304. Het woordenboek van geaccepteerde bullshit: agency

Posted on 12 sep 2020 in Blog, Bullshit, Featured

304. Het woordenboek van geaccepteerde bullshit: agency

Het begrip agency is altijd al een voorbeeld van vrij obscuur jargon geweest. In bepaalde filosofische, psychologische, economische en sociologische theorieen wordt het gebruikt om iets te verduidelijken over menselijke actie – met welk woord het de Latijnse herkomst agere, handelen, deelt. De verschillende vakgebieden proberen daarbij de subtiele relaties tussen individuele human agency en algemene (menselijke en niet-menselijke) structuren in kaart te brengen.

Geen van die theoretische toepassingen van agency heeft het tot dagelijks taalgebruik geschopt, waarschijnlijk vanwege de subtiliteit van de betreffende theoretische uitwerkingen – en het feit dat we met de noties van ‘actie’, ‘verantwoordelijkheid’, ‘bezit’ of ‘keuze’ al begrippen hebben die in specifieke contexten beter werken dan het vagere, overkoepelende agency.

Merkwaardig genoeg heeft zich nu echter een gebruik van agency verspreid waarin de betekenis van de term aanzienlijk is veranderd – bijna in zijn tegendeel – en de sprong van wetenschap naar alledaags spraakgebruik wel is gemaakt.
Dat wil zeggen: agency is nog steeds jargon, maar het is nu jargon dat door een grote groep mensen wordt gebruikt.

Anti-racisme
Die grote groep van ‘agency-zeggers’ is de groep van antiracisten. Wat betekent het woord in hun gebruik?
We kunnen dit illustreren aan de hand van een voorbeeld. Het is niet recent, maar wel representatief. En het legt de zaken goed uit, omdat het uit een van de eerste artikelen komt, waarin moderne antiracisten geportretteerd worden.

In een NRC-artikel van 2015 worden Nederlandse antiracisten als Anousha N’Zume, Mariam el Maslouhi, Arzu Aslan en Seada Noorhussen geinterviewd. Zij zetten zich met name af tegen ‘witte’ Nederlanders die ook tegen racisme zijn:

Dat is het lastige voor niet-zwarte deelnemers aan de discussie over racisme – ze hebben hierin het minste recht van spreken, zegt Aslan, ze hebben geen agency. „Ze zouden wat meer moeten luisteren in plaats van het gesprek te domineren.”

Het lastigst is dat misschien nog wel voor de mensen die menen dat ze in de discussie aan de ‘goede’ kant staan. Peter R. de Vries en Tanja Jess die op tv pleiten voor een ander uiterlijk van Zwarte Piet – „gevaarlijk”, vindt Arzu Aslan. „De juiste posities moeten worden bekeken door de juiste mensen. Je kunt pas werkelijk spreken van emancipatie als Zwarte Piet verandert omdat een zwarte zegt dat hij moet veranderen; anders is het een gunst van een witte.”

en

Aangezien ze op de ladder van ongelijkheid onderaan staan, staan zwarte mensen bovenaan als het om recht van spreken gaat. Agency heet dat, zegt Aslan. Het is een van de woorden die in de discussie over institutionele witte arrogantie steeds terugkomen [zie lijstje]. Deze vrouwen en andere activisten delen een reeks van begrippen die buiten dit domein zelden worden gebruikt. Ze zijn meestal Engels aangezien de discussie internationaal is en wordt gedomineerd door Amerikaanse schrijvers en activisten als Ta-Nehisi Coates (Between the World and Me), DeRay McKesson en Robin DiAngelo („Zij is wit, maar ze kent haar plek”, zegt Aslan. „Ik bedoel: ze is zich bewust van haar positie ten opzichte van niet-witte mensen.”)

Agency betekent in deze context dus ‘recht van spreken’ – als in: “je hebt pas recht van spreken als je het zelf hebt meegemaakt.”

Nu zit er natuurlijk iets in, dat ervaring met X tot recht van spreken over X leidt. Als ik iets over, pakweg, de protesten in Wit-Rusland wil weten, hoor ik het liefst van een ‘Belarus’ oppositie-leider of een deelnemer aan de demonstraties. Of van mijn part een vertegenwoordiger van het regime. Bij gebrek daaraan heb ik ook wel belangstelling voor een buitenlandse correspondent of een diplomaat die in Minsk gestationeerd is geweest. Ik ben niet geinteresseerd in iemand die wel eens in Moskou is geweest of die ooit aan protesten in Caracas of Hong Kong heeft meegedaan.

Let wel: het liefst hoor ik van meerdere mensen in meerdere posities, vanuit meerdere invalshoeken. Het is namelijk heel wel mogelijk dat de diplomaat of journalist nuttige kennis heeft van het regime van Loekasjenko – kennis die de ervaringen van de demonstrant aanvult.

Ombudsman Sjoerd de Jong van de NRC bepleitte onlangs een analyse van anti-racisme artikelen voor een dergelijke pluralistische aanpak. Hij opperde dat je op drie manieren over racisme kunt schrijven:

een horizontale of ‘alledaagse’ (inclusief repeterende vragen als ‘waar kom je vandaan’), een verticale ‘institutionele’ (bij organisaties en instanties) en een meer expliciet ‘theoretische’ (politiek, media en wetenschap). De VS, met een historie van anti-zwarte Jim Crow-wetten, zouden in elk geval hoog scoren op de institutionele dimensie. Nederland een stuk lager, maar wie weet juist hoog op de alledaagse dimensie (en met de opkomst van boreale partijen ook op de theoretische as). En uiteraard staan die dimensies niet los van elkaar.

De Jong constateerde ook dat recente artikelen zich vooral op het horizontale niveau van alledaagse, persoonlijke ervaringen hebben gericht en dat de krant meer ‘huiswerk’ moet doen op het ‘institutionele’ en het ’theoretische’ niveau.

Als we het hebben over agency en ‘recht van ‘spreken’, dan is het duidelijk dat we ons op niveau 1 bevinden. Mensen als Clarice Gargard of Sylvana Simons hebben op dit niveau van racisme veel meer ervaring en dus veel meer recht van spreken dan hun niet-zwarte landgenoten.

Geldt dit echter ook voor niveau 2 en 3? Ik zou niet weten waarom.
Net zoals de gearresteerde demonstrant in Minsk wel een slachtoffer van staatsgeweld is maar daarom nog geen deskundige op dat gebied, hoeven mensen die racisme persoonlijk ervaren niet het laatste word te hebben over racisme op institutioneel of theoretisch niveau.

Bullshit
Agency als recht van spreken is dus geldig met zekere beperkingen – beperkingen waarvan anti-racisten zich soms niet bewust lijken te zijn. Wat maakt de term tot bullshit?

Wat agency tot bullshit maakt is de positie van het begrip in de gehele ideologie van anti-racisme, die weer uit de Amerikaanse humaniora komt, uit de critical theory.

De theoretische achtergrond van de strijd om maatschappelijke gerechtigheid (social justice) wordt ook wel cultuurmarxisme genoemd – en hoewel er verschillen zijn met klassiek marxisme is er ook een belangrijke overeenkomst.
Beide vormen van marxisme willen een vorm van ideologie-kritiek zijn: ze willen ingenomen standpunten en hun argumenten ontmaskeren als pogingen om een bepaalde maatschappelijke orde te handhaven. Bij klassiek marxisme is die orde er een van dominantie van de bourgeois (met name over de middelen van productie); bij cultuurmarxisme gaat het om de heerschappij van westerse witte mannen.

In cultuurmarxistische (en anti-racistische) ogen is elke relativering, elke nuancering van racisme (op elk van de drie niveaus) een poging om witte dominantie te beschermen. Er bestaat geen waarheid, er bestaat geen objectiviteit: er bestaat alleen ideologie, alleen machtspolitiek.

Op raadselachtige wijze zou de antiracist, de social justice warrior echter vrij moeten zijn van ideologische oogkleppen en zou de machtsanalyse van de cultuurmarxist wel objectief moeten zijn. In zijn meest scherpe vorm: witte mensen begrijpen er volgens dit perspectief niets van, maar zwarte mensen hebben de waarheid in pacht.

Mij lijkt dit aperte onzin. En dat het onzin is, blijkt alleen al uit het begrip agency zelf. Immers, als witte mensen alleen maar spreken (inclusief wanneer ze zich tegen racisme uitspreken!) uit een verlangen de witte dominantie te (her)bevestigen, wat voor zin heeft het dan om te appelleren aan hun zin voor billijkheid – en om jezelf te beroepen op een ‘recht’ van spreken, gebaseerd op persoonlijke ervaringen? Geef dan ruiterlijk toe dat je uitsluiting van witte mensen een power grab is, een poging om zelf de maatschappelijke ladder te beklimmen door anderen naar benden te duwen.

Dat antiracisten zich nu eens van naakte machtsinstrumenten bedienen (heksenjachten op Twitter, oproepen tot boycots of ontslagen) en dan weer van redelijke, objectieve argumenten: het is een variant van de aloude voorburcht-hoofdburcht tactiek. Het ene moment sla je wild om je heen en kijk je of je weg kunt komen met geweld, dreigementen of loze beschuldigingen. Het andere moment gedraag je jezelf redelijk en doe je een beroep op de redelijkheid van je tegenstander.
(Dit is de Akwasi-stijl van actievoeren.)

In antiracisme, in de hele strijd voor sociale rechtvaardigheid is men helaas blind voor de ideologische balk in het eigen oog. Er zijn voor social justice warriors geen feiten, behalve dat er bepaalde structurele onrechtvaardigheden bestaan – dat is een feit. Er is geen waarheid, maar activisten spreken truth to power.

Het uitwissen van de grens tussen waarheid en feit, om naar believen – en in eigen voordeel – om te kunnen gaan met ‘feiten’: dat is naar mijn mening klassieke bullshit.
Of cultuur-bullshit.
Agency als beroep op een bepaald recht, een appel aan mensen die zogenaamd blind zijn voor onrecht, is in mijn ogen een begrip dat niet verder verspreid zou moeten raken (God beware ons dat het net zo ingeburgerd raakt als het al even zinloze culturele toe-eigening).
Mensen die agency claimen vanuit hun huidskleur of geslacht of seksuele voorkeur of etniciteit of leeftijd of een andere distinctie: prima als ze dat doen op niveau 1 en als ze erkennen dat op niveau 2 en 3 van discriminatie alleen de objectieve feiten tellen – niet gevoelens of overtuigingen.
Het is niet prima als ze niveau 1, 2 en 3 door elkaar halen en een losse, alledaagse ervaring tot ‘institutionele’ discriminatie uitroepen.
Dat is geen agency, het is gewoon bullshit.