282. Dagverlichting: belofte

Posted on 21 mrt 2020 in Blog, Dagverlichting, Featured

282. Dagverlichting: belofte

Ga rustig zitten. Kijk eens om je heen. Hoe is het licht? Vertellen je zintuigen je hoe laat het is, welke tijd van het jaar? Wat hoor je? verkeer of vogels? Is het lekker warm, of zit je een beetje te kleumen? Of is het eigenlijk te warm, of te vochtig?
Hoe voel je jezelf? Fit, of een beetje under the weather? Ben je relaxt, of vol je jezelf ene beetje opgejaagd?

Hier is een moment voor jezelf.

Begin met het lezen van het volgende gedicht, en de bijbehorende bezinning.

Haar Eerste Week -Sharon Olds

Ze was zo klein dat ik de wieg een halve tel scande
totdat ik haar vond, op haar buik in een hoek, slap
als iets dat neer was gegooid, of gevallen
van een hemel een paar centimeter boven het matras. Ik
duwde haar arm langs haar zij
en draaide haar langzaam om. Ze rolde
deel voor deel om, als een lading
vochtige was in de droger. Ik schoof
mijn hand erin, onder haar nek,
liet de ander onder haar rug glijden
en tilde haar op. Haar kleine achterste
zat in mijn handpalm, haar borst bevatte
de gekreukelde, gegolfde blaasjes, en haar nek –
ik was bang van haar nek, en een keer dacht ik bijna
dat ik hem zachtjes hoorde knappen,
ik keek naar haar en ze draaide haar leien
ogen en keek me aan. Het was onder
mijn hoede, het wezen van haar ruggengraat, als de eerste
chordadieren, alsof de geschiedenis
van de gewervelden in mijn handen was geplaatst.
Elke keer dat ik keek was ze nog steeds
bij ons – ooit zou er een menselijk
ras zijn. Ik kon het niet in haar ogen zien,
maar als ik haar voedde, bijeengaarde
als een boeket en mijn borst
aanbood, grijsachtig wit, en gegroefd met
minuscule littekens als beekjes in zonlicht, dan
voelde ik dat ze serieus was en geloofde dat ze wilde blijven.

Belofte
Behalve dat het gedicht ‘Haar eerste week’ van Sharon Olds een meesterwerk van observatie en formulering is, bewonder ik het ook als verwoording van wat een baby in de eerste plaats is: een impliciete belofte.

Elke baby belooft op zijn minst dit: dat zij – of hij – zal blijven en dat de ogenschijnlijke kwetsbaarheid van nu (het gevoel van vergankelijkheid, het gevoel dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn, dat het nekje zo kan knappen) precies dat is: ogenschijnlijk.
In werkelijkheid is een baby doorgaans heel robuust en daarom kunnen we een pasgeboren leven ook zien als meer dan wat het nu, op dit moment is – we kunnen het zien als voorbode van wat gaat komen. Deze baby zal een peuter worden, een kleuter, zal naar de basisschool gaan, naar het voortgezet onderwijs. Zal een persoonlijkheid ontwikkelen, vriendschappen sluiten, verliefd worden. Een studie kiezen, een loopbaan, een relatie.
Deze baby zal volwassen worden en dan misschien die belofte ook weer doorgeven aan haar eigen kinderen, die op hun beurt hetzelfde traject zullen doorlopen – “ooit zou er een menselijk ras zijn.”
Zoals talloze generaties, niet alleen van mensen maar ook van mensapen, apen, knaagdieren, zoogdieren, reptielen, amfibieën, vissen, gewervelden – Olds laat de geschiedenis lopen vanaf de chordadieren, de eerste voorouders die iets als een ruggengraat hadden.

Al die voorouders groeiden op en vormden, zou je kunnen zeggen, voorbeelden van impliciete beloftes die werden ingelost door het leven. Door de evolutie.

Het bijzondere van mensenbaby’s, nu, is volgens mij dat zij van wezentjes die een impliciete belofte doen, veranderen in wezens die expliciete beloftes doen. Die kunnen zeggen: morgen kom ik bij je spelen. Of: als jij mij nu de helft van jouw koekje geeft, geef ik jou de volgende keer de helft van het mijne.

Naarmate een mensenkind opgroeit, wordt het steeds meer een onderdeel van een gemeenschap van wezens die beloftes kunnen doen. Volwassen worden betekent bij uitstek dit: dat je beloftes kunt doen en dat anderen je daar ook aan zullen houden.
Een dier kan geen expliciete beloftes doen. Een kind kan het wel, maar we weten dat we niet op de inlossing van die belofte kunnen rekenen. Een kind kan niet overzien wat de belofte inhoudt, kan de belofte misschien niet waarmaken.

Van een volwassene verwachten we dat wel. Een volwassene wordt geacht in de positie te zijn te zijn om een belofte te kunnen doen. Vrij, met een bepaalde, noodzakelijke mate van macht en verantwoordelijkheid. En binnen die sfeer doe je beloften.
Een volwassene wordt ook geacht te begrijpen wat er wel en niet beloofd kan worden.
Ik kan beloven dat ik morgen bij je op bezoek kom. Niet dat morgen de zon op gaat. Daar ga ik niet over. Of dat NEC dit jaar kampioen wordt. Zelfs als ik daar op een bepaalde manier over zou gaan, als ik bijvoorbeeld de directeur van NEC zou zijn, of de trainer, dan zou ik dat nog niet kunnen beloven.

Ik denk dat we menselijk opgroeien vooral zo kunnen zien: als het veranderen van een impliciete belofte in een expliciete. Of van iemand die belofte is in iemand die een belofte doet.

Wees twee minuten stil, en bedenk wat ‘belofte’ voor jou betekent.

En luister naar de volgende belofte van Johnny Cash: