296. Dagverlichting: zomer

Posted on 15 jul 2020 in Blog, Featured, Uncategorized

296. Dagverlichting: zomer

Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of vol je jezelf ene beetje opgejaagd?

Hier is een moment voor jezelf.

Begin met het lezen van het volgende gedicht, en de bijbehorende bezinning.

Begin zomer – Ingrid Jonker

Begin zomer en de zee
een opengebroken kweepeer
de lucht als een kind
z’n ballon
hoog boven het water
Onder de parasols
als gestreept snoepgoed
mieren van mensen
en de gulle lach van de baai
heeft gouden tanden

Kind met het gele emmertje
en de vergeten vlecht
je mond is zowaar een klokje
de huig de kleine klepel
Jij bespeelt de zon de hele dag
als een ukelele

Zomer
Het mooie van dit gedicht van Ingrid Jonker is niet alleen de rijkdom aan zomerse beelden – rijp fruit, ballon in blauwe lucht, parasols, zonnebaders, gouden licht, zomerse muziek – maar ook dat het een beeld schetst van een Zuid-Afrikaanse zomer. En dat doet ons weer beseffen dat het begrip ‘zomer’ niet alleen aan een tijd gebonden is, maar ook aan een plaats.
In Zuid-Afrika, realiseren we ons, is het nu helemaal geen zomer. Gelegen aan de andere kant van de wereld beleeft het land nu winter – de zomer is pas aan het eind van het kalenderjaar.

En er zijn natuurlijk ook plaatsen waar het helemaal nooit zomer wordt. Op de evenaar kennen ze geen zomer, alleen het droge en het natte seizoen. En op de polen is het altijd winter – hoogstens is die winter een deel van het jaar wat minder streng.

Zomer, en herfst, en winter, en lente, heb je alleen in de gematigde zones, ongeveer halverwege pool en evenaar. Dus op andere plekken kunnen ze wel een begrip als ‘zomer’ of ‘winter’ gebruiken, maar het betekent dan noodzakelijkerwijs iets anders dan bij ons.

Zoals zomer zelfs bij ons, in Nederland, voor verschillende mensen iets heel anders kan inhouden. We kunnen ons bijvoorbeeld een plattelandsbewoner voorstellen voor wie de zomer, zoals ook de andere seizoenen, wordt gekenmerkt door bepaalde natuurlijke ontwikkelingen en kringlopen:

In de zomer groeien pasgeboren dieren op, zie je jonge ooievaars uitvliegen en de jonge kievieten rondlopen. Libellen vliegen boven de sloot, waar schaatsenlopers en schrijvertjes over het water lopen. Rupsen kruipen over de brandnetels, de akkerdistel verspreidt zijn vruchtbare pluisjes. De zomerzon doet de vruchten rijpen van de vlierbes – van groen naar naar rood naar zwart. De Sint Jansvlinder komt te voorschijn na Sint Jacob (25 juli) en de Sint Jacobsvlinder verschijnt voor Sint jan (23 juni) – een ogenschijnlijke tegenspraak, maar niet een innerlijke in de natuur, maar eentje tussen natuur en cultuur.

En dat brengt ons op de andere betekenis van ‘zomer’: de culturele. Want je zou jezelf ook een stadsbewoner kunnen indenken voor wie de zomer helemaal niet wordt bepaald door natuurlijke verschijnselen – en nauwelijks door warme en zonnige dagen – maar vooral door menselijke, sociale gebeurtenissen. Zomer is voor zo iemand de tijd dat de scholen dicht zijn, mensen naar het buitenland gaan, festivals plaatsvinden (zomer is dan ongeveer de tijd van Pinkpop tot Lowlands), de grote sportkampioenschappen worden gehouden. Het is typerend dat de zomer voor veel mensen (en zeker de publieke omroep) vooral een ‘sportzomer’ is, met EK of WK voetbal, Wimbledon, Tour de France, Olympische Spelen en WK atletiek.

Het zal duidelijk zijn dat de huidige ‘Corona-zomer’, waar geen grote sportevenementen plaatsvinden, veel minder mensen naar het buitenland gaan en scholieren de laatste vier maanden veelal thuis zaten, een andere zomer is dan de andere.

En toch: als we een gedicht als ‘Begin zomer’ lezen, of als we de themamuziek van deze keer, ‘Magnolia’ van J.J. Cale beluisteren, dan kost het ons weinig moeite die ene eindeloze zomerdag voor de geest te halen, die de essentie van ‘zomer’ lijkt uit te maken. Want meer nog dan bij de winter, en zeker meer dan bij overgangsseizoenen herfst en lente, lijkt de zomer een gevoel van eeuwigheid, van onveranderlijkheid, van permanentie met zich mee te brengen. En zwoele zomerdag lijkt er voor altijd te zijn, van halverwege de ochtend tot halverwege de avond zijn licht en temperatuur ongeveer hetzelfde en lijkt de zon stil te staan en de tijd niet voort te schrijden.
En zeker in deze tijd, het midden van de zomer, waarin elke dag ongeveer even lang is en er gedurende een maand maar een paar minuten bij komen of af gaan, lijkt de zomer iets wat nooit meer ten einde zal komen.
Natuurlijk, we weten dat de dagen straks weer korter gaan worden en dat we onherroeplijk richting de herfst gaan. Maar zolang de natuur nog groen is, de lucht nog blauw, de zon nog van goud – zolang voelt het alsof de huidige toestand nooit zal veranderen.

En misschien is het ook wel fijn dit gevoel even te koesteren. Over een paar weken beginnen de eerste blaadjes al te verkleuren en kan het ’s avonds al een keer fris zijn. Maar nu is dat nog ondenkbaar. Nu is het nog zomer. En nu doen we nog net alsof dat altijd zo zal blijven.

Denk twee minuten na over wat zomer voor jou betekent:

https://www.youtube.com/watch?v=48z7nQaehWI

En beluister dan het volgende lied J.J. Cale:

https://www.youtube.com/watch?v=slVJRzwVWVQ