290. Dagverlichting: jezelf zijn

Posted on 22 mei 2020 in Blog, Dagverlichting, Featured

290. Dagverlichting: jezelf zijn

Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of vol je jezelf ene beetje opgejaagd?

Hier is een moment voor jezelf.

Begin met het lezen van het volgende gedicht, en de bijbehorende bezinning.

Jij – Dennis O’Driscoll

Wees jezelf, toon je wormige ogen
aan de wereld, geef geen reden tot zorgen,
was het buikige lichaam waarin je
leeft, verdraag de ziektes
die jouw voorrecht zijn –

de prognose geldt voor niemand anders dan jou;
jij bent het die elke ochtend opstaat
in je eigen huid, jij die je eten kauwt
met je gevulde tanden, die
knoflookadem of overgewicht krijgt, jij die vreest,

jij die hoopt, jij die betreurt, jij die wegloopt.
De aarde heeft je ertussen geschoven, ruimte gemaakt;
elk gezichtsverlies dat je ervaart is alleen van jou –
jij met dezelfde dagelijkse stemmingen, schulden,
vermoedens, voedseltrends, afkeren, Achilleshielen.

Je voert zo goed mogelijk de taak uit om
fulltime jezelf te zijn; jij wakend en dromend,
ten allen tijde, wekelijks, maandelijks, jaarlijks, levenslang,
vol van jezelf zoals een kaarslont vol is van vet,
zich wentelend in zelfontkenning, zelfachting.

Jezelf zijn
Waarom spreekt het gedicht ‘Jij’ van Dennis O’Driscoll me aan? Daar zijn meerdere redenen voor.
Allereerst verwoordt het gedicht hoe ingewikkeld het eigenlijk is, jezelf zijn, en hoe je identiteit de optelsom, of misschien wel het product, van vele verschillende factoren is.

Als je alleen al naar de lichamelijke kant kijkt: is degene die ’s ochtends uit bed stapt dezelfde als die ’s avonds naar bed is gegaan? Is het buikige lichaam hetzelfde als zijn slanke voorganger? Is het zieke lichaam identiek aan het lichaam in gezonde toestand, of andersom, ben je na genezing nog wel dezelfde persoon?

Wie knijpt zich niet na een slechte prognose in de arm: ben ik dat, die dit overkomt – dit gebeurt toch alleen anderen? Mijn lichaam verrast me als het ziek wordt, ik ben bijna geneigd te zeggen dat het me verraadt – maar hoe kan dat, als ik mijn lichaam ben?

Een mensenlichaam hebben is een ingewikkeld ding, dat op fabelachtig complexe wijze samenhangt met wie je bent, maar op een bepaalde manier er toch ook weer niet helemaal mee samenvalt. En het wordt allemaal nog ingewikkelder wanneer je er geestelijke zaken als ‘stemmingen, schulden, vermoedens, voedseltrends, afkeren, Achilleshielen’ aan toe voegt.

En dat zijn dan alleen nog maar individuele dingen: op alles hebben ook nog andere mensen invloed, door hun verwachtingen, hun eisen, hun instemming, hun afkeuring, hun aanmoediging.

Wat helpt, denk ik, om met de complexiteit om te gaan, is om niet langer over jezelf te denken als een ding, maar meer als een begrip.

Wie is Toine? Als baby was hij X1, als kleuter X2, als basisschoolleerling X3, enzovoort. Als zoon is hij Y1, als broer Y2, als geliefde Y3, enzovoort. Vanochtend was hij Z1, vanmiddag Z2, vanavond Z3.
Toine is niet één concreet en onveranderlijk ding, hij is een verzameling van instanties van Toine-heid. Zoals er een verzameling van even getallen kan zijn, of van rode dingen.

Een andere manier om hetzelfde te zeggen:
In de scholastiek, de klassieke filosofie van de Hoge Middeleeuwen, hadden denkers als Thomas van Aquino bedacht dat mensen een samenstelling zijn van het individuele en het algemene. Het individuele, het principium individuationis was in hun ogen het lichamelijke – het feit dat je een bepaald stuk ruimte inneemt, iets stoffelijks waar je naar kunt wijzen. Als je in gezelschap vraagt: wie is Toine? dan kan het antwoord zijn: daar zit hij.

Behalve – lichamelijk – individu is een mens echter ook iets dat deelneemt aan het algemene, bedachten de scholastici. Elk mens is immers een concrete instantie van een abstract begrip – een voorbeeld. Zo ben ik een voorbeeld van een man, een zoon, een Nijmegenaar, een filosoof, een amateurmuzikant… Maar ik ben niet de Nijmegenaar, ik ben die, specifieke Nijmegenaar, daar, op die bank.

Omdat scholastici bij uitstek consequente denkers waren, concludeerden ze dan ook dat zaken die geen lichamelijk bestaan hebben, ook geen individuen konden zijn, maar dat het zich daarbij eerder om onderscheiden soorten handelt. Een engel, derhalve, omdat die geen stoffelijk lichaam heeft, is dus ook niet een exemplaar van de soort engelen, maar vormt een eigen, afzonderlijke soort.
Soort – dat wil zeggen begrip.

En dan kom ik terug bij mij – bij ons.
Anders dan Thomas en zijn vrienden zie ik het lichaam niet als iets simpels, enkelvoudigs, waar je naar kunt wijzen. Want als je naar mij wijst, waar wijs je dan naar? De man, de zoon, de vriend, de Nederlander, de spreker, de luisteraar, de muzikant?

In mijn ogen zit de complexiteit, het algemene in al zijn facetten, altijd al ingebakken in het individu – en je zou dat zo kunnen uitdrukken: elk mens is op zichzelf al een eigen soort.

En dan begrijpen we ook waarom jezelf zijn zo ingewikkeld is, en zo zwaar kan zijn.
En dat brengt me ook terug naar het gedicht van Dennis O’Driscoll: wat me er ook zo in aanspreekt is de toon van het gedicht, en vooral van het einde. Het is de toon van aanmoediging, aanmoediging van acceptatie.

Aanvaard wie je bent, zegt O’Driscoll, maar aanvaard ook dat je misschien niet helemaal bent wie of wat je zelf verwacht en gehoopt zou hebben – en wat anderen van je verwachten. Je kunt niet anders dan zo goed mogelijk omgaan met overwinningen en nederlagen, meevallers en teleurstellingen. Wie en wat je bent is tegelijk een plicht en een voorrecht.

Je kunt niet meer doen dan je best – ‘je voert zo goed mogelijk de taak uit fulltime jezelf te zijn’ – en de ene keer lukt dat beter dan de andere keer. Maar daar moet je niet van gaan wanhopen, lees ik in het gedicht, al is het begrijpelijk dat je regelmatig van zelfachting naar zelfverachting switcht, omdat je nu eenmaal vol bent van jezelf, zoals een kaars van kaarsvet.

En misschien is dat ook nog wel een les die je erin kunt lezen: dat je niet zo vol moet zijn van jezelf.

Denk twee minuten na over wat jezelf zijn voor jou betekent:

En beluister dan het volgende lied van Antony and the Johnsons (gezongen door Antony Hegarty, nu transgender artiest Anohni):