256. Racisme als melodrama

Posted on 5 sep 2019 in Blog, Featured, Uncategorized

256. Racisme als melodrama

De vorige keer besprak ik Uncle Tom’s Cabin, als opmaat voor een analyse van de Netflix-serie When They See Us. Die serie handelt over de onterechte veroordeling van vijf jongeren uit minderheidsgroepen, voor een verkrachting van een vrouwelijke jogger in Central Park, New York in april 1989.
Mijn typering van Uncle Tom als een melodramatisch pamflet maakt al duidelijk hoe ik WTSU zie: als een voorbeeld van hetzelfde. Echter: waar bij Uncle Tom het allesoverheersende schandaal van de slavernij een melodramatische aanpak rechtvaardigde, blijft voor WTSU de vraag overeind: als het een melodramatische aanklacht tegen racisme en discriminatie is, ‘werkt’ het dan of heeft de aanpak misschien toch meer nadelen dan voordelen?

Dat de problematiek van WTSU in het perspectief van de slavernij moet worden gezien, is vele malen benadrukt door makers en fans van de show. Hoofdrolspeler van het baanbrekende slavernij-drama Roots in de jaren zeventig, Levar Burton, twitterde dat de nieuwe serie, net als de oude “essential viewing for America’ was. Impliciete boodschap: het moderne rechtssysteem zet de misstand van slavernij in andere vorm voort.
In de speciaal aan de serie gewijde Oprah Winfrey Show (Oprah was trouwens een producente) stelt regisseur Ava DuVernay dat de onterechte veroordeling van de zogenaamde Central Park Five geen vergissing was en dat ‘het systeem’ niet ‘kapot’ is:

Het werd zo gebouwd. Gebouwd om te onderdrukken. Gebouwd om te overheersen. Gebouwd om de cultuur op een bepaalde manier vorm te geven zodat sommige mensen hier (boven) en sommige mensen daar (beneden) bleven. Het was gebouwd om winst te maken. Het was gebouwd voor politieke macht.

Met andere woorden: het Amerikaanse systeem van rechtspraak is in zijn wezen een onrechtvaardig systeem, net als slavernij, gericht op het onderdrukken van bruine en zwarte mensen. En de behandeling van Yusef Salaam, Kevin Richardson, Antron McCray, Raymond Santana en Korey Wise is geen miscarriage of justice, maar een ‘geslaagd’ geval van ingebakken onrechtvaardigheid.

Het is deze analyse die Ava DuVernay ertoe heeft gebracht een zwartwit (no pun intended) melodramatisch verhaal te vertellen waarin de politie- en justitiemensen de schurken zijn en de aangeklaagden de helden. Waarin de strijd begint op 19 april 1989 en eindigt – met WTSU, eigenlijk. “Jullie hebben gewonnen”, vertelt ze de vijf mannen in de Winfrey-special, hoewel duidelijk twee van de vijf, McCray en Wise, door de gebeurtenissen gebroken zijn en niet meer lijken te kunnen (en willen!) herstellen.
Een voorbeeld van DuVernay’s intentie het verhaal zwart-wit (pun intended) te vertellen: Bobby McCray speelde in de zaak van zijn zoon een cruciale rol door zijn zoon aan te raden een valse bekentenis af te leggen. Antron heeft zijn vader daarvoor nooit vergeven, zegt hij. In WTSU komt het echter tot een roerende verzoening-scene wanneer Bobby kanker krijgt en door Antron wordt verzorgd – ietwat in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden. Integendeel, Antron beschouwt zijn vader na vijfentwintig jaar nog met afschuw – “Ik haat hem”, zegt hij tijdens het interview.

Een dergelijke herschrijving is behoorlijk twijfelachtig, maar DuVernay wordt er niet over ondervraagd. Net zomin als over de andere keuzes die ze heeft gemaakt om de gecompliceerde werkelijkheid te vereenvoudigen en daarmee te vertekenen.
DuVernay beziet alles door de bril van racisme: voor haar is het rechtssysteem een systeem dat naar zwarte mannen kijkt en allereerst potentiële misdadigers ziet. In de serie laat ze dit parafraseren door hoofdaanklager Linda Fairstein: “Elke jonge zwarte man die gisteren in het park was, is een verdachte in de verkrachtinsgzaak.”
Met een dergelijke anti-racistische invalshoek naar de beruchte zaak kijken lijkt onproblematisch – draaide de zaak tegen de vijf jongens niet om ras? – maar laat belangrijke elementen weg (de achtergrondgeschiedenis van de serie wordt behandeld in een artikel in The Bulwark.com).

1. De serie minimaliseert de dreiging en het geweld van de groep jongeren, onder wie de veroordeelde vijf, die op 19 april 1989 door Central Park trok. Er wordt gesuggereerd dat lastig gevallen mensen dit zelf hebben uitgelokt, of dat geweld jegens een blanke fietser een vorm van vergelding is voor een eerdere aanval, door andere blanken in een andere wijk. En dat Fairstein de ernst van het pubergedrag opblaast. In feite was er een reeks niet uitgelokte aanvallen op voorbijgangers waarvan vele werden geterroriseerd, twee bewusteloos geslagen en eentje ernstig gewond.
DuVernay maakt bovendien duidelijk dat de vijf jongens niks met het wangedrag te maken hebben, wat evident onwaar is. Nog in 2002 gaven Richardson en Santana toe dat ze betrokken waren bij het geweld, alleen niet bij de verkrachting van de jogger. De aanklachten voor mishandeling werden in dat jaar dan ook niet teruggedraaid omdat de onschuld van de jongens was bewezen, maar omdat de onterechte veroordeling voor de verkrachting een nieuwe rechtszaak teveel zou beïnvloeden. Het Openbaar Ministerie achtte vervolging daarom niet meer haalbaar.
Waarom is dit een probleem? Niet zozeer omdat de jongens schuldig zouden zijn aan de mindere vergrijpen en daarom misschien ook wel aan het grotere. Dat is evident niet het geval. De weergave van WTSU miskent echter de golf van geweld die in de jaren zeventig en tachtig door New York ging en waarvoor het publiek – en de publieke opinie zoals vertolkt door de media – begrijpelijk zeer gevoelig was. DuVernay ziet alles door haar racisme-bril, maar feit blijft dat er veel misdaad en geweld was in New York in 1989 en dat dit in veel gevallen door jongeren uit minderheidsgroepen werd begaan. Dat constateren en vertellen is geen racisme.

2. Ook in 1989 waren er mensen die de vijf pubers verdedigden tegen het klaarblijkelijke onrecht van hun aanklachten en veroordelingen – echter, door zich op het (vermeende) racisme van de vervolgers te concentreren, wekten ze de indruk dat het hen niet ging om de waarheid, maar om een politieke strijd (dat verwijt kan DuVernay ook enigszins gemaakt worden). Enkele zwarte ‘kampioenen’ als dominee Al Sharpton en advocaten C. Vernon Mason en Alton Maddox stonden bekend als mensen die met graagte samenzweringstheorieën fabriceerden als het hen zo uitkwam. Bovendien werkte het uitspelen van de rassenkaart in de rechtszaal niet zo goed als het aanvechten van het zwakke bewijs zou hebben gedaan.
Verder leek de ‘racisme’-verdediging de dimensie van geweld tegen vrouwen niet serieus te nemen. Zowel de advocaten als verschillende zwarte media bezondigden zich meerdere malen van slut shaming jegens slachtoffer Meili, zodat ze vrouwvijandig overkwamen, in een tijd waarin de aandacht voor (seksueel) geweld tegen vrouwen net sterk toenam.

3. De fixatie op het vermeende racisme van OM en politie laat een ander belangrijk punt onvermeld: dat de strijd tegen verkrachting en ander geweld jegens vrouwen kan uitmonden in een heksenjacht waarin een verdachte bij voorbaat schuldig is.
In WTSU wordt die veronderstelling van schuld uitgelegd als bewijs van racisme, omdat de vijf verdachten een bruine huid hadden. Maar een latere rechtszaak van Fairstein, met een blanke verdachte, toont dat vervolging bij een verkrachting al gauw op een heksenjacht kon uitdraaien. In 1998 verkreeg Fairstein de veroordeling van blanke Oliver Jovanovic wegens verkrachting van een eveneens blanke vrouw. Toen hij bijna twee jaar van zijn 15-jarige straf had uitgezeten oordeelde een hoger gerechtshof dat de eerste rechtszaak ten onrechte vrijwarend bewijs had uitgesloten en dat Jovanovic moest worden vrijgelaten. Fairstein vocht dit zolang mogelijk aan, tot de oorspronkelijke aanklaagster in 2001 verklaarde van de zaak af te willen zien.
Fanatisme, tunnelvisie, de groepsdruk om tot een veroordeling te komen: het zijn allemaal fenomenen die rechtspraak bemoeilijken en die niet moeten worden verdekt door ze met de racisme-bezem onder het tapijt te vegen.

When They See Us is, zoals ik al eerder betoogde, een melodrama.
In een melodrama zijn de zaken helder:
Begin en einde van de strijd zijn duidelijk herkenbaar.
Op het eind van het conflict is er een winnaar en een verliezer.
De strijd vindt altijd plaats tussen, niet binnen partijen.

Tragedie wist al deze duidelijke grenzen uit. Tragedie zegt: er is geen begin en einde; er zijn geen winnaars en verliezers; het conflict is eigenlijk in jezelf.

Als DuVernay in haar verhaal aandacht had besteed aan de achtergronden van de publieke hysterie in 1989; aan de tegengestelde belangen in het ‘zwarte’ kamp; aan de wijze waarop een fanatieke strijd tegen verkrachting in een heksenjacht op jonge (niet alleen zwarte) mannen kan omslaan; dan had ze een tragedie gemaakt.
Die tragedie zou ons niet, zoals haar melodrama, de plaatsvervangende gevoelens van woede, verdriet en triomf en hebben gegeven. Maar wel de tragische gevoelens van medelijden (wat erg dat hen dit overkomt) en vrees (dit zou ook mij kunnen gebeuren).
Mij zou dat een verbetering lijken.

Het verschil tussen DuVernay en mij is natuurlijk dat ik het Amerikaanse rechtssysteem niet als een inherent onrechtvaardig systeem zie. Niet zoals slavernij, of lijfeigenschap, of apartheid, of het Volksgerichtshof van Hitler.
Ongetwijfeld zijn de misstanden in Amerikaanse rechtbanken en gevangenissen groot – zie bijvoorbeeld die andere (veel betere) gevangenisserie op Netflix, Orange Is The New Black. Of een analyse van John Oliver in Last Week Tonight:

Uit Oliver’s onderzoek blijkt dat het Amerikaanse rechtssysteem misschien inderdaad wel kapot is, maar niet dat het is opgezet om mensen te onderdrukken: de explosie van gevangenen en de buitenproportionele manier waarop dit Amerikanen van Afrikaanse afkomst treft, lijken mij te tonen hoe goede bedoelingen in hun tegendeel kunnen omslaan – en hoe kleine misstanden of fouten in het systeem gierend uit de klauwen kunnen lopen.
Niet dat het rechtssysteem is opgezet (door The Man) om zwarten eronder te houden.

Dus denk ik dat we meer kunnen leren van de tragikomische analyse van Last Week Tonight dan van de melodramatische weergave van When They See Us. Ondanks alle goede bedoelingen van de makers en de vele indrukwekkende elementen (vooral de acteerprestaties).

Uiteindelijk is het rechtssysteem, vind ik, echter geen slavernij – en het ‘verdient’ niet de eenzijdige weergave van een melodrama, maar de veelzijdige aanpak van een tragedie.

Uncle Tom vertekende de slavernij aanzienlijk, maar leidde tot de afschaffing ervan. When They See Us toont ons de misstanden in het Amerikaanse rechtssysteem op een manier die verbetering eerder moeilijker maakt dan gemakkelijker.