regels zijn en zo Joodse gelovigen gezond hebben gehouden. Maar zelfs als dat zo is, pakt een morele interpretatie vaak net zo vaak negatief uit als positief, alleen al omdat het mensen van elkaar scheidt.

Neem de corona-pandemie. We zouden ons daarbij kunnen concentreren op het virus, hoe het precies verspreid wordt, wat tegen die verspreiding gedaan kan worden, hoe het virus precies werkt in ons lichaam, hoe we ons tegen die effecten kunnen verdedigen en hoe we de ontwikkeling kunnen ombuigen. Hoe we zouden kunnen leven met een virus dat waarschijnlijk niet meer weggaat, omdat wereldwijde groepsimmuniteit onhaalbaar is.
Wat voegt het in dit kader toe wanneer we de samenleving verdelen in schuldig en onschuldig, zelfzuchtig en onzelfzuchtig, verantwoordelijk en onverantwoordelijk? Want het typische is: iedereen die deze etiketten hanteert, plakt ze op verschillende groepen. Volgens de een is iedereen die zich niet aan een lockdown houdt, onverantwoordelijk bezig. Volgens de ander is iedereen die pro lockdown is, blind voor de nevenschade. De een noemt een jongere die ging ‘dansen met Jansen’ schuldig aan het oplopen en doorgeven van het virus, de ander vindt geen schuld – ze hielden zich immers aan de regels van de overheid. De een vindt vaccinweigeraars zelfzuchtig – ze denken niet aan groepsimmuniteit – de ander vindt ze onzelfzuchtig: ze bewaken de vrijheid in onze samenleving.

Waar het ene deel van de maatschappij gedrag A immoreel vindt, acht het andere deel A de hoogste vorm van moraliteit.
Moraliseren verbindt niet en lost geen sociale problemen op – het is een vorm van (over)interpretatie die de feiten (hoe iets is) verduistert achter de waarden (hoe iets hoort te zijn). Het verbergt het is achter het ought.

(Helemaal averechts en wreed pakt een moraliserende houding uit in het individuele geval, waar een persoon moreel verantwoordelijk wordt gehouden voor het eigen lot: krijg je Covid na een vaccinweigering of een bezoek aan een discotheek, dan is dat geen pech maar gewoon je eigen schuld.)

Persoonlijk denk ik dat moralisering van een pandemie averechts werkt – het leidt alleen maar tot een pandemonium van verontwaardigde stemmen.

In onze ingewikkelde samenleving is een morele kijk op de zaken niet altijd de meest effectieve.
Wat voor alternatief er is? Daarover volgende keer meer!