277. Steken onder water

Posted on 13 feb 2020 in Blog, Featured, Uncategorized

277. Steken onder water

Halverwege het vorige decennium waaide een Amerikaanse term, micro-agressie, over naar onze contreien. Hoewel je de term soms tegenkomt, lijkt het het begrip bij ons echter niet te beklijven. Toch zou het een handig concept kunnen zijn – mits we niet in de valkuil trappen om van alles als kleine daden van agressie aan te duiden. In die valkuil zijn veel Amerikanen helaas wel getrapt.

Wat is micro-agressie? In principe is het een term die kleine blijken van – doorgaans verbale – agressiviteit aanduidt. Wat wij steken onder water noemen. Kleine beledigingen, zo subtiel dat ze je ook zo maar kunnen ontgaan.

Een meester van het genre is de douairière in het kostuumdrama Downton Abbey:

Bij Downton Abbey zijn het vooral familieleden die het moeten ontgelden, maar in onze samenleving worden vooral minderheden getroffen door verbale of non-verbale blijken van vijandschap. Denk aan de beledigingen die dezer dagen richting mensen van Aziatische afkomst gaan, uit afkeer van China en angst voor het Covid-19 virus.
Demonstratief gaan hoesten als er iemand van Chinese afkomst in een bus stapt. Met mondkapjes poseren bij een Chinees restaurant. Een carnavalsliedje met als refrein “Voolkomen is beter dan Chinezen”.

Dat dergelijk daden en woorden vijandig zijn, en daarmee agressief, lijkt me evident.

Er zijn echter ook voorbeelden waar de agressie helemaal niet duidelijk is – en waar je jezelf kunt afvragen of de analyse van micro-agressie niet meer schade veroorzaakt dan de oorspronkelijke ‘kwetsende’ daad.
In Amerika, bijvoorbeeld, bestaan nu op universiteiten lijsten van (uitingen van) micro-agressies waarin helemaal geen vijandigheid of afkeer zit, maar die desalniettemin als kwetsend kunnen worden ervaren. Of nog beter: als kwetsend kunnen worden uitgelegd.

Zo is het op Amerikaanse campussen inmiddels not done om te spreken over de VS als meritocratie (zoals de VS als the land of opportunity of ‘de beste kandidaat moet de baan krijgen’). Daar zou iemand die niet slaagt namelijk de boodschap uit kunnen halen dat zijn mislukking ‘eigen schuld’ is, en dat kan als kwetsend ervaren worden.
Evenzeer is de uitdrukking melting pot taboe, omdat die identiteit en individualiteit zou ontkennen.

Het probleem bij een dergelijke lijst is de karakterisering van dergelijke uitingen als ‘vijandig, denigrerend en negatief’ of die vijandigheid nu ‘bedoeld of onbedoeld’ is.
Dat kan niet.
Waar (in dit geval) de Universiteit van Californië aan voorbij gaat, is het feit dat vijandigheid altijd intentioneel is. Als iemand mij een duw geeft, is dat een (kleine) daad van agressie. Als iemand per ongeluk tegen mij aanstoot, niet.

Waar mensen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten, kan er veel misgaan in de communicatie. En er is ook niks mis met de adviezen van UCLA aan hun studenten om voorzichtig om te gaan met mensen uit een ander land, een andere cultuur, met een andere moedertaal, een andere seksuele voorkeur, een ander geslacht.
Iets heel anders is het om misverstanden, ongelukkige uitlatingen, blijken van onwetendheid, kortom wat wij een faux pas noemen, onder de noemer agressie te scharen.

Recentelijk kwam de Nederlandse voetbaltrainer Ron Jans in het nieuws vanwege een onhandig voorval. Jans, een liefhebber van hiphop, had in de kleedkamer een nummer meegezongen, inclusief het in rap veelgebruikte woord ‘nigger’. Kennelijk wist Jans niet dat blanken in de VS dit woord niet behoren uit te spreken, maar alleen aan te duiden als ‘het n-woord’. Zijn onbekendheid met deze gewoonte kwam hem op een beschuldiging van racisme te staan, met een bijbehorende mediastorm. Jans’ club zag zich zelfs genoodzaakt hem tijdelijk op non-actief te zetten.

Niet elke ongelukkige opmerking is echter een afwijzing of belediging. Als ik iemand op een feestje ontmoet met een Afrikaans of Aziatisch uiterlijk en hem naar zijn achtergond vraag, kan dat heel wel vervelend zijn voor de aangesprokene, die een dergelijke vraag misschien al ontelbare malen heeft moeten beantwoorden. Wat het niet per definitie is: een daad van racisme, met als impliciete boodschap dat de ander ‘geen echte Nederlander’ is. Kan ik niet oprecht geïnteresseerd zijn in iemands achtergrond? Net als wanneer ik bij een ‘witte’ Nederlander naar haar achtergrond kan vragen, wanneer ik een accent hoor dat ik niet thuis kan brengen?

Ik kan begrijpen als een ‘streepjes-Nederlander’ een beetje moe wordt van vragen zoals de mijne. En ook nog wel als hij er een beetje door geïrriteerd raakt. Maar ‘gerechtvaardigd woede’, als reactie op vermeend racisme? Dat begrijp ik minder goed.

Wat de hele leer van ‘onbedoelde micro-agressie’ miskent is dat je jezelf wel onrechtvaardig behandeld kunt voelen, maar dat dit niet hetzelfde is als onrechtvaardig behandeld zijn.

Dat er een verschil is tussen de twee, wist al Seneca, die ons in zijn De Ira (Over de Woede) voorhoudt:

En de eerste oorzaak van een woede-aanval is de mening dat ons een onrecht is aangedaan. We moeten die niet te gauw ernstig nemen. We moeten zelfs niet onmiddellijk afgaan op wat open en duidelijk is. Want sommige onwaarheden wekken een bedrieglijke schijn van waarheid. (De Ira II, xxii, 2)

Volgens Seneca moeten we niet te snel oordelen, maar ons de tijd gunnen om de situatie te beoordelen. En we moeten ons niet door achterdochtige vermoedens laten leiden.

Het meeste kwaad sticht lichtgelovigheid. Dikwijls moeten we maar niet eens luisteren, omdat het in bepaalde gevallen beter is illusie te koesteren dan wantrouwen. Uit onze geest moet argwaan en achterdocht worden weggenomen, omdat die ons op de meest bedrieglijke manier inspireren. (II, xxiv,1)

Achterdocht vindt altijd wel een reden, zegt Seneca. Wat we nodig hebben is onbevangenheid.

Wanneer we mensen leren om een onhandige, maar niet verkeerd bedoelde opmerking als een bewuste daad van racisme te behandelen, creëren we een omgeving waarin permanente woede tot voortdurende (groeps)conflicten zal leiden.

Een betere reactie dan woede: wanneer de aangesprokene tegen mij iets zou zeggen als ‘ik begrijp dat je het niet verkeerd bedoelt, maar het kan overkomen of je mij niet als bona fide Nederlander beschouwt…’ Dan zou ik kunnen bevestigen dat ik het inderdaad niet kwaad bedoelde, waarmee de kou (of beter: de hitte) uit de lucht zou zijn genomen.
En wat nog mooier is: de aangesprokene zou zich geen ‘slachtoffer’ meer voelen, maar iemand die het heft in eigen handen heeft genomen om een vervelende situatie ten goede te wenden.

Behulpzaam
Is de Amerikaanse mode van onbedoelde micro-agressie dus (met een Amerikaanse omschrijving) not helpful, er kan van de term ook een handiger gebruik worden gemaakt. Dat is het geval, denk ik, wanneer we mensen erop attenderen dat ze, misschien onbewust, van kleine steken onder water een gewoonte hebben gemaakt.

Seneca waarschuwt ons ervoor om op elke slak zout te leggen, maar als we ons met een hele reeks slakken geconfronteerd zien, is het zaak daar iets tegen te doen.

Was sich liebt, dass neckt sich, zeggen de Duitsers. Wie van elkaar houdt, plaagt elkaar. Maar het omgekeerde is niet altijd waar: twee mensen die elkaar plagen, vormen niet per se een liefhebbend stel. En zeker niet als het altijd dezelfde is die plaagt en dezelfde die geplaagd wordt.

Wanneer ik iets fout doe, bijvoorbeeld bij het koken, kan mijn geliefde dat als aanleiding gebruiken om mijn kookkunsten in het algemeen te bespotten. En ik vat dat op als een teken van affectie. Maar wat als elk van mijn fouten, altijd en overal, een aanleiding zou zijn voor plagerijen? Zou ik het dan nog lief vinden?
Veel mensen raken verzeild in een patroon van negatieve grapjes en kleineringen, van aandacht weigeren of voorkeuren negeren. Van zaken uit handen nemen of met anderen over iemands gebreken lachen. Dat alles kan onbewust en onbedoeld worden gedaan, maar het kan ook heel goed gebeuren met een venijnige ondertoon en nauwelijks verholen vijandigheid.

De term micro-agressie zou gebruikt kunnen worden om een dergelijk patroon aan de orde te stellen, of om je er zelf bewust van te worden.

Wanneer vijandigheid intentioneel is, betekent dit ook dat vijandigheid op een agressieve bedoeling wijst – ook als ik mij daarvan misschien niet bewust was. Als ik altijd sarcastisch ben tegen mijn geliefde, wil dat misschien wel zeggen dat ik niet echt (meer) van haar houd en dat ik mij, in die gespleten situatie, wel enigszins vijandig voel.
In elk geval betekent het dat er iets niet goed zit.

In die zin hebben de Amerikaanse gebruikers van de term gelijk: heb aandacht voor wat je woorden en gebaren bij anderen los kunnen maken en wat hun betekenis is – al schuilt die wellicht onder de oppervlakte.

Even belangrijk is echter wat Seneca ons leert: ga uit van het goede, wees niet onnodig wantrouwend, en koester onbevangenheid.