315. Het recht om gekwetst te worden

Posted on 8 dec 2020 in Featured, Uncategorized

315. Het recht om gekwetst te worden

Zo. Het Sinterklaasseizoen is weer voorbij, deze keer overschaduwd door corona en Black Lives Matter. Murw gebeukt door de pandemie of bezweken voor het morele appel van anti-racisitisch activisme hebben veel Nederlanders een ommezwaai gemaakt. Ze zijn nu bereid Zwarte Piet in te ruilen voor een minder kwetsende variant – en waarschijnlijk zal dat de roetveeg Piet worden.

Her en der waren er dit seizoen nog Zwarte Pieten te zien, als Japanse soldaten die zich na WO II op een tropisch eiland verstopten – of Trumpisten die weigeren The Donald’s verkiezingsnederlaag te erkennen. Maar het debat is duidelijk voorbij. Scholen volgen het Sinterklaasjournaal, kinderen groeien nu op met de roetveeg Piet en volwassenen veranderen met tientallen procenten per jaar van mening.

Ik heb deze ommezwaai twee jaar geleden aangekondigd, maar verwachtte eerlijk gezegd dat het een paar jaar langer zou duren.
Wat heeft de zaak in een stroomversnelling gebracht? Zoals ik al zei: vanwege corona en BLM was dit een bijzonder jaar. Corona slokte veel energie op, vooral van de ressentiments-protesteerders die Covid-19, vaccins, 5G, Bill Gates en de EU wantrouwen. De pandemie ontmoedigde ook openbare betogingen met de daaraan gepaarde relletjes – eerder het life blood van de discussie.

In alle kringen voelde je de moeheid – mensen hadden simpelweg na zes jaar geen zin meer in het ‘gedoe’ rondom Zwarte Piet. Alleen de mensen van Kick Out Zwarte Piet waren gevitaliseerd door de gebeurtenissen, zij surften op de golf van verontwaardiging die in de zomer door de VS en West-Europa ging na de dood van George Floyd. En zo bleek het helemaal niet nodig dat Akwasi elke Zwarte Piet die hij tegenkwam op zijn bek sloeg – Zwarte Piet trok zich terug in een paar particuliere huishoudens en verstopte zich voor de openbaarheid.

Gekwetst
Het opmerkelijke van de zwijgende overgave van veel aanhangers van Zwarte Piet was daarbij dat ze niet bezweken voor de argumenten van KOZP, maar eerder voor het gedoe. Zoals Herman Vuijsje afgelopen vrijdag in de NRC schreef: driekwart van geraadpleegde Nederlanders achtte de knecht nog steeds niet racistisch van aard, maar een aanzienlijk kleiner deel wil voor de traditionele figuur de barricades op. Tientallen procenten van onze bevolking denkt nu: ik zie Zwarte Piet niet als racistisch stereotype, maar als mensen door hem gekwetst worden mag hij best worden aangepast. Een (vrij) onverschillige meerderheid wil zich best door een gepassioneerde minderheid de wet laten voorschrijven.

Tenminste, in sommige gevallen.

Want zoals Vuijsje ook beschrijft: er was recentelijk nog een kwestie waarbij een gekwetste en gepassioneerde minderheid een beroep deed op de meerderheid om haar te ontzien, en daarbij ging de slinger de andere kant uit.

Afgelopen weken zorgde het vertonen van (oude) spotprenten van moslimterroristen in de schoolklas voor veel opschudding, met name door de reacties van leerlingen, ouders en jihadisten – die in Frankrijk een docent vermoordden en in Nederland een leraar tot onderduiken dwongen. Imams en moslimpolitici pleitten vervolgens voor een verbod op afbeeldingen van Mohammed.

th

De overheid en een meerderheid in de samenleving reageerden hier niet op met begrip, laat staan met berusting en instemming. Integendeel, mensen wonden zich enorm op over de islamitische (of, indachtig de woorden van president Macron, islamistische) reacties. Inclusief de nette (in letterlijk parlementaire taal gestelde) motie om een afbeeldingsverbod in te stellen.

Vuijsje wijst op de tegenstelling in deze reacties op gepassioneerde gekwetste minderheden en hij meent hierin hypocrisie en discriminatie te kunnen signaleren. Volgens hem wordt er met twee maten gemeten. En hij vermoedt dat dit gebeurt omdat de moderne Nederlandse maatschappij zich wel met het anti-racistische perspectief van KOZP kan identificeren, maar niet met het religieuze perspectief van moslimleerlingen en DENK.

Is dit een juiste analyse?

Analogie
Ik heb het op deze plek al vaak geschreven: het maken van vergelijkingen (dit is als dat) is de brandstof en het vuur van het denken (een mooie metafoor, wat zelf ook een vorm van vergelijking is, van Douglas Hofstadter en Emmanuel Sander). Menselijk redeneren gebeurt doorgaans via maken van analogieën tussen situaties, sterker nog: redeneren is doorgaans het maken van analogieën tussen analogieën.

Vuijsje stelt dat Zwarte Piet, als karikatuur van een zwarte persoon, in zijn kwetsende karakter overeenkomt met een gekarikaturiseerde Mohammed. Als we racistische kwetsing in het ene geval veroordelen, moeten we dat in het andere geval ook doen met godsdienstige kwetsing.

Klopt deze analogie?

Ik denk van niet. Of beter, ik denk dat de analogie tussen beide kwesties oppervlakkig is – en dat een diepere vergelijking belangrijke verschillen toont.
Wat bedoel ik met diep en oppervlakkig?
Een paar voorbeelden kunnen dit duidelijk maken.
Een praktijk als astrologie, bijvoorbeeld, grossiert in oppervlakkige analogieën. Omdat de planeet Mars een vage rode kleur vertoont, wordt hij geassocieerd met vuur en bloed en dus met de god van de oorlog. Omdat Saturnus zich langzaam schijnt te bewegen in zijn baan, wordt hij vergeleken met een oude man en dus met de god van de klok en de ouderdom.
Een diepe analogie, bijvoorbeeld, is de vergelijking van segmenten van ijskolommen, geoogst in gletsjers, met die van jaarringen van bomen. Die analogie is niet oppervlakkig (de ene reeks van segmenten is verticaal, de andere horizontaal) maar gebaseerd op een fundamenteel inzicht: dat de opeenvolging van ijslaagjes hetzelfde zegt over het ‘leven’ van de gletsjer als de opeenvolging van jaarringen over de boom. En de analogie gaat nog dieper, want boomringen en ijslagen zeggen ook iets over de omstandigheden waarop het ijs en het hout zijn aangegroeid – daarom worden beide groeiprocessen ook gemeten om er klimaatschommelingen uit af te lezen – en om elkaars informatie te bevestigen of te ontkennen.

In beide gevallen hebben we een gekwetste, gepassioneerde minderheid, zegt Vuijsje, en het enige relevante verschil tussen beide kwesties is dat het de ene keer racisme en de andere keer religie betreft. En dat is een irrelevant verschil, dat niet tot discriminatie van moslims mag leiden.

Hier stopt zijn analyse, terwijl ik denk dat die nog wat verder moet gaan.

Bedenk namelijk eens in welke context en met welke bedoeling de betreffende spotprenten (van Kurt Westergaard, Charlie Hebdo en Joep Bertrams) werden getekend en gepubliceerd. Niet om een bevolkingsgroep belachelijk te maken aan de hand van stereotiepe kenmerken (die ze al dan niet bezitten), maar om een specifieke groep van gewelddadige gelovigen aan te klagen – gelovigen die te vuur en te zwaard hun overtuigingen aan anderen willen opdringen.

Wie jihadistische moordenaars bespot, steekt niet de draak met moslims of gelovigen in het algemeen. Hij neemt alleen mensen de maat die zich in woord en gedrag op onverdedigbare wijze uiten – wie zou willen verdedigen dat het genuanceerd bespreken van een cartoon in een klaslokaal een vrijbrief voor doodslag is? Dan zou Akwasi mij mogen komen doodslaan als ik een raptekst met ‘niggah’ citeer.

Vergelijk dit met de figuur van Zwarte Piet: hier wordt niet bespottelijk gedrag van bepaalde mensen aan de orde gesteld, maar wordt een karikatuur van een gehele bevolkingsgroep gemaakt. Of dat zo bedoeld is en hoe kwetsend deze karikatuur is: daar zijn veel mensen het niet over eens. Maar dan nog blijft het punt staan dat hier niet bepaalde, identificeerbare mensen als clowneske knechten worden neergezet op grond van dingen die ze zelf gezegd en gedaan hebben – nee, zwarte mensen worden uitgebeeld als vrolijke dienaars, op grond van oude vooroordelen uit de negentiende eeuw. En misschien hebben we die vooroordelen wel afgeschud, maar we hebben de uitbeelding intact gelaten. En het hele punt van KOZP is dat het ongerept laten van die traditionele uitbeelding best problematisch is.
Dit zou geen controversieel standpunt moeten zijn.

We zouden een ‘moslim’-variant van Zwarte Piet hebben als er een feest was waarin Nederlandse mensen in tulband rondliepen met geiten om zich heen. Dat zou ongetwijfeld racistisch zijn en terecht worden bestreden.

En een ‘zwarte’ variant van de anti-jihadistische cartoon kan ook best bestaan, als een zwarte persoon iets doet wat het bespotten waard is. Neem bijvoorbeeld de woede-aanval van Serena Williams tijdens de US Open finale van 2018.

Een spotprent daarover in een Australische krant werd meteen als ‘racistisch’ bestempeld, maar dat lijkt me onverdedigbaar. Dan zou je geen cartoon meer mogen maken van een lid van een minderheid, ook niet als die persoon iets bespottelijks doet.
(Ja, je kunt – met enige moeite – doen alsof de afgebeelde vrouw niet Serena Williams is maar een generieke boze zwarte vrouw, die op stereotiepe en daarom racistische wijze wordt afgebeeld. Maar het is evident dat de tekenaar dat niet zo bedoeld heeft en dat hij alleen deze ene gedraging van deze ene persoon wilde aankaarten.)

En daarbij komen we bij het belangrijkste punt van de hele zaak, wat mij betreft.

Wie kritiek op woorden en daden wil ontmoedigen of zelfs verbieden omdat de bekritiseerde persoon zich gekwetst zou kunnen voelen – of omdat mensen die niet zelf bekritiseerd worden zich per ongeluk met die persoon zouden kunnen identificeren en zo, plaatsvervangend, gekwetst kunnen worden – die zegt daarmee eigenlijk dat er mensen zijn die niet kunnen omgaan met kritiek; die geen controle hebben over hun gevoelens; die niet op een rationele manier kunnen beoordelen of een kritische opmerking of afbeelding terecht is; die zo fragiel zijn dat ze als kinderen beschermd moeten worden.

Dat is pas een karikatuur, en een zeer schadelijke bovendien.

Recht
Ik weet niet precies hoe het in Nederland zit, maar in de VS bestaat er het expliciete recht om aangeklaagd te worden. Op het eerste gezicht lijkt dat een vreemd recht, the right to be sued, maar bedenk wat het betekent: het betekent dat je het recht hebt om beloftes te doen en afspraken te maken (bijvoorbeeld door een contract te tekenen). Want als je die belofte vervolgens niet nakomt, kun je aangeklaagd worden.
Stel dat je dit recht om aangeklaagd te worden niet zou bezitten: dan zou je ook geen afdwingbare belofte meer kunnen doen – met je aansprakelijkheid zou ook je vermogen tot handelen verdwijnen. Je zou, juridisch gezien, in een kind veranderen.

En hetzelfde zou gebeuren als we besluiten dat sommige mensen (de koning!) of sommige bevolkingsgroepen, niet gekwetst mogen worden: we veranderen hen daarmee in kinderen. En dat is op zijn minst problematisch.

Tegen specifieke beledigingen moeten mensen natuurlijk in het geweer kunnen komen (en zo mogen jihadisten, of Serena Williams, ook best kritiek hebben op de wijze waarop ze worden afgebeeld). Maar een generiek verbod op kwetsen (of dat nu in de wet wordt verankerd of alleen afgedwongen door Twitter-heksenjachten): dat moeten we niet willen. De gekwetsten op de allerlaatste plaats.
Zij zouden moeten opkomen voor hun recht om gekwetst te kunnen worden.